ONDERZOEK
1
,1. KWANTITATIEVE DATA-ANALYSE
1.1 INLEIDING
Statistiek is een instrument om vragen te beantwoorden.
Statistiek is de wetenschap die gaat over het verzamelen, verwerken, interpretatie en presentatie
van kwantiatieve data. (= cijfers analyseren)
We onderscheiden verschillende soorten statistiek:
- Beschrijvende statistiek: informatie organiseren en beschrijven
- Verklarende statistiek: verbanden zoeken tussen variabelen en op basis van een steekproef
een uitspraak doen over een grotere populatie.
1.2 INVOEREN VAN DATA
Kwantitatieve data worden ingevoerd in een datamatrix. (bv Excel)
Voor verklarende statistiek moeten meer verbanden gelegd worden tussen verschillende variabelen
en hiervoor kan je bv SPSS gebruiken. = Software waarin je data kan bijhouden en verbanden kan
leggen.
Als je vragenlijsten op papier aanbiedt of je doet bv bepaalde metingen, dan worden gegevens nog
vaak handmatig ingevoerd in de datamatrix.
1.2.1 HANDMATIG INVOEREN VAN DATA
In SPSS heb je 2 tabbladen, een data view en een variabele view.
- Data view zijn alle ingevulde gegevens
- Variabele view zijn gegevens met betrekking tot de variabelen (gestelde vragen)
Bij ‘measure’ kun je het meetniveau ingeven van de variabele.
Het is ook handig om op voorhand een aantal vaste antwoorden te definiëren en labels toe te
kennen. De 5e vraag betreft bv een vraag naar de studierichting. We hebben op voorhand 4
antwoorden = values (ASO, TSO, BSO en KSO) vastgelegd, zodat tijdens het invullen van de data
slechts een cijfer moet gegeven worden (1 voor ASO, 2 voor TSO,.)
1.2.2 DATA INVOEREN BIJ ONLINE VRAGENLIJSTEN
Als je gebruik maakt van online vragenlijsten, dan wordt jouw datamatrix automatisch gegenereerd.
Je kunt de data dan exporteren naar Excel of SPSS, en je hoeft de data niet zelf in te voeren.
1.3 BESCHRIJVENDE STATISTIEK
1.3.1 VARIABELE
Een variabele is iets dat kan variëren van persoon tot persoon of van meting tot meting. Bv: geslacht,
gewicht, pijnscore, zwangerschapsduur,..
In de onderzoeksvrag zit meestal minimum 1 variabele die we willen onderzoeken in een bepaalde
steekproef.
Later zullen we nog zien dat we ook verschillende variabelen met elkaar in verband kunnen brengen,
op een beschrijvende manier en op een verklarende manier.
2
, 1.3.1.1 MEETNIVEAUS
Het meetniveau van een variebele geeft aan in welke mate je deze variabele kunt gebruiken in
berekeningen.
- We onderscheiden 4 meetniveaus van ‘laag’ naar ‘hoog’: nominaal, ordinaal, interval en
ratio.
- Daarnaast onderscheiden we ook continue en discrete variabelen
o Continue variabelen kunnen elke mogelijke waarde waarnemen (bv leeftijd)
o Discrete variabelen kunnen slechts een beperkt aantal waarden aannemen (bv
pijnscore)
Bij het verzamelen van data (het gebruik van het meetinstrument), kies je een bepaald meetniveau
voor jouw data (jouw variabelen) en dit geeft gevolgen voor jouw analyses later.
Als je in jouw resultaten graag de gemiddelde leeftijd wilt weten van jouw respondenten, dan moet
je een open veld voorzien bij de vraag ‘leeftijd’ en ga je niet vragen dat men een bepaalde
leeftijdscategorie aankruist.
1.3.1.1.1 NOMINAAL MEETNIVEAU (KWALITATIEF)
Variabelen op nominaal meetniveau kunnen niet gebruikt worden in berekeningen. Variabelen die je
in strikt afgelijne categorieën kunt indelen.
Voorbeelden van nominale variabelen:
Provincie waar je woont:
o West-Vlaanderen
o Oost Vlaanderen
o Antwerpen
o …
o ..
Burgerlijke staat
o Alleenstaand
o Gehuwd
o Gescheiden
o Weduwe
Een dichotome variabele is een soort nominale variabele waar slechts 2 antwoordcategorieën voor
zijn, bijvoorbeeld ‘ja of nee’, ‘ziek of gezond’, ‘positief of negatief’.
1.3.1.1.2 ORDINAAL MEETNIVEAU (KWALITATIEF)
De variabelen kennen een zekere rangschikking of orde. Bijvoorbeeld: opleidingsniveau, socio-
economische status, mate van tevredenheid, een Likertschaal,..
De variabelen zijn kwalitatief van aard en discreet (er zijn geen maten tussen de verschillende
categorieën). Omwille van de ordening staan ze iets hoger qua meetniveau >> je kunt er echter nog
altijd geen berekeningen mee doen.
3