sociologie en rechtssociologie
dialoog 1.1
1. waarover gaat rechtssociologie
1.1 methode
juridische methode = je krijgt een aantal feiten en die moet je onder een
bepaalde (rechts)regels brengen = subsumptie (advocaat)
→ rechters moeten recht toepassen en geen recht maken → kan zorgen voor
discussie
empirische methode
- wetenschappelijke, systematische gegevensverzameling in de praktijk door te
zien, te observeren, documenten verzamelen,… → we gaan kijken hoe gebeurd
het echt
Law in the books = hoe luidt het recht?, Wat omvat het recht?, wat is het
toepasselijke recht? en Hoe zou het recht moeten luiden
Law in action = Hoe is het recht ontstaan?en hoe werkt het recht?
1.2 perspectief: schematisch (1/3) = hoe staat men tegenover het recht
intern perspectief = deelnemersperspectief (men staat als advocaat ih recht)
= men werkt via de interne, autonome logica van het recht
= rechtszekerheid en rechtseenheid is van belang
= gericht op rechtspraktijk toepassen
= u wil bijdragen aan rechtseenheid (coherentie vh recht), u wilt
dat alle normen op de juiste manier worden toegepast
extern perspectief = toeschouwersperspectief (rechtssocioloog)
= we kijken naar het recht in de samenleving
= hoe wordt recht in de maatschappij toegepast
= zorgt voor onzekerheid en variatie
= gericht op beleid en wetenschap
= subversief = tegendraads, stelt vervelende vragen
1.2 perspectief: schematisch (2/3)
intern perspectief = perspectief van de rechter staat centraal
= het aannemen van een norm komt vanuit de
veronderstelling dat het een oplossing is
= monodisciplinary = 1 discipline
= vooral ‘casus-methode’ en argumentatie (hoe luidt het
recht, hoe zou het moeten luiden)
,extern perspectief = we kijken niet alleen naar de rechter maar ook de wetgever,
handhaver
= we gaan kijken of de norm effectief het doel bereikt
= verschillende disciplines kunnen samenwerken
= verschillende methode (hoe werkt het recht, hoe ontstaat
het recht)
1.2 perspectief: schematisch (3/3)
intern perspectief = is = ought (het is stemt overeen met hoe het zou moeten zijn)
extern perspectief = is niet gelijk aan ought (het stemt niet overeen met hoe het
zou moeten zijn)
→ extern perspectief vult het intern perspectief aan
2. waarom rechtssociologie
→ er wordt veel meer verwacht van advocaten
→ samenvatting: rechtssociologie versterkt de rechtenopleiding en
maatschappelijke praktijk
,dialogen 1.2 (1.3 niet kennen)
1. wat is rechtssociologie
1.1 inleiding wat is rechtssociologie
Def rechtssociologie = “De rechtssociologie bekijkt het recht (en zijn procedures),
actoren en instituties […] vanuit een empirisch en extern perspectief.”
1.2 het belang van de sociologie voor de beoefening van het recht
1.2.1 de pleinvrees van juristen
Stelling van luc H en hilde S = juristen blijven weg uit het publieke debat en
oefenen hun functie als waakhond over de rechtsstaat te weinig uit
Veronderstelling = juristen met diploma in de rechten zouden
verantwoordelijkheid moeten opnemen
Obstakel = juristen bekijken het recht als instrument
1.2.2 sire, il n’y plus d’intellectuels
→ Niemand staat op om te vechten voor een rechtsstaat a) studenten b) juristen
c) hoogleraren
1.2.3 rechtenstudenten zijn niet alleen studenten in het recht
Dahrendorf = wat zijn de karakteristieken van rechtenstudenten in 1964 in
Duitsland
1) Komen vooral uit hogere klasse van de samenleving
2) Kozen voor rechten omdat het geen wetenschappelijk diploma is
3) Weinig vrouwelijke studenten
4) Studenten waren beter gekleed, hadden een auto, hadden een elitaire
status
5) Studenten hadden meer interesse in partijpolitiek
6) “recht” interesseerde hen niet
7) Meer interesse in wat ze met het diploma kunnen doen, dan in kennis
Koen Raes kijkt of Dahrendorf’s analyse ook klopt voor België in 1999
→ nee, evenveel vrouwelijke studenten
→ Ja, voor bepaalde andere aspecten = hogere sociale afkomst, weinig
wetenschappelijke interesses, studenten focussen zich op hun diploma
1.2.4 de rechtenstudie als beroepsopleiding
Het feit dat rechtenstudenten hun rechtsstaat niet verdedigen is niet hun schuld
maar komt door de manier waarop de rechten opleiding wordt gegeven
→ Boosdoeners waarom de opleiding zeer instrumenteel is → de opleiding is
opgesteld op het afleveren van personen die in de advocatuur kunnen gaan
werken
, 1.2.5 juristen en sociologen
a) 18e eeuw dachten juristen dat ze sociologen waren = het rechts beschrijft
