Leer- en onderwijsproblemen vanaf college 7 Questions and Complete Solutions Graded A+

Leer- en onderwijsproblemen vanaf college 7 Questions and Complete Solutions Graded A+ Waar staat FOKE voor? - Answer: Feeling of knowing evalutations Wat is: surface representation? Textbase representation Mentaal model representation - Answer: Letterlijke tekst proportioneel netwerk van betekenissen (dit hoort bij dat) Plaatje van voorstellingen die je opbouwt die steeds wordt bijgesteld Wat zijn de cognitieve componenten van lezen? - Answer: Woordherkenning en woordbegrip Wat stelt de lexicale kwaliteit hypothese? - Answer: Dat wanneer de verbinding tussen Orthografische (woordidentificatie) units, Phonologische (klankstructuur) units en Semantische (schrijfwijze/betekenis) untis sterker wordt, het makkelijker wordt om woorden te identificeren. Wat stelt de cognitive load theory? - Answer: Bij meer lexicaal lezen (dus vloeiend en direct) zijn er minder cognitieve vaardigheden nodig, je kunt de woorden makkelijker in context plaatsten Wat zijn volgens Heister-Swart (2008) voorwaarden voor begrijpend lezen? - Answer: - Decoderen - Woordenschat (ongeveer 90% van de woorden moet bekend zijn) - Verandering belang ervan naarmate ontwikkeling vordert -Lexicale kwaliteit Wat is lexicale decisie? - Answer: Een woord laten zien en vragen of het een bestaand of niet bestaand woord is Wat is het verband tussen lexicale kwaliteit en begrijpende leesvaardigheid? - Answer: Hogere lexicale kwaliteit zorgt voor beter begrijpend lezen, door snellere activatie en makkelijker model tekst vormen Wat is de rol van cognitieve factoren bij ontwikkeling Lexicale kwaliteiten en begrijpend lezen? - Answer: - Woordenschat heeft een effect op begrijpend lezen, maar ook andersom - Het korte termijn geheugen heeft effect op technisch lezen _ Een beter werkgeheugen/rederen heeft effect op begrijpend lezen Waaruit bestaat volgens Kintsch, 2004 het situatiemodel? - Answer: Mentale representaties, waarin personen, objecten, gebeurtenissen, toestanden en de temporele ruimtelijke en causale relaties daartussen, die in de tekst worden beschreven of bedoeld, expliciet zijn weergegeven. Hoe voorspelt situation model building, het begrijpend lezen bij eentalige en tweetalige leerders? - Answer: Eentalige en tweetalige kinderen hebben dezelfde score voor situation model building Tweetalige kinderen hebben wel lagere scores op woordenschat, grammatica en begrijpend lezen Dit komt doordat tweetalige leerders gebruik maken van kennis uit eigen eerste taal om te compenseren + ze beter zijn in het maken van inferenties omdat ze vaker informatie misssen Wat zijn op zinsniveau en tekstniveau de proceskenmerken voor begrijpend lezen volgens het Reading Systems Framework? Wat maken deze kenmerken mogeljk? - Answer: Sentence representation (de zinnen opzich zelf) Text model (dit hoort bij dat) Situation model building Prior knowledge Woord tot tekst integratie Wat zijn voorspellers voor begrijpend lezen? - Answer: Decoderen, Grammaticale aspecten, woordenschat, werkgeheugen en of meertaligheid Bestaat er een verschil tussen het begrip van hyperteksten bij d/sh, tos of normale kinderen? - Answer: nee, maar het is wel belangrijk om naar de individuele vaardigheden van kinderen te kijken (er bestond namelijk veel variatie in de steekproef) Wat is de rol van woordenschat moedertaal bij lezen in een andere taal? - Answer: Woordenschat in L1 en L2 is van belang voor begrijpend lezen Onderscheid tussen L1 en L2 leerder is minder relecant (komen na woordenschat interventie op hetzelfde niveau), maar: Dit hangt wel af van het niveau van woordenschat in L1 en L1 (dus bijvoorbeeld beter in Turks dan in Nederlands of minder goed in beide) Wat kenmerken specifieke