Voorbeelden dilemma’s in de toegepaste psychologie:
Jurre (♂, 48j) is opgenomen. Zijn echtgenote vraagt om duidelijkheid waarom Jurre hun
woonkamer in brand wou steken. Jurre is nog niet aanspreekbaar.
- Wel zeggen: vrouw gerustgesteld - mogelijks later Jurre (on)tevreden - tegen de wet
- Niet zeggen: vrouw mentaal zwaar - mogelijks later Jurre (on)tevreden - wet gevolgd
Stella (♀, 35j) haalt 49/100 voor een test. Ze heeft 50/100 nodig om door te gaan. Ze is
gemotiveerd en het zou veel voor haar zelfvertrouwen betekenen.
Flip (♂, 15j) komt niet op gesprek. De ouders bellen met de vraag of hij altijd komt opdagen.
Ben je eerlijk tegen de ouders?
1. Wat is een ethisch (moreel) dilemma?
Een moreel/ethisch dilemma wordt door een hulpverlener vaak intuïtief aangevoeld en men
zit ‘gewrongen’ met de situatie.
Bij een dilemma ervaart een hulpverlener dat hij gebonden is aan persoonlijke waarden of
beroepsethische normen, die in dat specifieke geval niet met elkaar te verenigen zijn. (je kan
niet het ene en het andere doen, je moet een keuze maken, je weet niet goed welke keuze de beste is):
- Intuïtief aangevoeld & gewrongen gevoel (hier klopt iets niet)
- Aan de basis liggen enkele normen, waarden en/of juridische zaken die niet met
elkaar te verenigen zijn
Verschillende morele waarden staan tegenover elkaar (bv. gelijkwaardigheid versus
eerlijkheid),
Verschillende deontologische verplichtingen lijken onderling tegenstrijdig (bv.
beroepsgeheim garanderen versus recht op informatie),
Ethische overwegingen lijken moeilijk verenigbaar met wettelijke verplichtingen (bv.
bezorgde ouders van een volwassen opgenomen patiënt informeren over de toestand
van hun zoon versus Privacywet).
2. Moreel versus praktisch dilemma
Moreel: Wat zou ik moeten doen?
criteria van Rothfusz (2010)
Criteria nagaan dilemma:
Er zijn minstens twee concrete (vaak meer) alternatieven waaruit gekozen moet
worden. (vaak de zwart-wit versie: ‘ik doe het’ of ‘ik doe het niet’)
De alternatieven hebben te maken met waarden en normen. Het gaat dus niet om de
vraag hoe je iets moet uitvoeren (zie hieronder)
Het is een dilemma voor jou als psychologisch consulent (dus niet voor andere
partijen zoals artsen). Het is bovendien een dilemma voor jou als concreet individu,
niet voor ‘psychologisch consulenten in het algemeen’. Het is dus iets dat jou raakt in
je kern, hoewel dat voor een collega misschien minder het geval is.
Praktisch: Ik weet ongeveer de richting, maar niet hoe? (= hoe moet ik dit aanpakken?)
Voorbeeld:
Iemand verplicht opnemen in een instelling & zo het gevaar voor zichzelf beperken OF
Iemand een vrij keuze laten, maar wel een gevaar voor zichzelf laten zijn.
Het kiezen voor de ene waarde gaat ten koste van de andere waarde
, Ethisch Moraal
- Kritisch nadenken over de moraal - Normen & waarden voor jou
- Waarom past iets bij je waarden en belangrijk
normen? - bepaling iets goed of fout
- Ethisch = nadenken over iets (je - 'een morele keuze’
weet nog niet of je het goed of fout - Moreel handelen = handelen
vindt) volgens eigen moraal, zonder
- Ethisch gedragen = nadenken over nadenken
je handelen
Ethisch = nadenken over hoe je moet handelen.
Moreel = handelen volgens je eigen moraal, zonder na te denken
3. Waarden en normen
In onze samenleving, en wijzelf als individu, vinden we een aantal zaken belangrijk en
waardevol. Iets om na te streven. Dit duiden we aan met morele waarden. Waarden zijn vaak
positief geformuleerd en geven aan hoe mensen idealiter zouden handelen:
- Respect
- Eerlijkheid
- Rechtvaardigheid
Enkele belangrijke waarden: autonomie, integriteit, verantwoordelijkheid, eerlijkheid, respect,
veiligheid, rechtvaardigheid,…
Voor bescherming van deze elementen regels die gedrag voorschrijven, iets waar je je als
groepslid van de samenleving aan zou moeten houden. (gedragsregels = normen)
- Normen (gedragsregels) kan je onderverdelen in geboden (iets wel doen) of
verboden (iets niet doen).
Normen zijn vaak concreet, en geven een ondergrens/minimum waaraan je gedrag dient te
voldoen:
- Je mag niet stelen (eerlijkheid, respect)
- Je moet de waarheid spreken (eerlijkheid)
- Je mag geen plagiaat plegen (eerlijkheid, rechtvaardigheid, integriteit…)
- Je mag een cliënt niet discrimineren (respect, integriteit)
Wanneer je gedrag overeenkomt met de algemene morele normen en waarden, dan stel je
moreel toelaatbaar gedrag.
Maar soms is er verdeeldheid in de samenleving over hoe je moet handelen.