wat er in de maatschappij gebeurd (=la nature des choses)
b) Tweede helft van de 19e eeuw: opkomst van de ‘proto-sociologie’ =
voorloper vd sociologie
→ Voorouders van de begonnen verschillen tussen het recht en de maatschappij
te duiden dat bepaalde ideeën niet overeenstemde met de praktijk
→ Vertrekpunt = door contractuele vrijheid kan iedereen zelf kiezen met wie ze
wel of niet contracteren → zorgt voor individuele vrijheid maar als er geen
grenzen zijn aan die vrijheid gaat het zorgen voor uitbuiting van partijen in een
zwakkere positie → CONCLUSIE= recht beschermt de hogere klasse
c) Rond 1900-1945
Rond 1900 = sociologie is als een empirische discipline aan het ontwikkelen is
(durkheim) = voorlopers vd rechtssociologie gaan in de praktijk kijken wat het
recht doet en is
d) Einde 19e eeuw/begin 20e eeuw = als we gaan kijken wat het recht empirisch
doet, kunnen we het recht dan niet bijsturen en sturen in een bepaalde richting
om sociaal wenselijke elementen te gaan bereiken → het recht gebruiken in=
instrumentalisering van het recht
e) Rond 1950 = rechtssociologie waarschuwt voor rechts instrumentalisme →
recht is niet zomaar een instrument dat altijd het doel bereikt
Rechtssociologen zeggen dat er te veel wordt verwacht van het recht als
instrument
→ De instrumentalistische wetgever van de staat is niet de enige die regels
uitvaardigt en die botsen soms met de regels vd staat EN niet iedereen gaat
zomaar slaafs het recht toepassen
→ semi-autonome sociale velden = er zijn velden (groepen) die hun eigen regels
hebben en die gaan botsen met het recht vd staat
1.2.6 sociologisch anti-instrumentalisme
Inzet van rechtsregels als instrument voor sociale verandering faalt
→ rechtsregels hebben niet altijd de gewenste gevolgen → soms ook
onbedoelde gevolgen of zelf perverse gevolgen
dialoog 1.1
1. waarover gaat rechtssociologie
1.1 methode
juridische methode = je krijgt een aantal feiten en die moet je onder een
bepaalde (rechts)regels brengen = subsumptie (advocaat)
→ rechters moeten recht toepassen en geen recht maken → kan zorgen voor
discussie
empirische methode
- wetenschappelijke, systematische gegevensverzameling in de praktijk door te
zien, te observeren, documenten verzamelen,… → we gaan kijken hoe gebeurd
het echt
Law in the books = hoe luidt het recht?, Wat omvat het recht?, wat is het
toepasselijke recht? en Hoe zou het recht moeten luiden
Law in action = Hoe is het recht ontstaan?en hoe werkt het recht?
1.2 perspectief: schematisch (1/3) = hoe staat men tegenover het recht
intern perspectief = deelnemersperspectief (men staat als advocaat ih recht)
= men werkt via de interne, autonome logica van het recht
= rechtszekerheid en rechtseenheid is van belang
= gericht op rechtspraktijk toepassen
= u wil bijdragen aan rechtseenheid (coherentie vh recht), u wilt
dat alle normen op de juiste manier worden toegepast
extern perspectief = toeschouwersperspectief (rechtssocioloog)
= we kijken naar het recht in de samenleving
= hoe wordt recht in de maatschappij toegepast
= zorgt voor onzekerheid en variatie
= gericht op beleid en wetenschap
= subversief = tegendraads, stelt vervelende vragen
1.2 perspectief: schematisch (2/3)
intern perspectief = perspectief van de rechter staat centraal
= het aannemen van een norm komt vanuit de
veronderstelling dat het een oplossing is
= monodisciplinary = 1 discipline
= vooral ‘casus-methode’ en argumentatie (hoe luidt het
recht, hoe zou het moeten luiden)
,extern perspectief = we kijken niet alleen naar de rechter maar ook de wetgever,
handhaver
= we gaan kijken of de norm effectief het doel bereikt
= verschillende disciplines kunnen samenwerken
= verschillende methode (hoe werkt het recht, hoe ontstaat
het recht)
1.2 perspectief: schematisch (3/3)
intern perspectief = is = ought (het is stemt overeen met hoe het zou moeten zijn)
extern perspectief = is niet gelijk aan ought (het stemt niet overeen met hoe het
zou moeten zijn)
→ extern perspectief vult het intern perspectief aan
2. waarom rechtssociologie
→ er wordt veel meer verwacht van advocaten
→ samenvatting: rechtssociologie versterkt de rechtenopleiding en
maatschappelijke praktijk
,dialogen 1.2 (1.3 niet kennen)
1. wat is rechtssociologie
1.1 inleiding wat is rechtssociologie
Def rechtssociologie = “De rechtssociologie bekijkt het recht (en zijn procedures),
actoren en instituties […] vanuit een empirisch en extern perspectief.”
