Oefentoets basiskennis Aardrijkskunde (PABO)
1. Wat is de aardas?
A. Een denkbeeldige lijn tussen de evenaar en de pool
B. Een lijn die de aarde verbindt met de maan
C. Een denkbeeldige lijn door Noord- en Zuidpool waarom de aarde draait
D. De baan van de aarde rond de zon
2. Welk proces zorgt voor de afwisseling van dag en nacht?
A. Aardbaan
B. Subductie
C. Aardrotatie
D. Erosie
3. Wat is een aquifer?
A. Een ondergrondse wateropslaglaag
B. Een type vulkaan
C. Een hooggelegen plateau
D. Een rivierdelta
4. Welke term beschrijft het proces waarbij gesteente wordt afgebroken
door zure regen?
A. Mechanische verwering
B. Chemische verwering
C. Sedimentatie
D. Subductie
5. Hoeveel continenten zijn er?
A. 5
B. 6
C. 7
D. 8
6. Wat wordt bedoeld met "bovenloop" in de context van een rivier?
A. Het einde van de rivier
B. Het beginstadium van de rivier
C. Een zijtak van de rivier
D. Een overstromingsgebied
7. Welke kracht veroorzaakt het verschuiven van aardplaten?
A. Windenergie
B. Endogene krachten
C. Zwaartekracht van de maan
D. Exogene krachten
8. Wat is een trog?
A. Een hoge bergketen
, B. Een diepe geul op de zeebodem
C. Een vulkanische krater
D. Een gletsjervallei
9. Welk halfrond omvat Europa en Noord-Amerika?
A. Oostelijk halfrond
B. Westelijk halfrond
C. Zuidelijk halfrond
D. Noordelijk halfrond
10. Wat is het gevolg van de schuine stand van de aardas?
A. Eb en vloed
B. Seizoenen
C. Vulkaanuitbarstingen
D. Windrichtingen
11. Welk type gesteente ontstaat door stolling van magma?
A. Sedimentgesteente
B. Stollingsgesteente
C. Metamorf gesteente
D. Afzettingsgesteente
12. Wat wordt bedoeld met "subductie"?
A. Het botsen van continentale platen
B. Het onder elkaar schuiven van tektonische platen
C. Het vormen van een gebergte
D. Het afbreken van gesteente door vorst
13. Welk begrip beschrijft de positie van een plaats ten opzichte van de
evenaar?
A. Lengtegraad
B. Breedteligging
C. Hoogteligging
D. Tijdzone
14. Wat is een belangrijk kenmerk van een schildvulkaan?
A. Steile hellingen
B. Brede, vlakke vorm
C. Explosieve uitbarstingen
D. Kegelvormige top
15. Welk verschijnsel wordt veroorzaakt door de aantrekkingskracht van
de maan?
A. Tornado's
B. Eb en vloed
C. Seizoenen
D. Aardbevingen
16. Wat is een uiterwaarde?
A. Een beschermd natuurgebied
1. Wat is de aardas?
A. Een denkbeeldige lijn tussen de evenaar en de pool
B. Een lijn die de aarde verbindt met de maan
C. Een denkbeeldige lijn door Noord- en Zuidpool waarom de aarde draait
D. De baan van de aarde rond de zon
2. Welk proces zorgt voor de afwisseling van dag en nacht?
A. Aardbaan
B. Subductie
C. Aardrotatie
D. Erosie
3. Wat is een aquifer?
A. Een ondergrondse wateropslaglaag
B. Een type vulkaan
C. Een hooggelegen plateau
D. Een rivierdelta
4. Welke term beschrijft het proces waarbij gesteente wordt afgebroken
door zure regen?
A. Mechanische verwering
B. Chemische verwering
C. Sedimentatie
D. Subductie
5. Hoeveel continenten zijn er?
A. 5
B. 6
C. 7
D. 8
6. Wat wordt bedoeld met "bovenloop" in de context van een rivier?
A. Het einde van de rivier
B. Het beginstadium van de rivier
C. Een zijtak van de rivier
D. Een overstromingsgebied
7. Welke kracht veroorzaakt het verschuiven van aardplaten?
A. Windenergie
B. Endogene krachten
C. Zwaartekracht van de maan
D. Exogene krachten
8. Wat is een trog?
A. Een hoge bergketen
, B. Een diepe geul op de zeebodem
C. Een vulkanische krater
D. Een gletsjervallei
9. Welk halfrond omvat Europa en Noord-Amerika?
A. Oostelijk halfrond
B. Westelijk halfrond
C. Zuidelijk halfrond
D. Noordelijk halfrond
10. Wat is het gevolg van de schuine stand van de aardas?
A. Eb en vloed
B. Seizoenen
C. Vulkaanuitbarstingen
D. Windrichtingen
11. Welk type gesteente ontstaat door stolling van magma?
A. Sedimentgesteente
B. Stollingsgesteente
C. Metamorf gesteente
D. Afzettingsgesteente
12. Wat wordt bedoeld met "subductie"?
A. Het botsen van continentale platen
B. Het onder elkaar schuiven van tektonische platen
C. Het vormen van een gebergte
D. Het afbreken van gesteente door vorst
13. Welk begrip beschrijft de positie van een plaats ten opzichte van de
evenaar?
A. Lengtegraad
B. Breedteligging
C. Hoogteligging
D. Tijdzone
14. Wat is een belangrijk kenmerk van een schildvulkaan?
A. Steile hellingen
B. Brede, vlakke vorm
C. Explosieve uitbarstingen
D. Kegelvormige top
15. Welk verschijnsel wordt veroorzaakt door de aantrekkingskracht van
de maan?
A. Tornado's
B. Eb en vloed
C. Seizoenen
D. Aardbevingen
16. Wat is een uiterwaarde?
A. Een beschermd natuurgebied