leerstoornissen? - Answer: Dat ze het gevolg zijn van tamelijk geïsoleerde (cognitieve of biologische) problemen en het niet gevolg van omgeving of problemen van kind (intelligentie, gedrag, waarneming)= algemeen probleem Wat is een voor en nadeel van een afkappunt op zwakste 10% als de definitie van leesproblemen? - Answer: Voor: je weet nu welke leerlingen hulp nodig hebben Nadeel: je weet nog niet welke hulp ze nodig hebben Wat kenmerkt zwakke begrijpers? - Answer: - Er is sprake van hardnekkige problemen met begrijpen van leesteksten van gemiddelde moeilijkheidsgraad - De problemen belemmeren het leren in andere leerstofdomeinen, er dreigt functionele ongeletterdheid - De problemen zijn niet het gevolg van dyslexie, zintuigelijke beperkingen of zwakbegaafdheid - Moeite met integreren van nieuwe kennis uit zinnen met reeds bestaande kennis = leesbregrip - Zwakkere woordenschat - Zwakte op letterlijke/directe vragen _ maken onjuiste aannames/inferenties over de tekst - zwak in reproduceren verhaal - Oppervlakkig lezen - Problemen met werkgeheugen (het verwerken van informatie) Waar hebben zwakke begrijpers moeite mee qua oppervlakkig lezen? - Answer: Ze hebben minder controle (comprehension monitoring): - Met informatie binnen de tekst (een beeld vormen en deze bijschaven als het beeld verandert) - Met informatie buiten de tekst (bestaande kennis integreren met dat wat er in de tekst staat) Wat zijn problemen van het creëren van profielen van kinderen (dus bijvoorbeeld van de zwakke lezer) - Answer: - Het gaat uit van gemiddelden en zegt niks over het individuele kind - Geen van de factoren kan worden gezien als onderliggend - Niet alle kinderen scoren zwak op de onderscheiden aspecten Gebruik de kenmerken dan ook als zoeklicht, maar voorkom een bias! Wat is taalbegrip en wat is de relatie met leesbegripsproblemen? - Answer: Het begrijpend luisteren en woordenschat, dit is een goede indicator voor latere leesbegripsproblemen. Waarom is procesdiagnostiek nodig bij leesbegripproblemen en wat is het? - Answer: Omdat begrijpend lezen complex is en problemen veelal niet zijn te herleiden tot 1 oorzaak. Bij procesdiagnostiek zoekt de therapeut voortdurend naar signalen voor bijstelling van de startdiagnose. Ook sturen de hypothesen het instrumentgebruik Wat is het effect van het aanleren van strategieën om het begrijpend lezen te verbeteren? - Answer: Leestrategieen als leesdoel bepalen, langzamer lezen, samenvatten, verbinden, visualiseren, hardop lezen, orienteren etc. hebben zelden een aantoonbaar effect op begrijpend lezen (wel een effect op vlot lezen en woordenschat!) Training in strategieën leidt tot beter strategiegebruik Leestrategieen houden kinderen wel goed bij de les. Wanneer 10% van de woorden onbekend zijn vervalt het effect van een leesstrategie Wat helpt wel om begrijpend leesproblemen te verhelpen? - Answer: Begrijpendleesinterventie: - Vergroten domeinkennis (woordenschat, wereldkennis) - Veel en verschillende teksten aanbieden - Zorgen dat teksten aansluiten bij interessegebieden - Differentieren in instructie per kind - Betrek leerlingen in discussie -reciprocal teaching (leerlingen krijgen in kleine groepjes allemaal een rol in de discussie over een tekst) Wat is de definitie van gecijferdheid? - Answer: Het vermogen van een individu om zich zelfstandig en adequaat te redden in situaties waarin getallen, patronen en structuren een rol spelen Wat is de definitie van rekenen? - Answer: Een proces waarin we de tastbare wereld om ons heen bewerken door deze te ordenen of herordenen. De bewerking is in principe uit te drukken in termen van hoeveelheden, eventueel in symbolen en gebaseerd op logische regels en wetmatigheden. Welke 3 soorten kennis zijn er? - Answer: Declaratieve kennis (feitenkennis weten dat 3x3= 9) Proceduele kennis (weten welke stappen je moet ondernemen) Metacognitieve kennis (weten dat je iets goeds of verkeerds hebt gedaan en waarom, zelfinzicht) Wat is het verschil tussen memoriseren en automatiseren? - Answer: Memoriseren= associatief interpreteren, direct oproepbaar van bijvoorbeeld feiten als 10-3=7. Uit het hoofd kennen van antwoorden Automatiseren= inzichtelijk leerproces, aanleren procedures, efficiënt, tussenstappen zijn wel direct oproepbaar. Het is rekenhandelingen vrijwel routinematig uitvoeren, ingesleten denkstappen uitvoeren. Waar staat het voor: G&B V MM IV - Answer: Getallen en bewerkingen (omgaan met hoeveelheden, basisbewerkingen als optellen, aftrekken, nadruk op hoofdrekenen!) Verhoudingen (breuken, procenten, commagetallen) Meten en meetkunde (Tijd en geld, Ruimtelijk inzicht, lengte, omtrek, oppervlakte, construeren, opereren met vormen en figureren) Informatieverwerking (omgaan met tabellen, grafieken, formules en vuistregels) Voorbeeld: grafieken schetsen op basis van een beschrijving Wat is de definitie van dyscalculie? - Answer: Een stoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen met het leren en vlot/accuraat oproepen/toepassen van reken-wiskundekennis Noem de telontwikkelingsfasen: - Answer: 1. subiteren = het direct kunnen overzien van kleine hoeveelheden zonder te tellen (liggen 5 blokjes) 2. Akoestisch tellen (opzeggen van getallenrij zonder echt bewust te zijn van de betekenis) 3. Asynchroon tellen (tellen, maar nog niet zo goed, dus bijvoorbeeld dingen overslaan) 4. Ordenend tellen (iets aan de kant leggen, omdat je het al geteld hebt 5. Resultatief tellen (weten hoeveel een totaal is, weten dat er een volgorde aan tellen zit) 6. Verkort resultatief tellen (totaal kunnen berekenen, maar niet bij 1 hoeven te beginnen) Wat is tellend en mentaal rekenen? - Answer: Tellend is rekenen met de vingers Mentaal is rekenen zonder tussenstappen Wat zijn de basisvoorwaarden voor het kunnen rekenen? - Answer: - Conservatie (misleidende informatie kunnen negeren, weten dat een liter altijd een liter is, in welke vorm dan ook) - Correspondentie (ordenenen volgens paarsgewijze overeenkomst) - Classificatie (groepend ordenen in deelverzamelingen, 3vd 10 handdoeken liggen in de kast) - Seriatie (ranordenen van getallen, van klein naar groot, van langzaam naar snel) - Tellen, gebruiken van ordening van telrij - Rekentaal, kennis van algemene rekentermen (bijvoorbeeld optellen, aftrekken, vermenigvuldigen) en specifieke rekentermen (som, totaal, minder, verschil, tafel, keer, maal) - Maatbegrip (metend irdebeb Waar gaan ... over? - De kardinale functie van tellen - De ordinale functie van tellen - De correspondentieafspraak van tellen - Answer: - Het eindbegrip, eindtotaal - De volgorde - eindtotaal moet bij dezelfde sommen altijd hetzelfde antwoord geven Wat is getalbegrip? - Answer: Het vermogen om numerieke hoeveelheden te verwerken, begrijpen en te schatten. Dit vormt de basis voor het latere rekenen. Wat zijn de belangrijke aspecten voor de ontwikkeling van getalbegrip? - Answer: - Verbale code (hardop tellen) - Arabische code (representatie in cijfers) - Analoge code (inschatting in cijfers, zien dat iets ongeveer een bepaalde hoeveelheid is). Wat zijn belangrijke executieve functies bij rekenen? : - Answer: - Inhibitie (onderdrukken van een oude strategie, bijvoorbeeld op vingers tellen) - Shifting (kunnen wisselen tussen strategieën en stappenplan kunnen maken ) - Updating (vasthouden en op het juiste moment ophalen van deeloplossingen_ Noem een aantal voorspellers voor de rekenontwikkeling: - Answer: Cognitief (snel benoemen, aandacht, gevoel voor getallen) Werkhouding (Taakgerichtheid, concentratie) Sociaal