1.2 het belang van de sociologie voor de beoefening van het recht
1.2.1 de pleinvrees van juristen
Stelling van luc H en hilde S = juristen blijven weg uit het publieke debat en
oefenen hun functie als waakhond over de rechtsstaat te weinig uit
Veronderstelling = juristen met diploma in de rechten zouden
verantwoordelijkheid moeten opnemen
Obstakel = juristen bekijken het recht als instrument
1.2.2 sire, il n’y plus d’intellectuels
→ Niemand staat op om te vechten voor een rechtsstaat a) studenten b) juristen
c) hoogleraren
1.2.3 rechtenstudenten zijn niet alleen studenten in het recht
Dahrendorf = wat zijn de karakteristieken van rechtenstudenten in 1964 in
Duitsland
1) Komen vooral uit hogere klasse van de samenleving
2) Kozen voor rechten omdat het geen wetenschappelijk diploma is
3) Weinig vrouwelijke studenten
4) Studenten waren beter gekleed, hadden een auto, hadden een elitaire
status
5) Studenten hadden meer interesse in partijpolitiek
6) “recht” interesseerde hen niet
7) Meer interesse in wat ze met het diploma kunnen doen, dan in kennis
Koen Raes kijkt of Dahrendorf’s analyse ook klopt voor België in 1999
→ nee, evenveel vrouwelijke studenten
→ Ja, voor bepaalde andere aspecten = hogere sociale afkomst, weinig
wetenschappelijke interesses, studenten focussen zich op hun diploma
1.2.4 de rechtenstudie als beroepsopleiding
Het feit dat rechtenstudenten hun rechtsstaat niet verdedigen is niet hun schuld
maar komt door de manier waarop de rechten opleiding wordt gegeven
→ Boosdoeners waarom de opleiding zeer instrumenteel is → de opleiding is
opgesteld op het afleveren van personen die in de advocatuur kunnen gaan
werken
, 1.2.5 juristen en sociologen
a) 18e eeuw dachten juristen dat ze sociologen waren = het rechts beschrijft
wat er in de maatschappij gebeurd (=la nature des choses)
b) Tweede helft van de 19e eeuw: opkomst van de ‘proto-sociologie’ =
voorloper vd sociologie
→ Voorouders van de begonnen verschillen tussen het recht en de maatschappij
te duiden dat bepaalde ideeën niet overeenstemde met de praktijk
→ Vertrekpunt = door contractuele vrijheid kan iedereen zelf kiezen met wie ze
wel of niet contracteren → zorgt voor individuele vrijheid maar als er geen
grenzen zijn aan die vrijheid gaat het zorgen voor uitbuiting van partijen in een
zwakkere positie → CONCLUSIE= recht beschermt de hogere klasse
c) Rond 1900-1945
Rond 1900 = sociologie is als een empirische discipline aan het ontwikkelen is
(durkheim) = voorlopers vd rechtssociologie gaan in de praktijk kijken wat het
recht doet en is
d) Einde 19e eeuw/begin 20e eeuw = als we gaan kijken wat het recht empirisch
doet, kunnen we het recht dan niet bijsturen en sturen in een bepaalde richting
om sociaal wenselijke elementen te gaan bereiken → het recht gebruiken in=
instrumentalisering van het recht
e) Rond 1950 = rechtssociologie waarschuwt voor rechts instrumentalisme →
recht is niet zomaar een instrument dat altijd het doel bereikt
Rechtssociologen zeggen dat er te veel wordt verwacht van het recht als
instrument
→ De instrumentalistische wetgever van de staat is niet de enige die regels
uitvaardigt en die botsen soms met de regels vd staat EN niet iedereen gaat
zomaar slaafs het recht toepassen
→ semi-autonome sociale velden = er zijn velden (groepen) die hun eigen regels
hebben en die gaan botsen met het recht vd staat
1.2.6 sociologisch anti-instrumentalisme
Inzet van rechtsregels als instrument voor sociale verandering faalt
→ rechtsregels hebben niet altijd de gewenste gevolgen → soms ook
onbedoelde gevolgen of zelf perverse gevolgen