Inleiding
Kwantitatief onderzoek?
Kwantitatief onderzoek = het verklaren van fenomenen door het verzamelen van numerieke
gegevens die worden geanalyseerd met behulp van wiskundig gebaseerde methoden (met name
statistiek)
We hebben meetinstrumenten nodig om fenomenen op kwantitatieve manier te meten:
- Bv: In welke mate bent u akkoord met de regels rond Corona? → Helemaal niet akkoord, niet
akkoord, …
We hebben kwantitatieve analyse methoden nodig
- Kwantitatieve analyse = de eigenschappen van een grote
verzameling getallen (verkregen data!) op een simpele manier
weergeven
Kwantitatief onderzoek wordt vaak in het positivisme gesitueerd (= een positivistische manier van
werken):
- Objectiviteit
➢ In werkelijkheid is kwantitatief onderzoek niet altijd zo objectief
➔ Wie bepaalt wat er gemeten wordt?
➔ Wie bepaalt bij wie we dit meten?
➔ Wie bepaalt hoe data geanalyseerd worden?
- Controleerbaarheid
- Herhaalbaarheid
- Systematiek
Wetenschappelijke onderzoek artikelen hebben doorgaans een vaste structuur:
1. Inleiding/probleemstelling
2. Theoretisch kader/onderzoeksmodel
3. Methoden
➢ vertelt exact wat je gedaan hebt
4. Resultaten
➢ Om de resultaten te berekenen, kan je verschillende statistische technieken gebruiken
5. Discussie + conclusie
1
, Les 1: Onderzoeksmodel
1. Onderzoeksvraag
Formuleer een duidelijk onderzoeksprobleem!
- Geen onderzoeksprobleem = geen goed onderzoek!
- Probleemstelling kan vele vormen aannemen:
➢ concepten nog niet in verband gebracht
➢ onderzoek nog niet uitgevoerd bij bepaalde populatie
➢ onderzoek nog niet in speciale context uitgevoerd
➔ Bv: bij Amerikanen maar niet bij Belgen
➢ verklaringen voor een relatie nog niet onderzocht
Kwantitatief onderzoek is meestal deductief → vertrekt vanuit theorie om hypotheses te toetsen
- Theorie = stelling over hoe een fenomeen zal optreden
⇒ voorspellingen
⇒ falsifieerbaar
- Theorie leidt tot hypothesen
➢ conclusie die optreedt aan het einde van een reeks stellingen over een fenomeen
2. Concepten
Conceptueel model = geeft een overzicht over de relaties
tussen de concepten
- Het model beschrijft de relaties tussen de
concepten vervat in de hypothesen
Structureel vergelijkingsmodel = een combinatie van relaties
2.1 Verschillende relaties
Simpele correlaties = een statistisch verband is tussen variabelen. De
verandering van 1 variabele betekent niet een verandering in de tweede
variabele (dubbele pijl)
Causale relaties = een verandering in de ene variabele de verandering in de andere variabele
veroorzaakt. Er is dus een oorzaak-gevolgrelatie tussen variabelen (eenrichtingspijl)
2
, - Onafhankelijke variabele: factoren die op een andere variabele inwerken om een effect of
verandering daarin te veroorzaken, vaak aangeduid als de oorzaak
- Afhankelijke variabele: De variabele die bepaald wordt door de onafhankelijke variabelen,
ook aangeduid als effect
Bv: “Grandparents’ use of RMB will be related positively to grandchildren’s willingness to serve as
future caregivers for their grandparents.”
Meerdere causale relaties zijn mogelijk:
Mediatie effect
Mediator variabele = een variabele die in een causaal verband
tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele verklaart
Moderatie/interactie effect
Moderator variabele = Een variabele die het effect van een andere
variabele beïnvloedt
Confounder (antecedent) effect
Confounder/antecedent variabele = Variabele die effect heeft op
twee andere variabelen waardoor er een schijnverband ontstaat
tussen die twee andere variabelen
- Bv: Controle variabelen
2.1 Conceptuele definitie
Conceptuele definitie = legt uit wat we verstaan onder het concept en wat niet.