emotioneel (motivatie, competentiebeleving) Onderwijs! Wat is het verschil tussen automatische en gecontroleerde aandacht? - Answer: automatisch : - Weinig mentale inspanning - Zonder bewuste beslissing of intentie - Snel Gecontroleerd: - Bewuste keuze - Capaciteitslimiet Noem 4 vormen van aandacht - Answer: 1) Selectieve aandacht, waarbij de aandacht focus hoog is en prikkels uit de omgeving wegvallen 2) Gefocuste aandacht (je kiest er bewust voor, ik moet nu leren voor mijn tentamen dus zonder mij af) 3) Verdeelde aandacht (aandacht verdelen over meerdere taken) 4) Volgehouden aandacht (langere tijd aandacht richten op taak, denk aan verkeersleider op schiphol Wat stelt de Tripartite Theory? Welke 3 netwerken passen hierbij? - Answer: Dat er een koppeling is tussen aandacht functies en anatomische hersenregio's Alerting Network Orienting network of het posterior attentional system (PAS) Executive network of anterior attentional system (AAS) Wat is: Alerting network Fasische alertheid Tonische alertheid - Answer: - Het vermogen om continue alert te zijn tijdens verwerking prikkels - Waarschuwingssignaal zorgt ervoor dat je alert wordt - Een tijd lang achter elkaar alert zijn, lijkt op volgehouden aandacht Wat meet een Cintinous Perfomrance Task? Welke fouten worden hier vaak bij gemaakt - Answer: De tonische alertheid, je moet drukken op een knop als je een A na een M ziet verschijnen. Commissiefout= Drukken terwijl dat helemaal niet moet (vaak bij ADHD) Ommissiefout= Niet drukken terwijl dat wel zou moeten (vaak bij aandachtsprobleem) Waar gaat het Orienting network of het posterior attentional system (PAS) over? - Answer: Verplaatsen van aandacht richting een nieuwe informatiebron Prioriteren van sensorische input Treden vaak tekorten op bij volwassenen met schizofrenie Waar gaat het Executive network of anterior attentional system (AAS) over? - Answer: Gehel aan processen, nodig voor executieve controle van informatie Planmatig en doelgericht informatie verwerken in functie van een doel Overlap met executieve functies Wat is belangrijk om in acht te nemen bij het onderzoeken van aandacht? - Answer: - Rekening houden met ontwikkelingsverloop - Dat de meting van aandacht altijd indirect is, via gedrag van de leerling - Differentiatie (ieder kind heeft problemen met een andere soort van aandacht) - Testen door middel van tests en of observatie leerkracht/ouder Is aandacht statisch? - Answer: nee! de omgeving kan aandacht beïnvloeden, bijvoorbeeld met pauzes. opvallende stimuli, motivatie en feedback Wat doet onderkennende diagnostiek? En verklarende diagnostiek - Answer: Kijken naar wat het probleem is (welk type aandachtsprobleem) Probeert inzicht te krijgen, bijvoorbeeld dat een aandachtsprobleem een verklaring is voor iets anders Wat zijn mogelijke interventies voor aandachtsproblemen - Answer: Meditatie, aanpassing van leeromgeving, klassenopstelling veranderen. grote taken opsplitsen in deeltaken, structuur bieden en goed monitoren Wat kenmerkt executieve functies? - Answer: - Het is een parapluterm - Betreft essentiële cognitieve processen - controle en regulatie van gedrag, emoties en gedachten - Voor het bereiken van doelen - Ondersteund probleemoplossing Wat is het dominante model over executieve functies? - Answer: die van Miyake et al, 2000. Die stelt dat executieve functies een set is van verschillende maar gerelateerde componenten: 1) inhibitie 2) werkgeheugen 3) cognitieve flexibiliteit Wat is het verschil tussen EF en self regulation ? - Answer: SR kijkt meer naar hoe iets gaat in het dagelijks leven, je probeert het te meten in een natuurlijke setting (ecologische validiteit) Wat is het Task Impurity probleem? - Answer: Dat als iets vaardigheden vraagt het