Pathologie
Inhoudstafel
1. Anamnese
2. Vaccinatieschema
3. Voorbereiding vaccinatie
4. Fixatie van de huid
5. Infecteren
6. Nazorg
7. Bijwerkingen
8. Prikaccident
1. Anamnese
Voorafgaand aan elke toediening van een vaccin, moet je voor jezelf deze
belangrijke vraag bevestigend beantwoorden:
● Mag ik op dit moment bij dit kind dit vaccin toedienen ?
Vaccineren door een verpleegkundige:
Een arts kan een vaccinatie delegeren naar een regioverpleegkundige. Hiervoor
moet de arts eerst een schriftelijk staand order invullen op naam van het te
vaccineren kind en dit op papier ondertekenen / afstempelen. Ook op het digitaal
dossier van het kind wordt aangeduid waarom een verpleegkundige wel of niet mag
vaccineren.
,1.1 Levende verzwakte vaccins
Verzwakte microben in een levend vaccin lijken meer op de 'wilde' microbe dan de
microben in geïnactiveerde vaccins.
Ze kunnen dan ook een reactie opwekken die nog een beetje op de ziekte lijkt. Ze
wekken echter een immuniteit op die over het algemeen levenslang aanhoudt en dit
zowel cellulair als humoraal.
Levend verzwakte vaccins zijn niet thermostabiel en moeten altijd gekoeld bewaard
blijven.
Twee groepen personen een potentieel gevaar:
➔ mensen met een stoornis in de immuniteit
➔ zwangeren.
In het huidige basisvaccinatieschema voor baby's worden twee levende vaccins
gebruikt:
➔ het vaccin tegen rotavirus
➔ het vaccin tegen mazelen-bof-rubella
1.2 Geïnactiveerde vaccins
Geïnactiveerde vaccins geven een (voornamelijk humorale) immuniteit die meestal
beperkt is van duur. Daarom is op regelmatige tijdstippen een hervaccinatie
(booster) nodig om de bescherming op peil te houden. Geïnactiveerde vaccins
bevatten enkel nog componenten van de ziektekiem, ziektekiem, zelden of nooit de
hele kiem. Geïnactiveerde vaccins zijn over het algemeen veilig, ook voor mensen
met een immuunstoornis. Het is wel mogelijk dat de immuunrespons bij mensen met
een niet goed werkend immuunsysteem niet optimaal is of uitblijft.
In het huidige basisvaccinatieschema voor baby's zijn volgende vaccins
geïnactiveerd:
➔ het vaccin tegen polio
➔ difterie
➔ tetanus
➔ pertussis
➔ hepatitis B
➔ hemofilus
➔ nfluenza B
➔ het vaccin tegen pneumokokken
➔ het vaccin tegen meningokokken C
, 1.3 In deze drie situaties mag je een vaccin absoluut NIET toedienen:
1. Ernstige allergische reactie op hetzelfde vaccin na een vorige vaccinatie
2. Aangetoonde allergie voor één van de bestanddelen van het vaccin
3. Voor het kinkhoestvaccin (in Hexyon@) geldt als absolute contra-indicatie
encefalopathie (encefalo = hersenaandoening zoals epilepsie, verlammingen) die
optreedt binnen de 7 dagen na de vaccinatie zonder andere aantoonbare reden. Bij
immuungecompromitteerde personen kan toediening van een levend verzwakt
vaccin als ongewenst effect de ziekte induceren waartegen men de persoon had
willen beschermen. Advies van de behandelend arts is nodig vooraleer te
vaccineren.
1.4 Relevante contra-indicatie
Relatieve contra-indicatie het matig of ernstig acuut ziek zijn met of zonder koorts.
Indien dit het geval is, stel je de vaccinatie uit voor een zo kort mogelijke duur. Voor
het kinkhoestvaccin (in Hexyon®) gelden volgende relatieve contra-indicaties: ▪
● Evolutieve neurologische aandoening (erger en erger)
● Recente of niet controleerbare epilepsie
● Ernstige reactie na eerdere toediening: Koorts> 40,5°C binnen de 48 u na
inenting, convulsies (met of zonder koorts) binnen de 72 u na inenting,
aanhoudend huilen> 3 u, cyanose, hypotone hyporesponsieve episode
Bij MBR-vaccinatie: heeft het kind de afgelopen drie maanden een transfusie met vol
bloed of een injectie met immuunglobuline gehad? Of de afgelopen maand een
ander levend vaccin gekregen. In deze gevallen overleg je eerst met de
behandelend arts vooraleer je beslist om te vaccineren.
(wel geven als je behandelende arts hiervoor toestemming geven)
Valse contra-indicaties (er mag wel een vaccinatie gebeuren)
Alle volgende gevallen zijn geen contra-indicatie voor vaccinatie;
● Lokale reactie op een vorige inenting
● Koorts na een vorige toediening (tenzij > 40,5 °C na kinkhoestvaccin)
● Niet matig/ernstig ziek zijn met of zonder koorts (ze eten nog, ze spelen nog)
● Antibiotica gebruik
● Inhalatie of lage dosissen van orale corticoïden (<2mg/kg, /dag1 tot 10 kg of
<20mg/dag)
● Herstelperiode van een ziekte (ook varicella)
● Recent contact met een infectieziekte (ook varicella)
Inhoudstafel
1. Anamnese
2. Vaccinatieschema
3. Voorbereiding vaccinatie
4. Fixatie van de huid
5. Infecteren
6. Nazorg
7. Bijwerkingen
8. Prikaccident
1. Anamnese
Voorafgaand aan elke toediening van een vaccin, moet je voor jezelf deze
belangrijke vraag bevestigend beantwoorden:
● Mag ik op dit moment bij dit kind dit vaccin toedienen ?