- Het gebruik van een concept moet je duidelijk definiëren in een onderzoek
➢ Bv: Variabele “jobtevredenheid” is geen meetinstrument op zichzelf
Ze maken duidelijk wat we willen bereiken met ons onderzoek. Ze is enkel nodig voor abstracte en/of
meervoudige concepten
- Concreet concept = direct waarneembaar (bv: ben je getrouwd?)
3
, - Abstracte concept = Kan je niet rechtstreeks waarnemen
➢ Bv: ben je gelovig? (Geloof kan meerdere betekenissen hebben)
- Enkelvoudig concept = één vraag is voldoende
➢ Wat is jouw geslacht
- Complex/meervoudig = concept bevat meerdere aspecten
➢ Wat is je inkomen (loon, uitkering, interesten & dividenden, pensioenen, …)
➢ Abstracte concepten zijn doorgaans meervoudig
3. Data
Hoe zal de dataset er ideaal gezien ongeveer uitzien?
- Rijen = eenheden
- Kolommen = variabelen
Zie apart blad voor antwoorden voorbeelden
Les 2: Meten
1. Validiteit en betrouwbaarheid
SPSS oefening leeftijd inschatten → SPSS stappenplan
→ Best wel moeilijk om leeftijd van mensen in te schatten
We kunnen fouten in 2 componenten verdelen:
- Systematische fout = vertekening die zich steeds
opnieuw voordoet
➢ Hoe hoger de systematische fout, hoe lager de
validiteit
➢ We meten graag met een hoge validiteit
➢ Wat is de systematische vertekening (validiteit) in
jouw schattingen?
➔ De gemiddelde
- Willekeurige fout = vertekening die zich willekeurig voordoet maar gemiddeld 0 is
➢ Het is een fout die niet systematisch, je hebt er geen vat op
4
Kwantitatief onderzoek?
Kwantitatief onderzoek = het verklaren van fenomenen door het verzamelen van numerieke
gegevens die worden geanalyseerd met behulp van wiskundig gebaseerde methoden (met name
statistiek)
We hebben meetinstrumenten nodig om fenomenen op kwantitatieve manier te meten:
- Bv: In welke mate bent u akkoord met de regels rond Corona? → Helemaal niet akkoord, niet
akkoord, …
We hebben kwantitatieve analyse methoden nodig
- Kwantitatieve analyse = de eigenschappen van een grote
verzameling getallen (verkregen data!) op een simpele manier
weergeven
Kwantitatief onderzoek wordt vaak in het positivisme gesitueerd (= een positivistische manier van
werken):
- Objectiviteit
➢ In werkelijkheid is kwantitatief onderzoek niet altijd zo objectief
➔ Wie bepaalt wat er gemeten wordt?
➔ Wie bepaalt bij wie we dit meten?
➔ Wie bepaalt hoe data geanalyseerd worden?
- Controleerbaarheid
- Herhaalbaarheid
- Systematiek
Wetenschappelijke onderzoek artikelen hebben doorgaans een vaste structuur:
1. Inleiding/probleemstelling
2. Theoretisch kader/onderzoeksmodel
3. Methoden
➢ vertelt exact wat je gedaan hebt
4. Resultaten
➢ Om de resultaten te berekenen, kan je verschillende statistische technieken gebruiken
5. Discussie + conclusie
1
, Les 1: Onderzoeksmodel
1. Onderzoeksvraag
Formuleer een duidelijk onderzoeksprobleem!
- Geen onderzoeksprobleem = geen goed onderzoek!
