Voeding, spijsvertering en metabolisme
Bouwstofwisseling = metabolisme
-> Steeds dynamisch evenwicht tussen opbouw en afbraak.
Anabolisme (opbouw), Katabolisme (afbraak).
Te vinden in bv. Huid en darmslijmvlies
Het metabolisme is te volgen adhv de stikstofbalans = de opname en uitscheiding van
stikstof.
Positief bij -> Groei en zwangerschap.
Negatief bij -> koorts, uitputtende ziekten, spiertrauma, brandwonden en ‘slecht’
vermageren.
Metabolisme werkt onder invloed van functionele prikkels.
Evenwicht tussen opbouw en afbraak van celstructuren = belangrijk! Vooral bij de
ontwikkeling van het kind.
Inspanningshypertrofie van skeletspieren en hart (= vergroting organen en weefsels door
toename cellen).
Atrofie = een spier die niet wordt gebruikt (= afname van weefsel- en orgaanmassa).
Nood aan voedsel
Voedsel = brandstof voor het lichaam -> aanbreng energie, stoffen voor lichaamsfunctie.
We onderscheidden voedingsmiddelen en voedingsstoffen -> niet al de voeding(smiddelen)
bevatten essentiële voedingsstoffen. Bv. Broccoli vergeleken met snoep.
Voedingsstoffen -> Groei, instandhouden en functioneren lichaam.
Macronutriënten Micronutriënten Bioactieve stoffen en
voedingsvezels
Behoefte aan grote hoeveelheid Behoefte aan kleine Werken beschermend
-> leveren energie. hoeveelheid -> Voor voor het lichaam.
functioneren van het
lichaam.
• Koolhydraten • Voedingsvezels
• Vetten • Vitamines • Carotenoïden
• Eiwitten • Mineralen • Flavonoïden
• Alcohol -> uitzonderlijk • Spoorelementen • Glucosinolaten
• Water -> uitzonderlijk • indolen
,3 basisregels van een evenwichtige voeding:
1. Moet dagelijks alle energie en voedingsstoffen aanbrengen.
2. Moet de energiebalans in evenwicht houden.
3. Moet een goede verhouding macronutriënten bevatten
De energie moet bestaan uit (voedingsdriehoek):
Minimum 55% Koolhydraten, maximum 30 – 35% vetten en 10 – 15% Eiwitten. Het is
belangrijk deze met een goed evenwicht te consumeren.
Iedereen heeft energie nodig = behoefte aan kj of kcal/dag adhv gewicht, lengte, leeftijd,
geslacht en activiteit.
Er gaat energie via voeding in, en uit via lichamelijke activiteit 15 – 30%,
Thermogenese (10%) en rustmetabolisme (60 – 70%)
-> vb. Rust = opletten in de les, activiteit = naar buiten gaan tijdens de pauze.
Thermogenese = altijd (lichaam die zichzelf warm houdt).
Om voedingsstoffen te gebruiken/opnemen moeten we deze afbreken/verteren.
Fase Werking Voorbeeld
Afbreken (verteren) Ingestie, mechanische en Kauwen, speeksel, maag
chemische verwerking. verteert.
Opnemen (absorberen) Secretie van hulpstoffen, Opname in bloedbaan,
opname in bloedbaan. verspreid naar organen, ...
Verwerken (gebruiken) Activiteit. Mens gebruikt energie.
Uitscheiden (excretie) Naar toilet. Afvalstoffen verwijderen.
Spijsverteringskanaal
Onderdelen van het spijsverteringskanaal:
Mondholte, keelholte, slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm, rectum en anus.
,Peritoneum = 2 lagen met vochtgevulde tussenruimte.
Peritoneum parietale = bij buikwand.
Peritoneum viscerale = tegen buikorganen
Lopen over gehele lengte van de buik, van buiten naar binnen:
=> Buikwand -> peritoneum parietale -> vocht -> peritoneum viscerale -> organen in de buik.
Extraperitoneaal en intraperitoneaal = buiten of binnen het peritoneum:
Extraperitoneaal = te onderverdelen in:
Retroperitoneaal = achteraan, in de peritoneale holte.
Subperitoneaal = onder intraperitoneaal.
Intraperitoneale organen zijn opgehangen dmv banden. Het Mesenterium houdt deze
organen op hun plaats bij het bewegen van de darmen of de lichaamshouding.
= ook de weg voor bloedvaten, lymfevaten en zenuwen.
Plooi in peritoneum -> Omentus majus, hecht de maag aan het colon transversum.
, Het maagdarmkanaal bevat 4 lagen:
Mucosa = Slijmvlies, bevat: Epitheellaag die grenst aan het lumen, slijmproducerende
cel/klier. Functie = Glijmiddel in voedseltransport. Ligt in de laag samen met de Muscularis
mucosae.
Submucosa = Bindweefsellaag, bevat: Bloedvaten, lymfevaten en zenuwen.
Muscularis = Spierweefsellagen:
Circulaire laag -> contractie gaat lumen vernauwen.
Longitudinale laag -> Contractie gaat orgaan verkorten. (Bevat soms ook schuine
lagen). Plexus van Auerbach -> zenuwvlecht tussen beide lagen.
Serosa = Dun, glad vlies van mesotheel op basale membraan -> vormt visceraal blad van
peritoneum m.u.v. oesofagus.
Zenuwstelsel in maagdarmkanaal
Intrinsiek zenuwstelsel = vlechtwerken van zenuwcellen -> plexus van Meisner en plexus van
Auerbach. Liggen tussen de 2 spierlagen, de circulaire laag en de submucosa.
