Persoonlijkheidspsychologie
Les 1: inleiding………………………………………………………………………………HF1 HB .
DEEL 1: Inleiding persoonlijkheidspsychologie
1. Definitie persoonlijkheid
Persoonlijkheid = de verzameling van psychologische trekken* en mechanismen* binnen
een individu, die georganiseerd en relatief stabiel* zijn, en die de interacties met de
aanpassingen* aan de intrapsychische, fysieke en sociale omgeving* beïnvloeden.
*verzameling van psychologische trekken
● Trekken = traits (eigenschappen die verschillen/gelijkenissen tussen mensen
beschrijving)
● Gemiddelde neigingen (average tendencies)
● Hoeveel? structuur? oorsprong? correlaties/gevolgen? van de persoonlijkheidstrek
● beschrijven, verklaren en voorspellen van (toekomstig) gedrag.
*Mechanismen
→ cognitieve processen van informatieverwerking
vb. iemand zeer extravert cognitief opzoek om op verschillende manieren contact te zoeken
met anderen, beginnen praten. typisch gedrag voor extravert persoon (cognitieve
processen)
Mensen die gevoeliger zijn adh van de persoonlijkheid en in welke omgeving iemand zich
bevindt → leidt tot gedrag
*Binnen een individu, die georganiseerd en relatief stabiel zijn
● persoonlijkheid = intern (interne eigenschappen)
, ● georganiseerd: geen willekeurige verzameling elementen, maar een coherent,
samenhangend geheel.
● relatief stabiel doorheen de tijd en consistent overheen situaties (state ≠ trait)!
○ angstig voelen is state, trait is de eigenschap die stabiel aanwezig is
doorheen de tijd. (niet altijd observeerbaar)
*interacties met de aanpassingen
● interactie tussen persoon en omgeving = complex!
○ perceptie: ied. ziet een bepaalde situatie anders afh van de trait van iem.
○ selectie: keuzes maken obv van PH.
○ uitlokking: bepaalde reacties bij andere uitlokken die consistent zijn bij jou PH
profiel. (gebeurt niet bewust).
○ manipulatie: op een bepaalde manier gedragen zodat de omgeving zich
aanpast aan jou zodat het past bij jou PH. (gebeurt doelbewust)
● adaptief functioneren: flexibel omgaan met de stress, uitdagingen en problemen die
we tegenkomen terwijl we onze levensdoelen trachten te realiseren.
→ Op een goede manier met iets kunnen omgaan door bepaalde trekken die je hebt.
* intrapsychische, fysieke en sociale omgeving
onze omgeving stelt ons voortdurend voor uitdaging.
● fysieke omgeving: vb. fysiek gevaar → overleving, veiligheid
● sociale omgeving: vb. vrienden, collega’s, partner → liefde, respect, erbij horen
● intrapsychische omgeving: vb. herinneringen, dromen, verlangens → eigenwaarde
2. Terminologie
1. individuele verschillen
→ PH trekken, eigenschappen vb intelligentie…
→ verschillen kunnen zien tussen verschillende mensen
2. persoonlijkheid
→ minder biologisch bepaald
3. temperament
→ sterk biologisch bepaald
→ interactie met omgeving ontwikkeld PH
⇒ PH en temperament veel gelijkend obv. de trekken.
, 3. Persoonlijkheidspsychologie
= de tak van de psychologie die zich bezighoudt met het bestuderen van persoonlijkheid.
= begrijpen van individuele verschillen tussen mensen
impliciete persoonlijkheidstheorieën wetenschappelijke persoonlijkheidstheorieën
- intuïtief: oordeel baseren op 1 moment - beschrijven van menselijke kenmerken
- selectieve waarneming - PH als psychologisch construct (afleiden uit
- vaak evaluatief stabiele gedragingen) → niet direct
- (~stereotypen) observeerbaar, determinant van gedrag
3 Analyseniveaus
1. Human nature
2. individuele en groepsverschillen
3. individuele uniciteit
Iedereen is op een bepaalde manier zoals alle anderen, zoals sommige anderen en zoals
niemand anders.
