Samenvatting RWD & RWU
voor VK2.4RW
, tvalmkerk – Stuvia.nl
Toetsstof voor VK 2.4 (leerjaar 2019/2020)
Ale, P., van Schaik, M. (2017). Rekenen - Wiskunde didactiek. Bussum: uitgeverij Coutinho.
Hoofdstuk 2.3.1
2.3.2
2.3.3
2.3.4
2.3.5
3.2
3.3.1
3.3.2
3.3.3
3.3.4
3.3.5
4.2
4.3.1
4.3.2
4.3.3
4.3.4
4.3.5
Ale, P., van Schaik, M. (2014). Rekenen + Wiskunde uitgelegd. Bussum: uitgeverij Coutinho.
Hoofdstuk 1.1
1.2.1
1.2.2
1.2.3
1.2.4
1.2.5
1.2.6
1.2.7
1.3.1 (niet hexadecimaal)
1.3.2
1.3.7
1.3.9
1.3.11
1.3.15
1.4
2.2.1
2.2.3
2.2.4
2.2.5
2.2.6
3.2
4.2
4.2.1
5.2
5.3.2
5.3.4
, tvalmkerk – Stuvia.nl
Samenvatting Rekenen-Wiskunde:
Rekenen-wiskunde didactiek
2.3.1 Getalbegrip
Tellen -> de basis van al het leren rekenen. Tellen leidt tot hoeveelheidsbegrip en getalbegrip.
Begrippen bij objectgebonden tellen:
- Akoestisch tellen -> het kind zegt de telrij hardop, kan op goede volgorde maar hoeft niet.
Het kind telt hier eigenlijk niet maar kent de telrij door bijv. een liedje.
- Asynchroon tellen -> het kind telt wel, maar gebruikt verkeerde volgorde of wijst
willekeurige objecten aan. Hij slaat tijdens het tellen getallen over.
- Synchroon tellen -> het kind telt precies volgens de telrij en wijst daarbij correct aan wat hij
telt.
- Resultatief tellen -> het kind telt de objecten en weet aan het einde dat het laatste getal de
hoeveelheid aan objecten is.
- Verkort tellen -> het kind kan tellen door stappen over te slaan.
Tijdens het ontwikkelen van het hoeveelheidsbegrip tellen kinderen spontaan. Daarna komt er een
periode waarin er vaak sprake is van de één-ééncorrespondentie -> bijvoorbeeld bij kopjes en
schoteltjes, door steeds bij elk kopje één schoteltje te leggen kan een kind vaststellen of er meer
kopjes dan schoteltjes zijn, zonder dat het kind weet hoeveel kopjes het zijn.
Getallen kunnen meerdere functies hebben:
- Hoeveelheidsfunctie -> het kind beheerst de kardinale getallen (geeft een hoeveelheid aan)
- Telfunctie -> het kind beheerst de ordinale getallen (geeft de positie van een element in een
rij aan)
- Naamfunctie -> het kind weet dat lijn 13 niet de dertiende tram is maar dat het de naam van
een tramlijn is.
- Meetfunctie -> het kind weet dat stappen iets zeggen over lengte en niet dat er ergens
zoveel stappen liggen.
- Rekenfunctie
Naast tellen is structureren en omgaan met veranderende hoeveelheden ook van belang voor de
overgang naar het rekenen in groep 3. De dobbelsteen is een voorbeeld van een gestructureerde
verschijning. Kleuters moeten uitgedaagd worden alle hoeveelheden tot tien zonder te tellen te
kunnen overzien en hoeveelheden tot twintig snel te kunnen bepalen door zelf een structuur aan te
brengen.
2.3.2 Meten (Groep 1 & 2)
Leerlijn meten:
• Groep 1 t/m 3 -> vergelijken, ordenen, samenstellen en afpassen.
• Groep 3 t/m 5 -> maatstaf gebruiken en standaardeenheid.
• Groep 6 t/m 8 -> meten is benaderen, metriek stelsel en nieuwe maten.
Kleuters zijn dus vooral bezig met vergelijken, ordenen en samenstellen van lengte, oppervlakte,
inhoud, gewicht, tijd en geld.
• Vergelijken -> een leerkracht hoeft niet veel te doen om leerlingen te laten meten. Tijdens
het spelend leren zijn er ook allerlei situatie die je kunt uitbuiten om het meten te
stimuleren.
- Direct vergelijken -> je legt twee dingen naast elkaar en vergelijkt dan.
- Indirect vergelijken -> gebruik maken van een voorwerp, bijv. stukje touw.
• Ordenen -> op basis van afmetingen of gewicht.
• Classificeren -> het groepsgewijs bij elkaar zoeken van objecten met dezelfde eigenschap.