- Sommigen vinden dat je op een bepaalde manier moet ageren (bv. geen
pedagogische tik)
- terwijl anderen een tegengestelde visie voorschrijven (bv. een pedagogische tik kan
wel).
Bij problemen waarin het lastig is om te bepalen wat de beste, de betere of de
minst slechte keuze is, spreken we van een moreel of ethisch dilemma.
Wanneer je als persoon gaat nadenken over die dilemma’s zet je een stap in het ethische
veld.
,Ethische reflectie = een proces van zelfstandig nadenken over goed en slecht en over je
eigen waarden en normen.
- Bestaande normen niet zomaar overnemen zonder nadenken
- Voorbeeld:
Wanneer jij nadenkt over geweld ten opzichte van andere mensen en je komt
tot de conclusie dat je het een goed verbod vindt, dan komt jouw ethisch
perspectief overeen met de meeste mensen.
Vind je dat je ook geen dieren mag doden, dan komt jouw ethisch perspectief
op dit moment niet overeen met dat van de meerderheid. Als vleeseter stel je
(momenteel nog) moreel toelaatbaar gedrag, maar de vegetariër houdt er een
ander ethisch perspectief op na.
Praktische of methodologische dilemma = je voelt welke richting je als hv uit wilt,
maar je weet niet wat de beste methode is.
- Voorbeeld:
Je beslist dat je de ouders van een minderjarig kind wil informeren over wat
het kind gezegd heeft in jullie gesprekken omdat je dat ethisch gezien het
beste vindt. Toch heeft het kind gevraagd om niets door te geven.
Bij dit dilemma vraag je je af hoe je, met respect voor alle betrokkenen, tot een
volgende stap geraakt.
4. Drie luiken in de beroepsethiek
1) Juridische kant: Wat zijn de grenzen van het beroepsgeheim? Wanneer mag het
beroepsgeheim wettelijk gezien doorbroken worden?
2) Ethische kant: Persoonlijke waarden en normen die worden aangesproken.
3) Psychologische kant: Hoe ga je handelen, uitleg geven,…
4.1 Juridische kant
Voor hulpverleners bestaan er diverse wetten waaraan gehoor gegeven moet worden en
waarin artikelen staan die betrekking hebben op, onder andere, kwaliteitsvolle begeleiding
aanbieden, geïnformeerde toestemming, het patiëntendossier, privacy en klachtenrecht.
4.1.1 Plichtenleer
= Ontstaan vanuit de verantwoordelijkheid die we hebben over mensen.
Verantwoordelijkheid nemen:
Richtlijnen en plichten (deontologische code)
Basisprincipes
o Beroepsgeheim & discretieplicht
o Respect voor de waardigheid van een cliënt
o Verantwoordelijkheid
o Competentie (enkel het doel waar je voor bent opgeleid)
o Integriteit (niet liegen, omkopen,…)
Professionele richtlijnen (naast de deontologische code)
Minderjarigen
, o Decreet rechtspositie minderjarigen in integrale jeugdhulp
o Rechten van de minderjarigen
Wet patiëntenrechten
Wet privacy & AVG
o Bewaren en bewerken van informatie
4.1.2 Belang juridisch luik
1) Duidelijkheid over rechten en plichten alle partijen
2) Bescherming cliënten
3) Biedt houvast (bij bv. Een moreel dilemma)
Maar wetten en regels:
Lopen achter de feiten aan
Bv. Door smartphones mensen geconfronteerd met seksuele foto’s die ze hadden
doorgestuurd er kon nog niks aan gedaan worden want er was nog geen wet rond,
dus dit kwam veel later in de wet (NA de feiten pas).
Kunnen nooit op alles toegepast worden, unieke situaties, persoonlijk aanvoelen
Impliceren vaak conflictsituatie
4.1.3 Enkele belangrijke wettelijke kaders:
4.1.3.1 De erkenning van GGZ-beroepen
Titel psycholoog is geregulariseerd. (= Je moet aan bepaalde eisen voldoen voor je de titel
mag gebruiken + inschrijven op een lijst.)
De klinisch psycholoog is sinds enkele jaren ook een WUG-er.
= Hij voert een uitvoerend gezondheidszorgberoep (de ‘W’ = ‘wet’) uit.
(beroepen onder deze wet: geneeskunde, vroedkunde, verpleegkunde, zorgkundige,
kinesitherapie, klinische psychologie, klinische orthopedagogie, hulpverlener–ambulancier.)
De Wet op de Uitvoering van de Gezondheidszorg beschermt de beoefening van
gezondheidszorg doordat:
Niet iedereen deze titels mag gebruiken (titelbescherming) – niet iedereen kan zich
klinisch psycholoog noemen,
bepaalde activiteiten (zoals psychotherapie) enkel door die titels uitgevoerd mogen
worden (beroepsbescherming),
je bepaalde opleidingen gevolgd moet hebben (psychotherapie uitoefenen mag enkel
na een therapie-opleiding)
Deze erkenning maakt dat de klinisch psycholoog een autonoom gezondheidszorg
beroepsbeoefenaar is.
- Geen andere hulpverlener kan haar zeggen hoe ze te werk moet gaan.
- De discussie tussen de arts en de psycholoog is daarmee van de baan.