Nomothetisch onderzoek Idiografisch onderzoek
Bestuderen van groepen/steekproeven Bestuderen van 1 enkel individu
Focus: gelijkenissen tussen groepen Focus: uniciteit van het individu
Doel: universele wetmatigheden ontdekken
over de mens, basisstructuur van PH Doel: diepgaand begrip van het individu
identificeren
Methode: zelfrapportage, statistische Methode: case study, psychobiografie,
analyse (kwantitatief) dagboek, interview (kwalitatief)
Nadeel: weinig kennis over complexiteit en Nadeel: moeilijk generaliseerbaar
dynamiek binnen individu
, 3.2 Theorie versus onderzoek
⇒ spreken elkaar tegen en grote verschillen! kritiek
⇒ Nadeel van hedendaags onderzoek in de persoonlijkheidspsychologie
Persoonlijkheidstheorieën:
● een goede theorie voldoet aan..
○ voorziet richtlijnen voor verder onderzoek
○ verklaart en organiseert reeds bestaande bevindingen
○ maakt voorspellingen over gedrag en psychologische fenomenen
● theorie vs overtuiging
○ astrologie → zegt iets over PH van sterrenbeeld, niet wetenschappelijk!!!
Wetenschappelijke evaluatiecriteria:
- volledigheid
- heuristische waarde
- toetsbaarheid
- spaarzaamheid (minst complexe theorie kiezen van 2 goede theorieën)
- compatibiliteit en integratie overheen verschillende kennisdomeinen en
analyseniveaus
Grote verscheidenheid aan theorieën:
- psychodynamische theorieën: freud horney, erikson, kohut…
- sociaal-cognitivistische theorieën: skinner, bandura, michels
- humanistische theorieën: maslow, rogers
- biologische theorieën: gray, cloninger
- dispositionele theorieën: Costa & Mccrae
Les 2: PH theorieën: Dispositionele Theorieën …………………………………………………
DEEL 2: PERSOONLIJKHEIDSTHEORIEËN
Les 1: inleiding………………………………………………………………………………HF1 HB .
DEEL 1: Inleiding persoonlijkheidspsychologie
1. Definitie persoonlijkheid
Persoonlijkheid = de verzameling van psychologische trekken* en mechanismen* binnen
een individu, die georganiseerd en relatief stabiel* zijn, en die de interacties met de
aanpassingen* aan de intrapsychische, fysieke en sociale omgeving* beïnvloeden.
*verzameling van psychologische trekken
● Trekken = traits (eigenschappen die verschillen/gelijkenissen tussen mensen
beschrijving)
● Gemiddelde neigingen (average tendencies)
● Hoeveel? structuur? oorsprong? correlaties/gevolgen? van de persoonlijkheidstrek
● beschrijven, verklaren en voorspellen van (toekomstig) gedrag.
*Mechanismen
→ cognitieve processen van informatieverwerking
vb. iemand zeer extravert cognitief opzoek om op verschillende manieren contact te zoeken
met anderen, beginnen praten. typisch gedrag voor extravert persoon (cognitieve
processen)
Mensen die gevoeliger zijn adh van de persoonlijkheid en in welke omgeving iemand zich
bevindt → leidt tot gedrag
*Binnen een individu, die georganiseerd en relatief stabiel zijn
● persoonlijkheid = intern (interne eigenschappen)
, ● georganiseerd: geen willekeurige verzameling elementen, maar een coherent,
samenhangend geheel.
● relatief stabiel doorheen de tijd en consistent overheen situaties (state ≠ trait)!
○ angstig voelen is state, trait is de eigenschap die stabiel aanwezig is
doorheen de tijd. (niet altijd observeerbaar)
*interacties met de aanpassingen
● interactie tussen persoon en omgeving = complex!
○ perceptie: ied. ziet een bepaalde situatie anders afh van de trait van iem.
○ selectie: keuzes maken obv van PH.
○ uitlokking: bepaalde reacties bij andere uitlokken die consistent zijn bij jou PH
profiel. (gebeurt niet bewust).