- Probleemstelling kan vele vormen aannemen:
➢ concepten nog niet in verband gebracht
➢ onderzoek nog niet uitgevoerd bij bepaalde populatie
➢ onderzoek nog niet in speciale context uitgevoerd
➔ Bv: bij Amerikanen maar niet bij Belgen
➢ verklaringen voor een relatie nog niet onderzocht
Kwantitatief onderzoek is meestal deductief → vertrekt vanuit theorie om hypotheses te toetsen
- Theorie = stelling over hoe een fenomeen zal optreden
⇒ voorspellingen
⇒ falsifieerbaar
- Theorie leidt tot hypothesen
➢ conclusie die optreedt aan het einde van een reeks stellingen over een fenomeen
2. Concepten
Conceptueel model = geeft een overzicht over de relaties
tussen de concepten
- Het model beschrijft de relaties tussen de
concepten vervat in de hypothesen
Structureel vergelijkingsmodel = een combinatie van relaties
2.1 Verschillende relaties
Simpele correlaties = een statistisch verband is tussen variabelen. De
verandering van 1 variabele betekent niet een verandering in de tweede
variabele (dubbele pijl)
Causale relaties = een verandering in de ene variabele de verandering in de andere variabele
veroorzaakt. Er is dus een oorzaak-gevolgrelatie tussen variabelen (eenrichtingspijl)
2
, - Onafhankelijke variabele: factoren die op een andere variabele inwerken om een effect of
verandering daarin te veroorzaken, vaak aangeduid als de oorzaak
- Afhankelijke variabele: De variabele die bepaald wordt door de onafhankelijke variabelen,
ook aangeduid als effect
Bv: “Grandparents’ use of RMB will be related positively to grandchildren’s willingness to serve as
future caregivers for their grandparents.”
Meerdere causale relaties zijn mogelijk:
Mediatie effect
Mediator variabele = een variabele die in een causaal verband
tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele verklaart
Moderatie/interactie effect
Moderator variabele = Een variabele die het effect van een andere
variabele beïnvloedt
Confounder (antecedent) effect
Confounder/antecedent variabele = Variabele die effect heeft op
twee andere variabelen waardoor er een schijnverband ontstaat
tussen die twee andere variabelen
- Bv: Controle variabelen
2.1 Conceptuele definitie
Conceptuele definitie = legt uit wat we verstaan onder het concept en wat niet.
- Het gebruik van een concept moet je duidelijk definiëren in een onderzoek
➢ Bv: Variabele “jobtevredenheid” is geen meetinstrument op zichzelf
Ze maken duidelijk wat we willen bereiken met ons onderzoek. Ze is enkel nodig voor abstracte en/of
meervoudige concepten
- Concreet concept = direct waarneembaar (bv: ben je getrouwd?)
3
, - Abstracte concept = Kan je niet rechtstreeks waarnemen
➢ Bv: ben je gelovig? (Geloof kan meerdere betekenissen hebben)
- Enkelvoudig concept = één vraag is voldoende
➢ Wat is jouw geslacht
- Complex/meervoudig = concept bevat meerdere aspecten
➢ Wat is je inkomen (loon, uitkering, interesten & dividenden, pensioenen, …)
➢ Abstracte concepten zijn doorgaans meervoudig
3. Data
Hoe zal de dataset er ideaal gezien ongeveer uitzien?
- Rijen = eenheden
- Kolommen = variabelen
Zie apart blad voor antwoorden voorbeelden
Les 2: Meten
1. Validiteit en betrouwbaarheid
SPSS oefening leeftijd inschatten → SPSS stappenplan
→ Best wel moeilijk om leeftijd van mensen in te schatten
We kunnen fouten in 2 componenten verdelen:
- Systematische fout = vertekening die zich steeds
opnieuw voordoet
➢ Hoe hoger de systematische fout, hoe lager de
validiteit
➢ We meten graag met een hoge validiteit
➢ Wat is de systematische vertekening (validiteit) in
jouw schattingen?
➔ De gemiddelde
- Willekeurige fout = vertekening die zich willekeurig voordoet maar gemiddeld 0 is
➢ Het is een fout die niet systematisch, je hebt er geen vat op
4