Tot stand komen van een contractie?
Calcium uit sarcoplasmatisch reticulum wordt vrijgelaten.
Ca bindt aan troponine- tropomyosine complex (zit op actine). Hierdoor komen de bindingsplaatsen
op de actinefilamenten vrij. Zo kunnen de myosinekoppen binden aan actine. De myosinekop
maakt een ‘knik’
= contractie. Zolang calcium aanwezig is, kan er een contractie zijn en worden er ‘crossbridges’ of
actine- myosinebruggen gevormd.
Contractie: I-band en H-band worden kleiner (verlengen/verkorten van sarcomeren)
Contractie fasen:
de contractie
Kracht van
tijd
Latentiefase Niet meteen zichtbaar. Periode dat calciumionen vrijkomen uit
sarcoplasmatisch reticulum opdat er mogelijkheid is dat actine en
myosine aan elkaar binden en er kruisbruggen (‘crossbridges’) worden
gevormd.
Contractiefase Myosinekop vormt een brug met actine, er komt energie vrij
waardoor er een contractie kan plaatsvinden.
Relaxatiefase Calciumionen terugpompen in sarcoplasmatisch reticulum. Er kunnen
geen crossbridges meer worden gevormd (wel eventueel nog een
passieve verlenging door de zwaartekracht of werking van de
antagonisten).
Wat heb je nodig om een bepaalde beweging te kunnen uitvoeren?
Prikkel onder de vorm van weerstand/kracht die zal inwerken, waardoor de spier zal contraheren.
Basiscomponenten voor een beweging:
1. Beenderen of botten
2. Gewrichten – punt waarrond de botten bewegen
3. Een bepaald object (gewicht) dat beweegt tegen de weerstand
1
, 4. Een kracht, dat voorziet in energie voor de beweging, welke voortkomt uit de spieren
2 belangrijke componenten om een contractie tot stand te laten komen:
Contractiele component – actieve verkorting spier (actine + myosine)
Elastische component – passief uitrekken, spanning stijgt (celwanden, bindweefsel om spierweefsel)
Spierspanning wordt bepaald door verandering in elastische component
Soorten spiercontracties:
BASISSPANNING OF RUSTTONUS OF BASISWEERSTAND OF GRONDSPANNING
• Houding lichaam
• Weerstand tegen zwaartekracht (lichaam niet in elkaar zakken)
• Hypertonie (spasmen, verhoogde basisspanning) <-> Hypotonie (verlaagde basisspanning)
• Hoe te stand komen?
– Actieve component = CZS
– Passieve component = spierelasticiteit
Zwakke, onwillekeurige contracties. Het produceert geen grote kracht. Zelfs in rust hebben we enige
spanning.
STATISCHE CONTRACTIE OF ISOMETRISCHE CONTRACTIE
• Spierlengte =, spanning ↑
– Contractiele elementen < → totale verkorting opheffen door uitrekken elastische
elementen
– Elastische elementen > → spanning neemt toe door uitrekking (spanning daalt
wanneer deze terug naar oorspronkelijke lengte gaat)
• Geen beweging in gewricht → beide uiteinden van de spier zijn gefixeerd, opbouwen van
vermoeidheid in de spier
• Moment spierkracht = moment zwaartekracht
• Actinefilamenten? Bewegen niet
• Myosinefilamenten? Kopjes van de myosinemolecule knikbeweging waarbij de nek van de
myosine wordt uitgerokken (elastische component)
Voorbeeld: het planken of voorligsteun
1. Behoud van lichaamshouding
2. Ondersteunen van objecten in een gefixeerde positie
3. Stabiliseren van gewrichten (terwijl andere gewrichten bewegen)
2
, DYNAMISCHE CONTRACTIE = ISOTONISCHE CONTRACTIE
Lengte van de spier verandert. Nodig voor lichaamsbewegingen of het bewegen van
voorwerpen.
Isotonische contractie: tijdens contractie wijzigt lengte van elastische component niet,
waardoor volledige spier verkort/verlengt.
DYNAMISCHE CONCENTRISCHE CONTRACTIE
– Gewricht beweegt → origo en insertie naar elkaar toe, één uiteinde van de
spier gefixeerd, ander uiteinde wordt belast met gewicht.
– Spier verkort
– Moment spierkracht > moment zwaartekracht (spierkracht > uitwendige weerstand)
! Positieve arbeid (spierkracht en verplaatsing = zin)
Voorbeeld: flexie van de elleboog
DYNAMISCHE EXCENTRISCHE BELASTING OF PLIOMETRISCH
– Gewricht beweegt → origo en insertie weg van elkaar
– Spier verlengt
– Moment spierkracht < moment zwaartekracht (spierkracht < uitwendige weerstand)
! Negatieve arbeid (spierkracht en verplaatsing <-> zin)
! Spier remt gecontroleerd een beweging af
! Beweging = zin als zwaartekracht
Voorbeeld: extensie van de elleboog
(Spier kan een grotere spanning leveren bij een excentrische contractie dan bij een isometrische en
concentrische contractie omdat je de zwaartekracht moet tegenwerken om te voorkomen dat het
gewicht met enorme vaart omlaag gaat)
De trappen op en afstappen:
Opstappen: concentrische werking quadriceps (knie kunnen heffen)
Afstappen: excentrische werking quadriceps (knieflexie controleren en tegenhouden bij te veel
buiging)
ISOKINETISCHE CONTRACTIE
• Spier verlengt/verkort
• Constante snelheid
! Voorwaarde = variabele weerstand
• Voorbeeld?
