Samenvatting
Hoofdstuk 1
Vakgebieden organisatiekunde:
Bedrijfseconomie
Algemene economie
Marketing
Juridische wetenschappen
Technische wetenschappen
Gedragswetenschappen
3 woorden management:
1. Samenwerken
2. Optimaal
3. Bepaald doel
management en organiseren zelfde betekenis:
Het optimaal laten samenwerken van mensen en middelen om een
bepaald doel te bereiken.
Rechtsvormen natuurlijke personen:
Eenmanszaak
Maatschap
Vennootschap onder firma (vof)
Commanditaire vennootschap (cv)
Privaatrechtelijke rechtspersonen:
Naamloze vennootschap (nv)
Besloten vennootschap (bv)
Coöperatie
Vereniging
Stichting
Hoofdstuk 2
,Gangbare termijn strategische beslissingen: 3-5 jaar (behalve in
sommige sectoren)
Strategie dient doelgericht te zijn.
Strategie: wat voor soort organisatie willen we zijn? waarin moeten
we dan heel goed zijn? hoe gaan we dat doen?
Strategie volgend Porter
Concurrentiestrategie
Doelgericht anders willen zijn dan andere en andere activiteiten
kiezen om een unieke mix van waarde te creëeren.
Strategie volgens Hamel en Prahalad
Kerncompetenties
(unieke en voor de markt relevante bekwaamheden die de essentie
vormen van concurrentievoordeel. (kernbekwaamheden))
3 kenmerken
1. Moeilijk te imiteren door andere ondernemingen
2. Moeten de koper voordeel verschaffen en waardevol zijn.
3. Men kan ze in veel verschillende markten en producten
toepassen.
Strategie volgens Mintzberg
1. Plan
2. Patroon
3. Positie - extern
4. Perspectief - intern
5. Plot
(kijken naar chocoladefabriek)
Strategisch management in fasen
1. Huidige situatie
(missie, visie, ambitie)
1. Externe analyse
(omgevingsverkenning en marktanalyse, kansen en bedreigingen,
resultaat: KSF)
1. Interne analyse
(sterkten en zwakten)
1. SWOT-analyse
2. Strategievorming
Missie
Waarom bestaan we?
verklaring van bestaansredenen en identiteit organisatie
Visie
,Wat willen we zijn?
ambitieus beeld van de toekomst
Ambitie
Waar gaan we voor?
wat de organisatie uiteindelijk wil realiseren
Kernwaarden
Waar geloven we in?
leidende principes, overtuigingen en drijfveren organisatie en
leden.
Doelstelling: De beschrijving van de beoogde toestand of resultaten.
SMART:
Specifiek (concreet omschreven)
Meetbaar
Acceptabel (betrokkenen zijn bereid zich in te spannen)
Realistisch
Tijdgebonden
Open systeem:
organisatie houdt voortdurend rekening met impulsen van buitenaf
en reageert en adequaat op.
Algemene omgeving: Het geheel aan omgevingsfactoren waarop een
organisatie geen of beperkt invloed kan uitoefenen.
Directe/transactionele omgeving: omgeving waardoor organisatie
wordt beïnvloed/invloed op kan uitoefenen.
Algemene omgevingsfactoren:
DESTEP factoren
Demografische ontwikkelingen
Economische ontwikkelingen
Sociaal maatschappelijke ontwikkelingen
Technologische ontwikkelingen
Ecologische ontwikkelingen
Politiek-juridisch ontwikkelingen
-> externe analyse
Demografisch
Omvang bevolking
Leeftijdsstructuur bevolking
Samenstelling bevolking
Economisch
Nationaal inkomen:
, Het totaal door inwoners verdiende inkomen van een land in een
jaar.
Besteedbaar inkomen:
Het brutoinkomen na aftrek van premies sociale verzekeringen en
belastingen.
Koopkracht:
De hoeveelheid goederen en diensten die met het besteedbaar
inkomen gekocht kan worden.
Consumenten vertrouwen:
Begrip dat aangeeft in hoeverre huishoudens vinden dat het
economisch gezien beter of slechter gaat.
Internationale economie (import/export)
Sociaal-maatschappelijk
Cultuur, waarden en normen. (inclusiviteit/diversiteit)
Opleiding, religie, leefstijl en consumentengedrag.
Ecologische ontwikkelingen
Milieu, klimaat, natuur en landschap, energiebronnen en
duurzaamheid.
17 doelen duurzaamheid VN
duurzaamheid:
Het zorgen voor evenwicht tussen sociale, economische en
ecologische belangen voor zowel huidige als toekomstige generaties.
greenwashing:
Het zich maatschappelijk verantwoordelijker voordoen dan een
organisatie werkelijk is.
