Motiverende gespreksvoering
Inleiding
= motivational interviewing
Methode om mensen voor te bereiden op verandering.
Miller en Rollinck (2001)
“Cliëntgerichte, directieve methode om te bevorderen dat de
cliënt intrinsiek gemotiveerd wordt tot verandering, door
ambivalentie* te verkennen en op te lossen.”
*Ambivalentie = een staat van in conflict zijnde emoties die gerelateerd zijn aan hetzelfde object,
idee of persoon (gevoelens van liefde en haat voor iets of iemand).
Er zijn zowel overeenkomsten als verschillen op te merken met cliëntgerichte benadering van Carl
Rogers, de gedragstherapie en cognitieve therapie.
De cliënt staat centraal en gaat bewust directief te werk men stuurt doelbewust aan op het
oplossen van ambivalentie. Men ondersteunt de cliënt om te komen tot verandering.
Motivatie is een belangrijke factor om gedragsveranderingen op lange termijn te kunnen
bestendigen. Motivatie houdt met 2 dingen verband:
1. Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun probleemgedrag en vormen dus de sleutel
ervan. Ze moeten zelf gemotiveerd zijn te veranderen.
2. Motivatie komt niet vanzelf. Zonder steun/stimulansen van de omgeving lukt het niet.
Het model MI biedt een alternatief voor een aanpak die neerkomt op confrontatie, de les spellen en
autoriteit. Het is niet gericht op het afdwingen van verandering met extrinsieke middelen (zoals
wettelijke sancties, straf, sociale druk, financieel gewin, …). Het is wel gericht op iemands intrinsieke
motivatie om te veranderen.
Als zorgverlener is het belangrijk om de (over)last die het ongewenste gedrag teweegbrengt
voorzichtig ter sprake te brengen. Hoe meer mensen tot het besef komen wat de nadelen zijn van
hun gedrag, hoe meer de bereidheid zal toenemen om te veranderen.
Het veranderen van probleemgedrag begint bij de ambivalentie die mensen bij zichzelf merkt.
Ambivalentie maakt verandering mogelijk meestal is er enige mate merkbaar.
Wanneer de omgeving benadrukt tussen het feitelijk heden (dat gekenmerkt wordt door
probleemgedrag) en de gewenste toekomst, ontstaat er een intensivering van de ambivalentie
waardoor meestal de behoefte (motivatie) ontstaat om dit op te lossen.
Cruciaal is de manier waarop men de hulpverlener de andere aanspreekt. Het dient te gebeuren in
een “verandertaal” of spraakgebruik die mensen motiveert om van gedrag te veranderen.
Met je cliënten spreken is gericht op samenwerking. Men
ondersteunt eerder dan te overtuigen of in discussie te
treden en men probeert een positieve sfeer te creëren, die
verandering stimuleert en niet afdwingt.
1
, Via dergelijke communicatie zullen vanzelf elementen aan de orde komen die aantonen dat de cliënt
zelf voordelen ziet om te stoppen met het storende gedrag. Als MI op de juiste manier wordt
uitgevoerd, is het niet de zorgverlener, maar de cliënt die de argumenten voor verandering aangeeft.
Componenten van motivatie
Het globale doel is dat de innerlijke motivatie vergroot wordt, zodat er verandering ontstaat
binnenuit en deze niet van buitenaf worden opgelegd.
Wat is het waargenomen belang van een bepaalde verandering. Indien er geen discrepantie is, zal er
geen neiging zijn tot verandering. In dit geval dien je discrepantie te ontwikkelen. Pas wanneer het
heden afwijkt van het gewenste of verwachte ideaal, ontstaat de motivatie om te veranderen. Miller
en Rollinck beschouwen het gebrek aan discrepantie niet als een pathologie, maar eerder als een
normaal stadium in het veranderingsproces.
Ook het vertrouwen in verandering is cruciaal. Soms wil
een persoon veranderen, maar kan deze niet
veranderen. Wanneer men geen methode tot
verandering vindt, verminderen mensen vaak hun
onvrede door hun denkprocessen en waarnemingen bij
te stellen, op een manier die vaak ‘defensief’ wordt
genoemd.
