PERSOONLIJKHEID
INLEIDING
PID = psychologie van verschillen
- tussen mensen
- binnen mensen
algemene psychologie & algemene wetten
Deeldomeinen: intelligentie & persoonlijkheid
Korte herhaling van PID 1: visies op de persoonlijkheid
trekvisie
- eigenschappen:
Trekken zijn interne, stabiele eigenschappen van een individu die deze van
moment tot moment, situatie tot situatie met zich meedraagt
~ een trek is geen tijdelijke eigenschap
~ is iets dat de persoon altijd meedraagt, geven aanleiding tot consistent
patroon van gedrag
Trekken zijn causaal: ze verklaren het gedrag van het individu
~ De interne eigenschappen beinvloeden, bepalen gedrag
Trekken nemen de vorm aan van (hypothetische) dimensies waarop mensen
verschillende plaats kunnen innemen
- implicaties:
hoofdeffect van persoon = belangrijkst
type A (cross-temporele) stabiliteit
type B (cross-situationele) stabiliteit
type C (cross-uitings) stabiliteit
type D (personal coefficient)
Interactionisme
- assumpties:
ph = een system van processen dat iemands reactie in een situatie bepaald (CAPS)
gedrag = een functie van de interactie tussen de persoon en omgeving
ph kan beschreven worden in termen van een ALS DAN handtekening
, - implicaties:
hoge type A consistentie
lage type B, C & D consistentie
Wie heeft er gelijk ?
- Aan ene kant:
Trekken zijn relatief cross-temporeel consistent;
Er zijn consistente individuele verschillen in algemene gedragstendenzen
Deze verschillen voorspellen ook belangrijke levensoutcomes
- Aan andere kant
Concreet gedrag is weinig consistent van situatie tot situatie
Concrete gedragsuitingen correleren ook niet sterk onderling
En worden slechts in beperkte mate voorspeld door trekken
CONCLUSIE: mensen hebben algemene gedragstendenzen die stabiel zijn en voorspellend voor
levensoutcomes zijn, maar ze zijn weinig informatief voor de predictie van concreet gedrag (omdat
deze in interactie bepaald wordt)
Hedendaags persoonlijkheidsonderzoek:
1. trekvisie domineert
- wijd verspreide theorieën zoals de big 5
- theoretisch kader geeft mogelijkheid tot cumulatieve wetenschappen
- gemakkelijk te onderzoeken
2. interactionisme
- assumpties worden algemeen aanvaard
- moeilijk te onderzoeken
- gebrek aan omvattende theorie
HOOFDSTUK 1: PERSOONLIJKHEID
~ de biologische benadering van de persoonlijkheid
1. INLEIDING GEBRIPPEN EN DOELEN
1.1. INLEIDING
, (Sengal, 2007)
2 identieke tweelingen worden gescheiden bij de geboorte en na 40 jaar komen ze terug in contact
- gelijkenissen: fysieke, job, nam van zoon, 2 keer getrouwd, roken zelfde sigaretten,…
- verschillen: ene was verbaal beter, de andere beter in schrijven, haar anders leggen
1.2. BEGRIPPEN
Genoom
= de hele verzameling genen dat een organisme bezit
- bevat 20000-25000 genen op 23 paar chromosomen
Genoom bestaat uit DNA (DesoxyriboNucleïneZuur)
= dubbele helix opgebouwd uit nucleotiden
- fosfaatgroep, suikergroep, 4 basen: adenine-thymine, guanine-cytosine
Gen
= specifieke combinaties DNA-nucleotide die coderen voor een specifieke proteïne of
eigenschap
~ vb. bouw van het lichaam en functies
~ vb. aanleg voor bepaalde aandoeningen
~ vb. psychologische eigenschappen
Het menselijk genoom is een complex geheel van
- veel genen
- manier van coderen die sterk kan variëren (kunnen op verschillende manieren tot uiting
komen)
- genetisch afval is ook nog functioneel: bepaald expressies
Human genome project
- sequentie van het menselijk genoom te identificeren
- niet elk functie van elk gen is gekend
- veel eigenschappen zijn door een combinatie van genen gedetermineerd
- hoe zijn verschillen in genetica gelinkt aan verschillen in ph?
, De meeste genen hebben alle mensen gemeenschappelijk
MAAR een klein aantal genen verschillen tussen mensen
- waaronder genen die coderen voor lichamelijke en psychische trekken
mensen verschillen in genoom en hoe deze tot uiting komt hangt samen met verschillen in hoe
ze zijn
Phenotype = hoe het genotype zich uit
Genotype = genoom
1.3. DOELEN
Welke menselijke eigenschappen zijn
- volledig genetisch bepaald ~ oogkleur
- volledig door omgeving bepaald ~haarkleur
de meeste eigenschappen zijn door genetica & omgeving bepaald
Doelen:
1. Bepalen hoeveel van de variantie van verschillen tussen mensen in een trek
toegeschreven kan worden aan de genetische verschillen en hoeveel aan de
omgevingsverschillen
= klassieke gedragsgenetica
2. Hoe gaan genen en omgeving interageren en correleren in het bepalen van individuele
verschillen
= moderne gedragsgenetica
3. Bepalen welke omgevings-en genetica invloeden invloed hebben op individuele
verschillen
2. GERDAGSGENETICA
2.1. KLASSIEKE GEDRAGSGENETICA
2.1. 1. WAT IS OVERERFBAARHEID
Overerfbaarheid = de proportie variantie van geobserveerde verschillen in een groep die verklaard of
toegeschreven wordt aan genetische verschillen