erg moeilijk is om zuiver executieve functies te meten. Wat zijn 3 lagere executieve functies? - Answer: Inhibitie (vermogen om dominante gedragingen/gedachten/emoties onder controle te houden) Werkgeheugen (tijdelijk vasthouden van en verwerken van informatie) Cognitieve flexibiliteit (hanteren van verschillende perspectieven, regels of taken zowel cognitief of sociaal) Wat doet een Wisconsin Card Sorting test? - Answer: De cognitieve flexibiliteit meten. Er zijn kaarten te zien die op een bepaalde manier gesorteerd zijn, hoe snel het kind herkent hoe het gesorteerd is en hoe snel hij/zij kan switchen zegt daar wat over. Wat zijn hogere orde executieve functies? waarom heten ze zo? - Answer: -Plannen en organiseren - Redeneren - Problemen oplossen Omdat ze vanuit de lagere orde EF komen Wat zijn hot EF en cool Ef - Answer: Cool zijn lagere en hogere orde en hangen vaak samen met academische uitkomsten EF en Hot zijn controleprocessen in emotioneel belangrijke situaties (bijvoorbeeld bij gokken en risicovolle situaties) en hangen vaak samen met probleemgedrag Beide hebben ze een grote voorspellende waarde (groter dan IQ) Wat is scaffolding? - Answer: Niet te grote taken geven maar wel steeds iets uitdagender. Wat is mind-mindedness - Answer: Het idee dat als ouders constant proberen te verwoorden wat een kind denkt, het kind leert deze taal te kopellen aan het gedrag. Dit is veelbelovend voor de ontwikkeling van EF Wat is een nadeel van computergestuurde trainingsprogramma's als COGMED of Braingaime brian als EF interventie? - Answer: Het levert alleen resultaten op in de testsetting, er is geen transfer (dat het ook werkt in andere situaties). Noem 4 met elkaar gerelateerde aspecten van student engagement tijdens een leeractiviteit (Reeve, 2012) - Answer: Behavioral (on task attention and concentration, high effort) Emotional (interest, curiosity, anger frustration, fear) Cognitive (planning, seeking conceptual understanding rather than surface knowledge) Agentic (offering input, making suggestions, enriching the learning activity) Wat zijn psychologische basisbehoeften van de basic needs theory? En wat zijn de gevolgen als deze vervult zijn? - Answer: Autonomie (al vanaf 2 jaar, zelf doen) Relationele verbondenheid Competentie (allemaal voelen dat we iets kunnen, ergens goed in zijn Meer geboeid door schoolwerk Minder verzet tegen leerkracht Minder probleemgedrag Autonome motivatie wordt bevordert Wat kenmerkt amotivatie? - Answer: - Non regulatie - Lage hoeveelheid motivatie _ lage verwachtingen als motivationele drijfveer - Hulpeloosheid en apathie als geassocieerde gevoelens - Geen internalisatie (interne motivatie) Wat kenmerkt externe regulatie? - Answer: - is gecontroleerde motivatie - Externe regulatie - Hoge hoeveelheid motivatie - Beloningen, verwachtingen of straf als motivationele drijfveer - Stress, druk als geassocieerde gevoelens - Geen internalisatie Wat kenmerkt geintrojecteerde regulatie - Answer: - Gecontroleerde motivatie - Hoge hoeveelheid motivatie - Schaamte, Schuld, Angst als motivationele drijfveer - Stress, druk als gevoelens - Gedeeltelijke internalisatie Wat kenmerkt geïdentificeerde regulatie? - Answer: - Autonome motivatie - Hoge motivatie - Persoonlijke waarde & zinvolheid als motivationele drijfveer - Psychologische vrijheid en keuze als gevoelens - Volledige internalisatie Wat kenmerkt Intrinsieke regulatie? - Answer: - Autonome motivatie - Hoge motivatie - Plezier, interesse, geboeidheid als motivationele drijfveer - Psychologische vrijheid en keuze als gevoel - Internalisatie is niet nodig Prestatiedoelen theorie onderscheidt 2 soorten doelen: - Answer: - Taakdoelen (gericht op jezelf en het leerproces) - Prestatiedoelen (gericht op anderen, een