3
Calcium uit sarcoplasmatisch reticulum wordt vrijgelaten.
Ca bindt aan troponine- tropomyosine complex (zit op actine). Hierdoor komen de bindingsplaatsen
op de actinefilamenten vrij. Zo kunnen de myosinekoppen binden aan actine. De myosinekop
maakt een ‘knik’
= contractie. Zolang calcium aanwezig is, kan er een contractie zijn en worden er ‘crossbridges’ of
actine- myosinebruggen gevormd.
Contractie: I-band en H-band worden kleiner (verlengen/verkorten van sarcomeren)
Contractie fasen:
de contractie
Kracht van
tijd
Latentiefase Niet meteen zichtbaar. Periode dat calciumionen vrijkomen uit
sarcoplasmatisch reticulum opdat er mogelijkheid is dat actine en
myosine aan elkaar binden en er kruisbruggen (‘crossbridges’) worden
gevormd.
Contractiefase Myosinekop vormt een brug met actine, er komt energie vrij
waardoor er een contractie kan plaatsvinden.
Relaxatiefase Calciumionen terugpompen in sarcoplasmatisch reticulum. Er kunnen
geen crossbridges meer worden gevormd (wel eventueel nog een
passieve verlenging door de zwaartekracht of werking van de
antagonisten).
Wat heb je nodig om een bepaalde beweging te kunnen uitvoeren?
Prikkel onder de vorm van weerstand/kracht die zal inwerken, waardoor de spier zal contraheren.
Basiscomponenten voor een beweging:
1. Beenderen of botten
2. Gewrichten – punt waarrond de botten bewegen
3. Een bepaald object (gewicht) dat beweegt tegen de weerstand
1
, 4. Een kracht, dat voorziet in energie voor de beweging, welke voortkomt uit de spieren
2 belangrijke componenten om een contractie tot stand te laten komen:
Contractiele component – actieve verkorting spier (actine + myosine)
Elastische component – passief uitrekken, spanning stijgt (celwanden, bindweefsel om spierweefsel)
Spierspanning wordt bepaald door verandering in elastische component
Soorten spiercontracties:
BASISSPANNING OF RUSTTONUS OF BASISWEERSTAND OF GRONDSPANNING
• Houding lichaam
• Weerstand tegen zwaartekracht (lichaam niet in elkaar zakken)
• Hypertonie (spasmen, verhoogde basisspanning) <-> Hypotonie (verlaagde basisspanning)
• Hoe te stand komen?
– Actieve component = CZS
– Passieve component = spierelasticiteit
Zwakke, onwillekeurige contracties. Het produceert geen grote kracht. Zelfs in rust hebben we enige
spanning.
STATISCHE CONTRACTIE OF ISOMETRISCHE CONTRACTIE
• Spierlengte =, spanning ↑
– Contractiele elementen < → totale verkorting opheffen door uitrekken elastische
elementen
– Elastische elementen > → spanning neemt toe door uitrekking (spanning daalt
wanneer deze terug naar oorspronkelijke lengte gaat)
• Geen beweging in gewricht → beide uiteinden van de spier zijn gefixeerd, opbouwen van
vermoeidheid in de spier
• Moment spierkracht = moment zwaartekracht
• Actinefilamenten? Bewegen niet
• Myosinefilamenten? Kopjes van de myosinemolecule knikbeweging waarbij de nek van de
myosine wordt uitgerokken (elastische component)
Voorbeeld: het planken of voorligsteun
1. Behoud van lichaamshouding
2. Ondersteunen van objecten in een gefixeerde positie
3. Stabiliseren van gewrichten (terwijl andere gewrichten bewegen)
2
, DYNAMISCHE CONTRACTIE = ISOTONISCHE CONTRACTIE
Lengte van de spier verandert. Nodig voor lichaamsbewegingen of het bewegen van
voorwerpen.
Isotonische contractie: tijdens contractie wijzigt lengte van elastische component niet,
waardoor volledige spier verkort/verlengt.
DYNAMISCHE CONCENTRISCHE CONTRACTIE
– Gewricht beweegt → origo en insertie naar elkaar toe, één uiteinde van de
spier gefixeerd, ander uiteinde wordt belast met gewicht.
– Spier verkort
– Moment spierkracht > moment zwaartekracht (spierkracht > uitwendige weerstand)
! Positieve arbeid (spierkracht en verplaatsing = zin)
Voorbeeld: flexie van de elleboog
DYNAMISCHE EXCENTRISCHE BELASTING OF PLIOMETRISCH
– Gewricht beweegt → origo en insertie weg van elkaar
– Spier verlengt
– Moment spierkracht < moment zwaartekracht (spierkracht < uitwendige weerstand)
! Negatieve arbeid (spierkracht en verplaatsing <-> zin)
! Spier remt gecontroleerd een beweging af
! Beweging = zin als zwaartekracht
Voorbeeld: extensie van de elleboog
(Spier kan een grotere spanning leveren bij een excentrische contractie dan bij een isometrische en
concentrische contractie omdat je de zwaartekracht moet tegenwerken om te voorkomen dat het
gewicht met enorme vaart omlaag gaat)
De trappen op en afstappen:
Opstappen: concentrische werking quadriceps (knie kunnen heffen)
Afstappen: excentrische werking quadriceps (knieflexie controleren en tegenhouden bij te veel
buiging)
ISOKINETISCHE CONTRACTIE
• Spier verlengt/verkort
• Constante snelheid
! Voorwaarde = variabele weerstand
• Voorbeeld?
3