Bouwstofwisseling = metabolisme
-> Steeds dynamisch evenwicht tussen opbouw en afbraak.
Anabolisme (opbouw), Katabolisme (afbraak).
Te vinden in bv. Huid en darmslijmvlies
Het metabolisme is te volgen adhv de stikstofbalans = de opname en uitscheiding van
stikstof.
Positief bij -> Groei en zwangerschap.
Negatief bij -> koorts, uitputtende ziekten, spiertrauma, brandwonden en ‘slecht’
vermageren.
Metabolisme werkt onder invloed van functionele prikkels.
Evenwicht tussen opbouw en afbraak van celstructuren = belangrijk! Vooral bij de
ontwikkeling van het kind.
Inspanningshypertrofie van skeletspieren en hart (= vergroting organen en weefsels door
toename cellen).
Atrofie = een spier die niet wordt gebruikt (= afname van weefsel- en orgaanmassa).
Nood aan voedsel
Voedsel = brandstof voor het lichaam -> aanbreng energie, stoffen voor lichaamsfunctie.
We onderscheidden voedingsmiddelen en voedingsstoffen -> niet al de voeding(smiddelen)
bevatten essentiële voedingsstoffen. Bv. Broccoli vergeleken met snoep.
Voedingsstoffen -> Groei, instandhouden en functioneren lichaam.
Macronutriënten Micronutriënten Bioactieve stoffen en
voedingsvezels
Behoefte aan grote hoeveelheid Behoefte aan kleine Werken beschermend
-> leveren energie. hoeveelheid -> Voor voor het lichaam.
functioneren van het
lichaam.
• Koolhydraten • Voedingsvezels
• Vetten • Vitamines • Carotenoïden
• Eiwitten • Mineralen • Flavonoïden
• Alcohol -> uitzonderlijk • Spoorelementen • Glucosinolaten
• Water -> uitzonderlijk • indolen
,3 basisregels van een evenwichtige voeding:
1. Moet dagelijks alle energie en voedingsstoffen aanbrengen.
2. Moet de energiebalans in evenwicht houden.
3. Moet een goede verhouding macronutriënten bevatten
De energie moet bestaan uit (voedingsdriehoek):
Minimum 55% Koolhydraten, maximum 30 – 35% vetten en 10 – 15% Eiwitten. Het is
belangrijk deze met een goed evenwicht te consumeren.
Iedereen heeft energie nodig = behoefte aan kj of kcal/dag adhv gewicht, lengte, leeftijd,
geslacht en activiteit.
Er gaat energie via voeding in, en uit via lichamelijke activiteit 15 – 30%,
Thermogenese (10%) en rustmetabolisme (60 – 70%)
-> vb. Rust = opletten in de les, activiteit = naar buiten gaan tijdens de pauze.
Thermogenese = altijd (lichaam die zichzelf warm houdt).
Om voedingsstoffen te gebruiken/opnemen moeten we deze afbreken/verteren.
Fase Werking Voorbeeld
Afbreken (verteren) Ingestie, mechanische en Kauwen, speeksel, maag
chemische verwerking. verteert.
Opnemen (absorberen) Secretie van hulpstoffen, Opname in bloedbaan,
opname in bloedbaan. verspreid naar organen, ...
Verwerken (gebruiken) Activiteit. Mens gebruikt energie.
Uitscheiden (excretie) Naar toilet. Afvalstoffen verwijderen.
Spijsverteringskanaal
Onderdelen van het spijsverteringskanaal:
Mondholte, keelholte, slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm, rectum en anus.
,Peritoneum = 2 lagen met vochtgevulde tussenruimte.
Peritoneum parietale = bij buikwand.
Peritoneum viscerale = tegen buikorganen
Lopen over gehele lengte van de buik, van buiten naar binnen:
=> Buikwand -> peritoneum parietale -> vocht -> peritoneum viscerale -> organen in de buik.
Extraperitoneaal en intraperitoneaal = buiten of binnen het peritoneum:
Extraperitoneaal = te onderverdelen in:
Retroperitoneaal = achteraan, in de peritoneale holte.
Subperitoneaal = onder intraperitoneaal.
Intraperitoneale organen zijn opgehangen dmv banden. Het Mesenterium houdt deze
organen op hun plaats bij het bewegen van de darmen of de lichaamshouding.
= ook de weg voor bloedvaten, lymfevaten en zenuwen.
Plooi in peritoneum -> Omentus majus, hecht de maag aan het colon transversum.
, Het maagdarmkanaal bevat 4 lagen:
Mucosa = Slijmvlies, bevat: Epitheellaag die grenst aan het lumen, slijmproducerende
cel/klier. Functie = Glijmiddel in voedseltransport. Ligt in de laag samen met de Muscularis
mucosae.
Submucosa = Bindweefsellaag, bevat: Bloedvaten, lymfevaten en zenuwen.
Muscularis = Spierweefsellagen:
Circulaire laag -> contractie gaat lumen vernauwen.
Longitudinale laag -> Contractie gaat orgaan verkorten. (Bevat soms ook schuine
lagen). Plexus van Auerbach -> zenuwvlecht tussen beide lagen.
Serosa = Dun, glad vlies van mesotheel op basale membraan -> vormt visceraal blad van
peritoneum m.u.v. oesofagus.
Zenuwstelsel in maagdarmkanaal
Intrinsiek zenuwstelsel = vlechtwerken van zenuwcellen -> plexus van Meisner en plexus van
Auerbach. Liggen tussen de 2 spierlagen, de circulaire laag en de submucosa.