EXAMENVRAGEN
,Examenvragen – Reeks 1
MEERKEUZENVRAGEN – P&O
Sleutel: AACCA AABBD DBDAD
1. Een matrixstructuur wordt doorgaans niet geassocieerd met:
A. Eenduidigheid
B. Expertise
C. Flexibiliteit
D. Stress
2. Welke van volgende combinaties horen best samen?
1 Contingantiebenadering A Beslissingsmodellen
2 Systeembenadering B Efficientie
3 Kwantitatieve aanpak C Situationeel leiderschap
4 Scientific Management D Creativiteit en innovatie
a. 1c-2d-3a-4b
b. 1c-2d-3b-4a
c. 1d-2c-3a-4b
d. 1d-2c-3b-4a
3. Welke beloning krijgen agenten
a. Functieloon gecombineerd met ancienniteitsbeloning
b. Functieloon gecombineerd met merit pay
c. Functieloon gecombineerd met variabele prestatiebeloning
d. Merit pay gecombineerd met skill based pay
4. In welk type van organistatie is het waarschijnlijk dat een personencultuur ontstaat?
a. Bureaucratie
b. Eenvoudige organisatie
c. Professionele organisatie
d. Projectgebaseerde matrixstructuur
5. Een………….. wordt gedefinieerd als een aangeleerde neiging om op een consequent positieve of
negatieve manier te reageren op een bepaald object of situatie
a. Attitude
b. Cognitie
c. Talent
d. Zelfconcept
6. Een zelfsturend team is gestructureerd als een
a. Compleet netwerk
b. Functionele groep
c. Keten
, d. Wiel
7. Het mechanisme waarbij mensen hun gedrag aanpassen aan het gedrag van anderen in een
groep wordt….. genoemd.
a. Conformisme
b. Continue verbetering
c. Formalisatie
d. Groepsdenken
8. Welk fenomeen wordt gevisualiseerd in onderstaande cartoon?
a. Free riden
b. Groepsdenken
c. Pseudogroep
d. Rolambiguiteit
9. Wat is geen voorbeeld van relatiegericht leiderschap
a. Het bemiddelen van een conflict tussen twee collega’s
b. Het bijwonen van een begrafenis van het kind van een klant
c. Het bijwonen van een begrafenis van de vader van een personeelslid