Hoofdstuk 1. Inleiding tot het Nederlandse recht
De wet maakt een onderscheid tussen natuurlijke personen en rechtspersonen.
Natuurlijke personen zijn alle mensen.
Rechtspersonen zijn organisaties die als zodanig door de wet aangewezen worden, met eigen rechten en plichten.
Een rechtspersoon neemt zelfstandig deel aan het economische verkeer. De rechtspersoon wordt altijd vertegenwoordigd door
een natuurlijk persoon.
De volgende ondernemingen kennen een natuurlijk persoon als eigenaar
- Eenmanszaak
- Maatschap
- Vennootschap onder firma (VOF)
- Commanditaire vennootschap (CV)
- Rederij
De volgende ondernemingen kennen een rechtspersoon als eigenaar
- Besloten vennootschap (bv)
- Naamloze vennootschap (nv)
- Vereniging
- Coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij
- Stichting
Het recht dat in Nederland van kracht is, kunnen we halen uit
1. Gewoontes
2. Wetten en het wetboek
3. Jurisprudentie
4. Internationale verdragen
1. Gewoontes
Gewoontes, oftewel gewoonterecht, is het ongeschreven recht. Een gewoonte rekenen we tot het recht als het een gebruik is
waaraan iedereen zich moet houden.
2. Wetten en het wetboek
Het vastleggen van regels in wetten en wetboeken noemen we codificatie.
- Wetten
In een wet worden rechtsregels gegeven met betrekking tot een (beperkt) onderwerp
- Wetboeken
Een wetboek bevat de rechtsregels van een omvangrijk rechtsterrein. Voorbeelden zijn het Burgerlijk Wetboek (BW) en het
wetboek van burgerlijke rechtsvordering (RV)
3. Jurisprudentie
De wet kan op verschillende manieren worden uitgelegd. De rechter moet dan uitleggen hoe de wet geïnterpreteerd moet
worden. Jurisprudentie is een rechterlijke beslissing over de toepassing van het recht in een concreet geval.
4. Internationale verdragen
Afspraken tussen landen worden vastgelegd in Internationale verdragen. Dat kunnen verdragen zijn tussen slechts twee landen,
maar ook tussen meer dan honderd landen.
EU-richtlijnen
Sommige Internationale verdragen bevatten afspraken waaraan niet alleen de landen zelf, maar ook de inwoners van een land
zich moeten houden. Die afspraken worden vastgelegd in zogenoemde EU-richtlijnen.
Naast bovenstaande soorten recht, zijn er nog meer indelingen mogelijk, namelijk
1. Publiekrecht en privaatrecht
2. Dwingend recht en aanvullend recht
3. Materieel recht en formeel recht
,1. Publiekrecht en privaatrecht
Het publiekrecht regelt de verhouding tussen de overheid en de burgers en de verhoudingen tussen overheden onderling.
(vb. belastingwetten, de sociale verzekeringswetten en het strafrecht)
Het privaatrecht regelt de verhoudingen tussen burgers onderling. Als burgers worden privépersonen en ondernemingen
bedoeld.
(vb. regels over het huwelijk, de koopovereenkomst en arbeidsovereenkomst)
2. Dwingend recht en aanvullend recht
In het privaatrecht is het onderscheid tussen dwingend recht en aanvullend recht.
Dwingend recht zijn de rechtsregels waarvan niet mag worden afgeweken. De wetgever wil met het dwingend recht de
zwakkeren in de samenleving beschermen. De werknemer is beschermd met dit recht, die ten opzichte van de werkgever een
zwakkere positie heeft. Een afspraak die in strijd is met een dwingende wetsbepaling is nietig.
Naast het volledig dwingend recht, zijn er ook verschillende vormen van gedeeltelijk dwingend recht
- Het driekwart-dwingend recht
Bij dit recht zijn afwijkingen van de wettelijke regels alleen toegestaan per Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO).
- Het semi-dwingend recht
Bij dit recht mogen werkgever en werknemer alleen afwijken van de wettelijke regels als dit schriftelijk gebeurt.
- Het vijf achtste-dwingend recht
Bij dit recht mag een werkgever alleen afwijken in samenspraak met een medezeggenschapsorgaan, zoals de
ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiger. Ook kan in dit recht worden afgeweken in een CAO, maar ook als een
CAO ontbreekt.
Tot het aanvullend recht verstaan we de rechtsregels waarvan partijen mogen afwijken. De regels van aanvullend recht gelden
als de partijen zelf geen afspraken hebben gemaakt.
3. Materieel recht en formeel recht
Het materieel recht bevat de rechtsregels waaraan iedereen zich moet houden.
Het formeel recht geeft regels over de manier waarop procedures gevoerd moeten worden, ook wel het procesrecht genoemd.