Vaccineren door een verpleegkundige:
Een arts kan een vaccinatie delegeren naar een regioverpleegkundige. Hiervoor
moet de arts eerst een schriftelijk staand order invullen op naam van het te
vaccineren kind en dit op papier ondertekenen / afstempelen. Ook op het digitaal
dossier van het kind wordt aangeduid waarom een verpleegkundige wel of niet mag
vaccineren.
,1.1 Levende verzwakte vaccins
Verzwakte microben in een levend vaccin lijken meer op de 'wilde' microbe dan de
microben in geïnactiveerde vaccins.
Ze kunnen dan ook een reactie opwekken die nog een beetje op de ziekte lijkt. Ze
wekken echter een immuniteit op die over het algemeen levenslang aanhoudt en dit
zowel cellulair als humoraal.
Levend verzwakte vaccins zijn niet thermostabiel en moeten altijd gekoeld bewaard
blijven.
Twee groepen personen een potentieel gevaar:
➔ mensen met een stoornis in de immuniteit
➔ zwangeren.
In het huidige basisvaccinatieschema voor baby's worden twee levende vaccins
gebruikt:
➔ het vaccin tegen rotavirus
➔ het vaccin tegen mazelen-bof-rubella
1.2 Geïnactiveerde vaccins
Geïnactiveerde vaccins geven een (voornamelijk humorale) immuniteit die meestal
beperkt is van duur. Daarom is op regelmatige tijdstippen een hervaccinatie
(booster) nodig om de bescherming op peil te houden. Geïnactiveerde vaccins
bevatten enkel nog componenten van de ziektekiem, ziektekiem, zelden of nooit de
hele kiem. Geïnactiveerde vaccins zijn over het algemeen veilig, ook voor mensen
met een immuunstoornis. Het is wel mogelijk dat de immuunrespons bij mensen met
een niet goed werkend immuunsysteem niet optimaal is of uitblijft.
In het huidige basisvaccinatieschema voor baby's zijn volgende vaccins
geïnactiveerd:
➔ het vaccin tegen polio
➔ difterie
➔ tetanus
➔ pertussis
➔ hepatitis B
➔ hemofilus
➔ nfluenza B
➔ het vaccin tegen pneumokokken
➔ het vaccin tegen meningokokken C
, 1.3 In deze drie situaties mag je een vaccin absoluut NIET toedienen:
1. Ernstige allergische reactie op hetzelfde vaccin na een vorige vaccinatie
2. Aangetoonde allergie voor één van de bestanddelen van het vaccin
3. Voor het kinkhoestvaccin (in Hexyon@) geldt als absolute contra-indicatie
encefalopathie (encefalo = hersenaandoening zoals epilepsie, verlammingen) die
optreedt binnen de 7 dagen na de vaccinatie zonder andere aantoonbare reden. Bij
immuungecompromitteerde personen kan toediening van een levend verzwakt
vaccin als ongewenst effect de ziekte induceren waartegen men de persoon had
willen beschermen. Advies van de behandelend arts is nodig vooraleer te
vaccineren.
1.4 Relevante contra-indicatie
Relatieve contra-indicatie het matig of ernstig acuut ziek zijn met of zonder koorts.
Indien dit het geval is, stel je de vaccinatie uit voor een zo kort mogelijke duur. Voor
het kinkhoestvaccin (in Hexyon®) gelden volgende relatieve contra-indicaties: ▪
● Evolutieve neurologische aandoening (erger en erger)
● Recente of niet controleerbare epilepsie
● Ernstige reactie na eerdere toediening: Koorts> 40,5°C binnen de 48 u na
inenting, convulsies (met of zonder koorts) binnen de 72 u na inenting,
aanhoudend huilen> 3 u, cyanose, hypotone hyporesponsieve episode
Bij MBR-vaccinatie: heeft het kind de afgelopen drie maanden een transfusie met vol
bloed of een injectie met immuunglobuline gehad? Of de afgelopen maand een
ander levend vaccin gekregen. In deze gevallen overleg je eerst met de
behandelend arts vooraleer je beslist om te vaccineren.
(wel geven als je behandelende arts hiervoor toestemming geven)
Valse contra-indicaties (er mag wel een vaccinatie gebeuren)
Alle volgende gevallen zijn geen contra-indicatie voor vaccinatie;
● Lokale reactie op een vorige inenting
● Koorts na een vorige toediening (tenzij > 40,5 °C na kinkhoestvaccin)
● Niet matig/ernstig ziek zijn met of zonder koorts (ze eten nog, ze spelen nog)
● Antibiotica gebruik
● Inhalatie of lage dosissen van orale corticoïden (<2mg/kg, /dag1 tot 10 kg of
<20mg/dag)
● Herstelperiode van een ziekte (ook varicella)
● Recent contact met een infectieziekte (ook varicella)