prestatie) Beide doelen kunnen worden nagestreeft om succes te willen bereiken of iets liever te ontlopen om niet te falen. Wat is het verschil tussen prestatiemotivatie en faalangst? - Answer: Prestatiemotivatie is de drive om succes te behalen, vooral gericht op taakdoelen en faalangst is het vermijden om te falen Wat is positieve faalangst en negatieve faalangst? - Answer: Positief; dat faalangst ervoor zorgt dat je goed presteert en negatief zorgt ervoor dat je slecht presteert Wat stelt het transactioneel ontwikkelingsmodel - Answer: Deze gaat uit van wederzijdse invloed van genen en van omgeving (bepaald gedrag van een kind zorgt er ook voor dat de omgeving zich hierop aanpast Waar staat een ACE voor? Wat zijn een aantal beschermende factoren hiervoor? - Answer: Een stressvolle gebeurtenis die tot trauma kan leiden. - Verbonden voelen met anderen - Emoties kunnen reguleren - Invloed kunnen uitoefenen - Positief zelfbeeld Wat zijn symptomen van trauma/ptss - Answer: - Herbeleving - Vermijding van symptomen die met het trauma te maken kunnen hebbe - Negatieve stemming + cognities Wat is : - Hyperarausal - Escalation - Window of tolerance - Hypoarousal - Dissosation In het theoretisch model over trauma van siegel 1999 - Answer: - het gevoel van ongevoeligheid uiten door te vechten - Het gevoel van bedreigd voelen uiten door te vechten - Een moment waarop de leerling zich kalm genoeg voelt om te leren - Het gevoel van zenuwachtig en vermijdend zijn dat zich uit door te vluchten - Het gevoel van te overweldigd zijn dat zich uit door te bevriezen Waarvoor is het ReBTOSS instrument? en hoe doet het dat? Wat zijn resultaten uit het onderzoek van docent? - Answer: Om trauma te signaleren op school, het is een vragenlijst met allemaal aspecten die horen bij trauma. Vragen over risiscofactoren (herbeleving, vermijden van prikkels, negatieve verandering in stemming) Vragen of beschermende factoren (veiligheid en relaties, zelfregulaties, positief zelfbeeld) Er bestaat samenhang tussen Rebtoss en internaliserende en externaliserende problematiek Er bestaat een verschil in score in vluchtelingpopulatie en reguliere populatie Verschil in speciaal en regulier onderwijs Wat kenmerkt traumaintensief lesgeven? - Answer: - Bewust zijn van truama + de gevolgen die dit kan hebben voor het gedrag - Vermijden van triggers (als dat kan) - Voorspelbaar zijn, rustig grenzen aangeven Wat zijn risicofactoren voor faalangst? - Answer: Lage zelfwaardering De toetsen zelf (hoe zwaar die weegt) Wat werkt bij faalangst? - Answer: Cognitieve gedragstherapie (analyseren van de gedachten die een kind heeft bij toetsen) Neurofeedback (kijken naar welke momenten je wel ontspannen bent en dit ook proberen op te roepen als je een toets maakt) Priming competency (eraan herinneren dat het in het verleden wel goed is gegaan, dus dat het nu ook goed zou moeten komen). Wat is disclosure en wat zijn bevorderende en belemmerende factoren hiervoor? - Answer: Het met anderen praten over problematiek Bevorderend: - vertrouwen in professional -verwachtingen over hulpverlening - Toekangkelijkheid - Eigen behoeften en percepties Belemmerend: - Wantrouwen - Verwachtingen hulp -Angst voor afwijzing -Angst voor reactie - Eigen emoties - Tijdsinvestering - Angst voor gevolgen van hulp Noem voorbeelden van micro,meso en macro factoren die van invloed zijn op gedragsproblemen - Answer: micro: grootte van een klas of samenstelling van een gezin meso: aanwezigheid van intern begeleider, uitwisseling tussen scholen, andere voorzieningen Macro: beleid omtrent onderwijs, hoe cultuur omgaat met de propblemen Wat zeggen Zee, De Jong en Koomer (2017) over hoe externaliserend gedrag van een leerling van invloed is op een leraar - Answer: Externaliserend