Tot slot dient men ook klaar te zijn voor verandering. Iemand kan bereid en in staat zijn om te
veranderen, maar er nog niet klaar voor zijn. Dit hangt samen met het stellen van prioriteiten (‘ik wil
wel maar nu niet’). Een tekort aan gereedheid wordt binnen MI niet gezien als innerlijke afweer,
maar als normaal menselijk functioneren.
Verandering vergemakkelijken
Hulpverlener probeert vanuit het perspectief van de cliënt een discrepantie te creëren tussen huidig
gedrag en ruimere doelen en waarden.
Discrepantie* kan worden opgeroepen doordat iemand zich bewust wordt van de nadelen van zijn
huidige gedragsstijl en doordat hij de voordelen van gedragsverandering beseft. Bovendien voelt de
cliënt dat er geen sprake is van een druk om te veranderen, maar eerder van een steun om de
gevoelde discrepantie op te heffen.
*Discrepantie = situatie waar 2 dingen niet overeenstemmen.
Voor veel hulpverleners lijkt deze houding tegennatuurlijk. We hebben de reflex om meteen te willen
helpen (reparatiereflex). De hulpverlener dient de klik te maken van extrinsieke naar intrinsieke
motivatie. Hoe meer iemands uitlatingen in de loop van een gesprek blijk geven van een toenemende
bereidheid om te veranderen, des te groter de waarschijnlijkheid dat die verandering ook
werkelijkheid wordt.
De cliënt zelf kan de ambivalentie het best oplossen. Hij/zij zal vooral zelf de argumenten voor
verandering onder woorden moeten brengen. Die argumenten hoor je in zijn verandertaal. De
hulpverlener moet hiervoor alert zijn. Ambivalentie maakt verandering dus mogelijk. Immers,
ambivalentie wordt uiteindelijk opgelost door verandering. Indien er geen discrepantie aanwezig is,
zal er ook geen motivatie zijn. Door een discrepantie te ontwikkelen tussen het feitelijk heden en de
gewenste toekomst ontstaat er een intensivering van de ambivalentie om uiteindelijk opgelost te
worden.
2
Inleiding
= motivational interviewing
Methode om mensen voor te bereiden op verandering.
Miller en Rollinck (2001)
“Cliëntgerichte, directieve methode om te bevorderen dat de
cliënt intrinsiek gemotiveerd wordt tot verandering, door
ambivalentie* te verkennen en op te lossen.”
*Ambivalentie = een staat van in conflict zijnde emoties die gerelateerd zijn aan hetzelfde object,
idee of persoon (gevoelens van liefde en haat voor iets of iemand).
Er zijn zowel overeenkomsten als verschillen op te merken met cliëntgerichte benadering van Carl
Rogers, de gedragstherapie en cognitieve therapie.
De cliënt staat centraal en gaat bewust directief te werk men stuurt doelbewust aan op het
oplossen van ambivalentie. Men ondersteunt de cliënt om te komen tot verandering.
Motivatie is een belangrijke factor om gedragsveranderingen op lange termijn te kunnen
bestendigen. Motivatie houdt met 2 dingen verband:
1. Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun probleemgedrag en vormen dus de sleutel
ervan. Ze moeten zelf gemotiveerd zijn te veranderen.
2. Motivatie komt niet vanzelf. Zonder steun/stimulansen van de omgeving lukt het niet.
Het model MI biedt een alternatief voor een aanpak die neerkomt op confrontatie, de les spellen en
autoriteit. Het is niet gericht op het afdwingen van verandering met extrinsieke middelen (zoals
wettelijke sancties, straf, sociale druk, financieel gewin, …). Het is wel gericht op iemands intrinsieke
motivatie om te veranderen.
Als zorgverlener is het belangrijk om de (over)last die het ongewenste gedrag teweegbrengt
voorzichtig ter sprake te brengen. Hoe meer mensen tot het besef komen wat de nadelen zijn van
hun gedrag, hoe meer de bereidheid zal toenemen om te veranderen.
Het veranderen van probleemgedrag begint bij de ambivalentie die mensen bij zichzelf merkt.
Ambivalentie maakt verandering mogelijk meestal is er enige mate merkbaar.