Conflict
In het recht zijn veel regels vastgelegd. Door deze regels kunnen conflicten ontstaan tussen diverse partijen.
Schikking
Een schikking is een tussentijdse overeenkomst tussen partijen waarmee het conflict is opgelost voordat de civiele of
bestuursrechter een uitspraak heeft gedaan. Hier komen meestal advocaten aan te pas.
Tot de rechterlijke behoren
- Rechters
De rechters spreken recht. De rechters, ook wel zittende magistratuur genoemd, zijn wettelijk verplicht een oordeel uit te
spreken over een concreet geschil.
- Officieren van justitie
De officieren van justitie zijn de vertegenwoordigers van het openbaar ministerie (OM). Het OM vervolgt personen die een
strafbaar feit hebben begaan. De officieren van justitie, ook wel de staande magistratuur genoemd, hebben de leiding van
het opsporingsonderzoek in strafzaken. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek zullen zij besluiten de zaak voor
de rechter te brengen (te dagvaarden), een schikking aan te bieden of de zaak te seponeren.
- Ondersteunende functionarissen
De ondersteunende functionarissen, ook wel griffiers genoemd, verzorgen het administratieve werk. Zij notuleren, bereiden
de vonnissen voor en verzorgen de correspondentie.
Civiele zaken
Rechtszaken die gaan over geschillen tussen burgers onderling.
Bij civiele zaken heeft het OM een beperkte rol, maar bij arbeidsrecht zal men het OM niet tegenkomen.
Advocaten
Bij civiele zaken worden beide partijen meestal vertegenwoordigd door advocaten.
,Bij het besluit een rechtszaak te beginnen, is het belangrijk te weten bij wel rechtscollege het proces moet worden gevoerd.
Hierbij staan twee vragen centraal
1. Bij welk soort gerecht wordt het proces gevoerd? (de absolute competentie)
De absolute competentie geeft aan welke rechtelijke instantie de bevoegdheid heeft een uitspraak te doen in een
rechtszaak.
2. In welke plaats wordt het proces gevoerd? (de relatieve competentie)
De relatieve competentie geeft aan in welk geografisch rechtsgebied de rechter bevoegd is de zaak te behandelen.
Nederland is daarvoor in verschillende rechtsgebieden verdeeld, de zogenoemde arrondissementen. Binnen een
arrondissement zijn verschillende kantons te onderscheiden. Elke gemeente behoort voor rechtszaken tot een bepaald
arrondissement en tot een bepaald kanton. Tot welke arrondissement of kanton deze plaats behoort, is vastgelegd in de
Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO).
Dagvaarding
Een officiële, schriftelijke oproep om voor een gerecht te verschijnen. Hierin staat ook waar de zaak om gaat en op welke
gronden de eis berust.
Verzoekschrift
Een brief waarin de verzoeker of een advocaat de rechter vraagt om iets te beslissen.
Een procedure voor de rechter begint met een dagvaarding of met een verzoekschrift.
In civiele zaken is de rechter lijdelijk. Dit wilt zeggen dat de rechter afwacht wat de partijen in het geding brengen. De rechter
neemt geen initiatief en gaat niet zelf op onderzoek uit. De civiele rechter zal zijn vonnis uitspreken op grond van wat partijen
stellen en wat zij in het geding willen brengen.
We kennen drie rechtscolleges die oordelen in privaatrechtelijke kwesties
1. De Rechtbank
2. Het Gerechtshof
3. De Hoge Raad
1. De rechtbank
De rechtbank behandelt het volgende
- Strafzaken
o Grote overtredingen
o Misdrijven
- Civiele zaken
o Alle vorderingen voor een bedrag van €25.000 en hoger
o Alle geschillen die niet in eerste instantie aan de kantonrechter moeten worden voorgelegd
- Bestuursrechtelijke zaken
o Ambtenarenzaken
o Sociale zekerheidszaken
o Andere geschillen met bestuursorgaan
Tot de rechtbank rekenen we ook de sector kanton. De kantonrechter is een alleensprekende rechter.
Hij spreekt recht in de volgende gevallen
- Strafzaken
o Kleine overtredingen
- Civiele zaken
o Alle vorderingen tot een bedrag van €25.000
o Alle geschillen met betrekking tot arbeidszaken, consumenten(koop) en huurzaken
Aardvordering
Als bij geschillen met betrekking tot arbeidsovereenkomsten, huurkoop, huur en huurbescherming het niet van belang is hoe
groot de vordering is.
Bij de kantonrechter is men vrij om hun zaak zelf te verdedigen en zijn niet verplicht om een advocaat te nemen.
Bij de rechtbank is men daarentegen wel verplicht om een advocaat te nemen, dit noemen we een verplichte
procesvertegenwoordiging.
De uitspraak van de kantonrechter noemen we een vonnis (bij dagvaardingsprocedures) of beschikking (bij
verzoekschriftprocedures).