Politiek-juridisch
Overheidsmaatregelen (wet/regelgeving)
3 vormen:
1. Nationaal
2. Internationaal
3. Supranationaal (bijv. EU)
Directe omgeving
Ontwikkelingen:
tot 1960: efficiëntie
1970: kwaliteit
Hoofdstuk 1
Vakgebieden organisatiekunde:
Bedrijfseconomie
Algemene economie
Marketing
Juridische wetenschappen
Technische wetenschappen
Gedragswetenschappen
3 woorden management:
1. Samenwerken
2. Optimaal
3. Bepaald doel
management en organiseren zelfde betekenis:
Het optimaal laten samenwerken van mensen en middelen om een
bepaald doel te bereiken.
Rechtsvormen natuurlijke personen:
Eenmanszaak
Maatschap
Vennootschap onder firma (vof)
Commanditaire vennootschap (cv)
Privaatrechtelijke rechtspersonen:
Naamloze vennootschap (nv)
Besloten vennootschap (bv)
Coöperatie
Vereniging
Stichting
Hoofdstuk 2
,Gangbare termijn strategische beslissingen: 3-5 jaar (behalve in
sommige sectoren)
Strategie dient doelgericht te zijn.
Strategie: wat voor soort organisatie willen we zijn? waarin moeten
we dan heel goed zijn? hoe gaan we dat doen?
Strategie volgend Porter
Concurrentiestrategie
Doelgericht anders willen zijn dan andere en andere activiteiten
kiezen om een unieke mix van waarde te creëeren.
Strategie volgens Hamel en Prahalad
Kerncompetenties
(unieke en voor de markt relevante bekwaamheden die de essentie
vormen van concurrentievoordeel. (kernbekwaamheden))
3 kenmerken
1. Moeilijk te imiteren door andere ondernemingen
2. Moeten de koper voordeel verschaffen en waardevol zijn.
3. Men kan ze in veel verschillende markten en producten
toepassen.
Strategie volgens Mintzberg
1. Plan
2. Patroon
3. Positie - extern
4. Perspectief - intern
5. Plot
(kijken naar chocoladefabriek)
Strategisch management in fasen
1. Huidige situatie
(missie, visie, ambitie)
1. Externe analyse
(omgevingsverkenning en marktanalyse, kansen en bedreigingen,
resultaat: KSF)
1. Interne analyse
(sterkten en zwakten)
1. SWOT-analyse
2. Strategievorming
Missie
Waarom bestaan we?
verklaring van bestaansredenen en identiteit organisatie
Visie
,Wat willen we zijn?
ambitieus beeld van de toekomst
Ambitie
Waar gaan we voor?
wat de organisatie uiteindelijk wil realiseren
Kernwaarden
Waar geloven we in?
leidende principes, overtuigingen en drijfveren organisatie en
leden.
Doelstelling: De beschrijving van de beoogde toestand of resultaten.
SMART:
Specifiek (concreet omschreven)
Meetbaar
Acceptabel (betrokkenen zijn bereid zich in te spannen)
Realistisch
Tijdgebonden
Open systeem:
organisatie houdt voortdurend rekening met impulsen van buitenaf
en reageert en adequaat op.
Algemene omgeving: Het geheel aan omgevingsfactoren waarop een
organisatie geen of beperkt invloed kan uitoefenen.
Directe/transactionele omgeving: omgeving waardoor organisatie
wordt beïnvloed/invloed op kan uitoefenen.
Algemene omgevingsfactoren:
DESTEP factoren
Demografische ontwikkelingen
Economische ontwikkelingen
Sociaal maatschappelijke ontwikkelingen
Technologische ontwikkelingen
Ecologische ontwikkelingen
Politiek-juridisch ontwikkelingen
-> externe analyse
Demografisch
Omvang bevolking
Leeftijdsstructuur bevolking
Samenstelling bevolking
Economisch
Nationaal inkomen:
, Het totaal door inwoners verdiende inkomen van een land in een
jaar.
Besteedbaar inkomen:
Het brutoinkomen na aftrek van premies sociale verzekeringen en
belastingen.
Koopkracht:
De hoeveelheid goederen en diensten die met het besteedbaar
inkomen gekocht kan worden.
Consumenten vertrouwen:
Begrip dat aangeeft in hoeverre huishoudens vinden dat het
economisch gezien beter of slechter gaat.
Internationale economie (import/export)
Sociaal-maatschappelijk
Cultuur, waarden en normen. (inclusiviteit/diversiteit)
Opleiding, religie, leefstijl en consumentengedrag.
Ecologische ontwikkelingen
Milieu, klimaat, natuur en landschap, energiebronnen en
duurzaamheid.
17 doelen duurzaamheid VN
duurzaamheid:
Het zorgen voor evenwicht tussen sociale, economische en
ecologische belangen voor zowel huidige als toekomstige generaties.
greenwashing:
Het zich maatschappelijk verantwoordelijker voordoen dan een
organisatie werkelijk is.
Politiek-juridisch
Overheidsmaatregelen (wet/regelgeving)
3 vormen:
1. Nationaal
2. Internationaal
3. Supranationaal (bijv. EU)
Directe omgeving
Ontwikkelingen:
tot 1960: efficiëntie
1970: kwaliteit