ARBEID EN BEVALLING 1: ANATOMIE
Inhoudsopgave
Arbeid en bevalling 1: Foetale anatomie … 2
Arbeid en bevalling 1: Geboorte placenta … 6
Arbeid en bevalling 1: Fysiologie neonaat … 12
Arbeid en bevalling 1: Anatomie van de borst, skin-to-skin & eerste aanleggen
… 28
Arbeid en bevalling 1: Klinisch onderzoek … 38
1
,Arbeid en bevalling 1: Foetale anatomie
Factoren van de baring
● Foetaal caput
3 K’s:
1) kind
2) contracties
3) kanaal
● ⅓ van het lichaam → hoofd
● Hoofd is groter en valt naar voor
Anatomie
● Vorm
- BI = bekkeningang
- BU = bekkenuitgang
● 3 delen (foetale caput)
- 9 beenstukken
- 5 suturae (naden)
- 2 fontanellen
→ geeft ons kennis & inzicht van het mechanisme
hoe de baring verloopt = baringsmechanisme
(verloskundig belang)
Craniometrie
● Schedelomtrek
● Doortredende diameter
- Ligging
- Houding
- Plaatsing
1) Laterale diameters (van belang bij
indaling)
- Bitemporale diameter (8 cm)
- Bipariëtale diameter (9,5 cm)
2) VA diameters
→ invloed op verloop bevalling
2
, - dist. Suboccipitobregmatica (9,5cm) achterhoofdsligging (maximale
flexie)
- dist. Suboccipitofrontalis (10cm) gewone achterhoofdsligging
- dist. Occipito-frontalis (11- 12cm) kruinligging
- dist. Mento-occipitalis (13,5cm) - voorhoofdsligging
* Past NIET in de bekken, dus kan NOOIT vaginaal geboren worden.
* Als je oogkassen voelt, doorverwijzen naar de gynaecoloog. (Tussen
maximale flexie en deflexie)
- dist. Submentobregmatica (9,5cm) aangezichtsligging
● Maximale flexie = zo’n klein mogelijke houding (kin op de borst)
● Maximale deflexie = hoofd helemaal achterover gebogen (kin naar de
bregma)
Verloskundige aspecten
● Prematuur naden en fontanellen groter dan bij postmatuur
● Moulage / moulding: botten zijn nog niet aan elkaar gegroeid. Hierdoor
kunnen de botten een beetje over elkaar schuiven
● Caput succedaneum (=geboortegezwel): Gevolg van
de druk dat het foetale hoofd heeft gehad
● Cefaal hematoom: Bloeding/bloedophoping:
bloedvaten zijn gekwetst
Ligging - houding - plaatsing - stand
1. Ligging
● Soorten
- Lengteligging
- Hoofdligging
- Achterhoofdsligging
- Voorhoofdsligging
- Kruinligging
- Aangezichtsligging(vinger in de mond bij vaginaal
onderzoek)
3
, - Stuitligging
- Volkomen
- Onvolkomen
- Dwarsligging
- Schouder
- Romp
- Heup
* Baby past zich aan aan de positie van de
mama. Bv. mama ligt op haar rug, baby ligt
op zijn/haar rug…
2. Houding
● Soorten
- Flexie
- Volledig
- Maximaal
- Matig
- Deflectie
- Matig
- Sterk
3. Stand voorliggend deel
● = plaats van het aanwijspunt
tov de bekkenas
● = de stand waarin het caput
gepresenteerd wordt
● = een anatomisch punt op
caput van de foetus, die ligging
/ houding van de foetus bepaalt
● = verschillend per ligging van
het kind
● 8 verschillende kwadranten = 8 verschillende
standen
● Plaatsing / stand = plaats (=positie) van
aanwijspunt (=anatomisch punt) tov bekkenas.
4
Inhoudsopgave
Arbeid en bevalling 1: Foetale anatomie … 2
Arbeid en bevalling 1: Geboorte placenta … 6
Arbeid en bevalling 1: Fysiologie neonaat … 12
Arbeid en bevalling 1: Anatomie van de borst, skin-to-skin & eerste aanleggen
… 28
Arbeid en bevalling 1: Klinisch onderzoek … 38
1
,Arbeid en bevalling 1: Foetale anatomie
Factoren van de baring
● Foetaal caput
3 K’s:
1) kind
2) contracties
3) kanaal
● ⅓ van het lichaam → hoofd
● Hoofd is groter en valt naar voor
Anatomie
● Vorm
- BI = bekkeningang
- BU = bekkenuitgang
● 3 delen (foetale caput)
- 9 beenstukken
- 5 suturae (naden)
- 2 fontanellen
→ geeft ons kennis & inzicht van het mechanisme
hoe de baring verloopt = baringsmechanisme
(verloskundig belang)
Craniometrie
● Schedelomtrek
● Doortredende diameter
- Ligging
- Houding
- Plaatsing
1) Laterale diameters (van belang bij
indaling)
- Bitemporale diameter (8 cm)
- Bipariëtale diameter (9,5 cm)
2) VA diameters
→ invloed op verloop bevalling
2
, - dist. Suboccipitobregmatica (9,5cm) achterhoofdsligging (maximale
flexie)
- dist. Suboccipitofrontalis (10cm) gewone achterhoofdsligging
- dist. Occipito-frontalis (11- 12cm) kruinligging
- dist. Mento-occipitalis (13,5cm) - voorhoofdsligging
* Past NIET in de bekken, dus kan NOOIT vaginaal geboren worden.
* Als je oogkassen voelt, doorverwijzen naar de gynaecoloog. (Tussen
maximale flexie en deflexie)
- dist. Submentobregmatica (9,5cm) aangezichtsligging
● Maximale flexie = zo’n klein mogelijke houding (kin op de borst)
● Maximale deflexie = hoofd helemaal achterover gebogen (kin naar de
bregma)
Verloskundige aspecten
● Prematuur naden en fontanellen groter dan bij postmatuur
● Moulage / moulding: botten zijn nog niet aan elkaar gegroeid. Hierdoor
kunnen de botten een beetje over elkaar schuiven
● Caput succedaneum (=geboortegezwel): Gevolg van
de druk dat het foetale hoofd heeft gehad
● Cefaal hematoom: Bloeding/bloedophoping:
bloedvaten zijn gekwetst
Ligging - houding - plaatsing - stand
1. Ligging
● Soorten
- Lengteligging
- Hoofdligging
- Achterhoofdsligging
- Voorhoofdsligging
- Kruinligging
- Aangezichtsligging(vinger in de mond bij vaginaal
onderzoek)
3
, - Stuitligging
- Volkomen
- Onvolkomen
- Dwarsligging
- Schouder
- Romp
- Heup
* Baby past zich aan aan de positie van de
mama. Bv. mama ligt op haar rug, baby ligt
op zijn/haar rug…
2. Houding
● Soorten
- Flexie
- Volledig
- Maximaal
- Matig
- Deflectie
- Matig
- Sterk
3. Stand voorliggend deel
● = plaats van het aanwijspunt
tov de bekkenas
● = de stand waarin het caput
gepresenteerd wordt
● = een anatomisch punt op
caput van de foetus, die ligging
/ houding van de foetus bepaalt
● = verschillend per ligging van
het kind
● 8 verschillende kwadranten = 8 verschillende
standen
● Plaatsing / stand = plaats (=positie) van
aanwijspunt (=anatomisch punt) tov bekkenas.
4