Wanneer de omgeving benadrukt tussen het feitelijk heden (dat gekenmerkt wordt door
probleemgedrag) en de gewenste toekomst, ontstaat er een intensivering van de ambivalentie
waardoor meestal de behoefte (motivatie) ontstaat om dit op te lossen.
Cruciaal is de manier waarop men de hulpverlener de andere aanspreekt. Het dient te gebeuren in
een “verandertaal” of spraakgebruik die mensen motiveert om van gedrag te veranderen.
Met je cliënten spreken is gericht op samenwerking. Men
ondersteunt eerder dan te overtuigen of in discussie te
treden en men probeert een positieve sfeer te creëren, die
verandering stimuleert en niet afdwingt.
1
, Via dergelijke communicatie zullen vanzelf elementen aan de orde komen die aantonen dat de cliënt
zelf voordelen ziet om te stoppen met het storende gedrag. Als MI op de juiste manier wordt
uitgevoerd, is het niet de zorgverlener, maar de cliënt die de argumenten voor verandering aangeeft.
Componenten van motivatie
Het globale doel is dat de innerlijke motivatie vergroot wordt, zodat er verandering ontstaat
binnenuit en deze niet van buitenaf worden opgelegd.
Wat is het waargenomen belang van een bepaalde verandering. Indien er geen discrepantie is, zal er
geen neiging zijn tot verandering. In dit geval dien je discrepantie te ontwikkelen. Pas wanneer het
heden afwijkt van het gewenste of verwachte ideaal, ontstaat de motivatie om te veranderen. Miller
en Rollinck beschouwen het gebrek aan discrepantie niet als een pathologie, maar eerder als een
normaal stadium in het veranderingsproces.
Ook het vertrouwen in verandering is cruciaal. Soms wil
een persoon veranderen, maar kan deze niet
veranderen. Wanneer men geen methode tot
verandering vindt, verminderen mensen vaak hun
onvrede door hun denkprocessen en waarnemingen bij
te stellen, op een manier die vaak ‘defensief’ wordt
genoemd.
Tot slot dient men ook klaar te zijn voor verandering. Iemand kan bereid en in staat zijn om te
veranderen, maar er nog niet klaar voor zijn. Dit hangt samen met het stellen van prioriteiten (‘ik wil
wel maar nu niet’). Een tekort aan gereedheid wordt binnen MI niet gezien als innerlijke afweer,
maar als normaal menselijk functioneren.
Verandering vergemakkelijken
Hulpverlener probeert vanuit het perspectief van de cliënt een discrepantie te creëren tussen huidig
gedrag en ruimere doelen en waarden.
Discrepantie* kan worden opgeroepen doordat iemand zich bewust wordt van de nadelen van zijn
huidige gedragsstijl en doordat hij de voordelen van gedragsverandering beseft. Bovendien voelt de
cliënt dat er geen sprake is van een druk om te veranderen, maar eerder van een steun om de
gevoelde discrepantie op te heffen.
*Discrepantie = situatie waar 2 dingen niet overeenstemmen.
Voor veel hulpverleners lijkt deze houding tegennatuurlijk. We hebben de reflex om meteen te willen
helpen (reparatiereflex). De hulpverlener dient de klik te maken van extrinsieke naar intrinsieke
motivatie. Hoe meer iemands uitlatingen in de loop van een gesprek blijk geven van een toenemende
bereidheid om te veranderen, des te groter de waarschijnlijkheid dat die verandering ook
werkelijkheid wordt.
De cliënt zelf kan de ambivalentie het best oplossen. Hij/zij zal vooral zelf de argumenten voor
verandering onder woorden moeten brengen. Die argumenten hoor je in zijn verandertaal. De
hulpverlener moet hiervoor alert zijn. Ambivalentie maakt verandering dus mogelijk. Immers,
ambivalentie wordt uiteindelijk opgelost door verandering. Indien er geen discrepantie aanwezig is,
zal er ook geen motivatie zijn. Door een discrepantie te ontwikkelen tussen het feitelijk heden en de
gewenste toekomst ontstaat er een intensivering van de ambivalentie om uiteindelijk opgelost te
worden.
2