De rechtbank kent zowel alleensprekende rechts als een college van drie rechters die gezamenlijk rechtspreken, een
zogenoemde meervoudige kamer.
, 2. Het gerechtshof
Het gerechtshof houdt normaal gesproken ‘meervoudig’ zitting. Dat betekent dat drie rechters, de raadsheren (vrouwen worden
ook raadsheren genoemd), de procedure behandelen. Het hof behandelt zaken in hoger beroep van de rechtbank en
kantonrechter. Bij het gerechtshof is ook sprake van verplichte vertegenwoordiging door een advocaat.
Hoger beroep
Als één van de partijen na een uitspraak van een lagere rechter het geschil opnieuw ter beoordeling voorlegt aan het
gerechtshof. De zaak wordt dan nogmaals in zijn geheel inhoudelijk behandeld.
De uitspraak van het gerechtshof heeft een arrest (bij dagvaardingsprocedures) of beschikking (bij verzoekschriftprocedures).
3. De Hoge Raad
De Hoge Raad is het hoogste rechtscollege van ons land. Het rechtscollege dat een zaak behandelt, bestaat ui drie of vijf
raadsheren (m/v). De Hoge Raad behandelt alleen zaken waarin de rechtsvraag centraal staat of geschillen met de vraag of de
rechtsregels goed zijn toegepast en/of de wet goed is uitgelegd. De Hoge Raad beslist niet meer inhoudelijk over de feiten zelf.
In hoger beroep gaan bij de Hoge Raad wordt ook wel ‘in cassatie gaan’ genoemd.
Beroep aantekenen
Een partij die het oneens is met de uitspraak van een rechter, kan hoger beroep aantekenen. In hoger beroep gaan kan slechts
eenmaal in een bepaalde procedure. In hoger beroep of ‘in appel’ gaan moet in de meeste zaken binnen drie maanden na de
datum van het vonnis of de beschikking. Daarna heeft het vonnis/beschikking ‘kracht van gewijsde’, de uitspraak is dat definitief
en staat vast.
Als hoger beroep wordt aangetekend, heeft dit tot gevolg dat de nakoming van de rechterlijke uitspraak niet kan worden
afgedwongen. De uitspraak wordt als het ware geschorst. De zaak moet eerst door het Gerechtshof opnieuw worden
behandeld.
Dit is anders als de rechterlijke uitspraak vermeldt dat deze wél direct ten uitvoer kan worden gelegd. Het vonnis of de
beschikking is dat ‘uitvoerbaar bij voorraad’.
Is na het arrest in hoger beroep één van de partijen het nog steeds oneens met de uitspraak, dat heeft deze de mogelijkheid in
cassatie te gaan bij de Hoge Raad. In cassatie gaan kan nakoming van de rechterlijke uitspraak niet worden afgedwongen,
tenzij de hiervoor bedoelde bepaling ‘uitvoerbaar bij voorraad’ in de uitspraak is opgenomen. Bij de Hoge Raad wordt de zaak
vervolgens niet inhoudelijk behandeld, maar staat de rechtsvraag centraal.
Gedaagde
Degene die door een aanklagende partij (in het strafrecht door het OM en in het burgerlijk recht door een wederpartij) in een
rechtszaak is betrokken en die wordt opgeroepen om voor de rechter te verschijnen.
Eiser
Degene die een civiele dagvaardingsprocedure of een bestuursrechtelijke procedure begint.
Als de gedaagde partij niet op de rechtszitting verschijnt, doet de rechter uitspraak bij verstek, oftewel het verstekvonnis. In een
civiele procedure wordt de eisende partij in de regel bij een verstek in het gelijk gesteld, tenzij voor de rechter direct duidelijk is
dat de vordering ongegrond is.
De gedaagde kan binnen 4 weken in verzet komen tegen het verstekvonnis. De zaak begint dan opnieuw bij dezelfde rechter.
Een vonnis waarbij de tegenpartij wel is verschenen, noemen we een ‘vonnis op tegenspraak’.
Kort geding
Een kort durende civiele procedure voor spoedeisende zaken die snel beslist moeten worden. De uitspraak in een kort geding is
een voorlopig maar wel bindend oordeel. Als een partij zich niet bij de uitslag wenst neer te leggen, kan zij in hoger beroep gaan
of alsnog via een normale procedure een uitgebreide behandeling vragen.
Om een kort geding te kunnen aanspannen, moet sprake zijn van een spoedeisend belang. Het spoedeisend belang moet in de
dagvaarding benoemd en omschreven worden, want dit wordt door de rechter getoetst.
Een uitspraak in kort geding is ‘uitvoerbaar bij voorraad’, het vonnis van de rechter moet worden uitgevoerd, ook als de andere
partij hoger beroep aantekenen of in cassatie gaan.