gedrag zorgt ervoor dat een docent meet conflict en een minder gevoel van nabijheid ervaart wat zorgt voor een vermindering in leerling specifieke self efficacy + Leerling specifieke self efficacy heeft ook een negatieve aanvloed op externaliserend gedrag. Wat doet het ABC schema voor het observeren van gedrag? - Answer: A Antecedenten, kijken naar wat er vooraf gebeurde B Behaviour, het beschrijven gedrag van leerling C Consequenties, kijken naar hoe de leraar reageert Wat zijn interventies in de onderwijscontext die helpen bij externaliserende problemen? - Answer: Taakspel (bij preventieve/lichte problematiek) Stop4-7 (bij ernsigere problemen) Video begeleiding (ernstige problemen) Schoolwide positieve behavior support (gaat om creeeren van een veilig positief en transparant schoolklimaat) Hoe ziet de interventiepiramide eruit? - Answer: 5 % van de leerlingen hebben individuele begeleiding nodig (video begeleiding) 15% van de leerlingen hebben extra ondersteuning nodig (stop 4-7) 80% van de leerlingen hebben iets aan preventieve ondersteuning (taakspel of SW-PBS) Wat stelt de zorgplicht sociale veiligheid? - Answer: Bepaalde aspecten van sociale veiligheid in kaart brengen door scholen is verplicht In welke groepen kunnen de sociale posities van kinderen onderverdeeld worden? - Answer: 1) populair (hoge acceptatie lage afwijzing) 2) controversieel (hoge acceptatie, hoge afwijzing) 3) genegeerd (lage acceptatie, lage afwijzing) 4) verworpen (lage acceptatie, hoge afwijzing) Noem 2 doelen van pesten - Answer: - status behalen - Affectie (dat mensen je aardig vinden) Wat zijn gevolgen van passend onderwijs voor het welbevinden van leerlingen: - Answer: - Kinderen met extra ondersteuningsbehoeften hebben een minder goede band met school en peers dan kinderen zonder - Cluster 4 leerlingen minder welbevinden met medeleerlingen in zowel regulier als speciaal onderwijs - Leekrachten beoordelen zorgleerlingen minder positief dan niet zorgleerlingen Leekrachten beoordelen persoonlijkheid van zorgleerlingen als minder verdraamzaam, minder orderlijk, meer emotioneel, meer introvert Noem 4 aspecten van sociale acceptatie? - Answer: - Interacties en contact met klasgenoten (als basis) - Acceptatie door klasgenoten - Vriendschappen -Sociale zelf acceptatie (vinden dat je zelf goed in de groep ligt) Welke sociaal cognitieve processen zijn nodig voor sociale acceptatie? - Answer: Een sociale informatieverweking die bestaat uit: -Situatie waarneming -Interpreteren van situatie - Emoties ervaren - Reactie -Evalueren - Uitvoeren - Perspectief kunnen nemen is ook belangrijk Wat stelt de contact theory? - Answer: Dat de attitudes van klasgenoten erg belangrijk zijn voor sociale acceptatie. Noem voorwaarden voor positief contact: - Answer: - Gelijkwaardige status (allemaal een keer de moeder mogen spelen) - Steun van autoriteit - Gezamenlijk doel -Samenwerken Noem een voorbeeld van screenende en verdiepende diagnostiek bij het bestuderen van sociale relaties. - Answer: Screenend: Leerling volgsusteem sociale ontwikkeling Verdiepend: sociometrische data, zelfrapportage (vragenlijst pestrollen, vragenlijst sociale acceptatie) Wat kunnen leraren op school doen om de sociale acceptatie van kinderen met een beperkingen te vergroten? - Answer: - Contact tussen leerlingen bevorderen door samenwerkend leren, buddy systemen - Interventies gericht op sociale vaardigheden van het kind houden Wat doet KIVA als antipest programma? - Answer: - Gepeste kind gelukkig maken - Sfeer in klas beter maken - Als klas de verantwoordelijk dragen dat er niet gepest mag worden - 10 lessen waarin leerlingen leren wat het effect is van pesten Welke interventies zijn effectief volgens goede aanwijzingen? - Answer: Kiva en Taakspel