○ manipulatie: op een bepaalde manier gedragen zodat de omgeving zich
aanpast aan jou zodat het past bij jou PH. (gebeurt doelbewust)
● adaptief functioneren: flexibel omgaan met de stress, uitdagingen en problemen die
we tegenkomen terwijl we onze levensdoelen trachten te realiseren.
→ Op een goede manier met iets kunnen omgaan door bepaalde trekken die je hebt.
* intrapsychische, fysieke en sociale omgeving
onze omgeving stelt ons voortdurend voor uitdaging.
● fysieke omgeving: vb. fysiek gevaar → overleving, veiligheid
● sociale omgeving: vb. vrienden, collega’s, partner → liefde, respect, erbij horen
● intrapsychische omgeving: vb. herinneringen, dromen, verlangens → eigenwaarde
2. Terminologie
1. individuele verschillen
→ PH trekken, eigenschappen vb intelligentie…
→ verschillen kunnen zien tussen verschillende mensen
2. persoonlijkheid
→ minder biologisch bepaald
3. temperament
→ sterk biologisch bepaald
→ interactie met omgeving ontwikkeld PH
⇒ PH en temperament veel gelijkend obv. de trekken.
, 3. Persoonlijkheidspsychologie
= de tak van de psychologie die zich bezighoudt met het bestuderen van persoonlijkheid.
= begrijpen van individuele verschillen tussen mensen
impliciete persoonlijkheidstheorieën wetenschappelijke persoonlijkheidstheorieën
- intuïtief: oordeel baseren op 1 moment - beschrijven van menselijke kenmerken
- selectieve waarneming - PH als psychologisch construct (afleiden uit
- vaak evaluatief stabiele gedragingen) → niet direct
- (~stereotypen) observeerbaar, determinant van gedrag
3 Analyseniveaus
1. Human nature
2. individuele en groepsverschillen
3. individuele uniciteit
Iedereen is op een bepaalde manier zoals alle anderen, zoals sommige anderen en zoals
niemand anders.
Nomothetisch onderzoek Idiografisch onderzoek
Bestuderen van groepen/steekproeven Bestuderen van 1 enkel individu
Focus: gelijkenissen tussen groepen Focus: uniciteit van het individu
Doel: universele wetmatigheden ontdekken
over de mens, basisstructuur van PH Doel: diepgaand begrip van het individu
identificeren
Methode: zelfrapportage, statistische Methode: case study, psychobiografie,
analyse (kwantitatief) dagboek, interview (kwalitatief)
Nadeel: weinig kennis over complexiteit en Nadeel: moeilijk generaliseerbaar
dynamiek binnen individu
, 3.2 Theorie versus onderzoek
⇒ spreken elkaar tegen en grote verschillen! kritiek
⇒ Nadeel van hedendaags onderzoek in de persoonlijkheidspsychologie
Persoonlijkheidstheorieën:
● een goede theorie voldoet aan..
○ voorziet richtlijnen voor verder onderzoek
○ verklaart en organiseert reeds bestaande bevindingen
○ maakt voorspellingen over gedrag en psychologische fenomenen
● theorie vs overtuiging
○ astrologie → zegt iets over PH van sterrenbeeld, niet wetenschappelijk!!!
Wetenschappelijke evaluatiecriteria:
- volledigheid
- heuristische waarde
- toetsbaarheid
- spaarzaamheid (minst complexe theorie kiezen van 2 goede theorieën)
- compatibiliteit en integratie overheen verschillende kennisdomeinen en
analyseniveaus
Grote verscheidenheid aan theorieën:
- psychodynamische theorieën: freud horney, erikson, kohut…
- sociaal-cognitivistische theorieën: skinner, bandura, michels
- humanistische theorieën: maslow, rogers
- biologische theorieën: gray, cloninger
- dispositionele theorieën: Costa & Mccrae
Les 2: PH theorieën: Dispositionele Theorieën …………………………………………………
DEEL 2: PERSOONLIJKHEIDSTHEORIEËN