Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien 4.2 TrustPilot
logo-home
Examen

Examenvragen Politicologie met antwoorden

Note
-
Vendu
3
Pages
77
Grade
7-8
Publié le
06-02-2025
Écrit en
2024/2025

Alle open examenvragen van 2017 tot 2025. Geslaagd in 1e zit met 14/20












Oups ! Impossible de charger votre document. Réessayez ou contactez le support.

Infos sur le Document

Publié le
6 février 2025
Nombre de pages
77
Écrit en
2024/2025
Type
Examen
Contient
Questions et réponses

Aperçu du contenu

VRAGEN POLITICOLOGIE
- Beschrijf de verschillende (deel)functies van politieke partijen.
o Programmatorische functies:
§ Vertegenwoordigen en bundelen van belangen.
§ Ontwerpen en ondersteunen van beleid.
§ Formuleren van strijdpunten.
o Positionele functies:
§ Rekruteren en selecteren van politiek personeel.
§ Het verwerven van regeringsfuncties.
§ Instructies en coördinatie geven (bijvoorbeeld via interne
communicatiekanalen).
o Civiele functies:
§ Communicatie naar burgers (op- en neerwaarts).
§ Socialiseren, integreren en mobiliseren van burgers (partijen als makelaars)
o Dysfuncties: verstarring van het systeem, polarisering en verdeling, particratie
(partijen nemen politieke proces over/ junta van partijvoorzitters)

- Vergelijk de (neo-)Weberiaanse benadering, New Public Management en New Public
Governance.
o De drie benaderingen weerspiegelen belangrijke ontwikkelingen in het denken
over en organiseren van de publieke sector
o (Neo)-Weberiaanse benadering
§ Kernidee: Een bureaucratisch model gebaseerd op regels, procedures en
hiërarchie. Gebaseerd op de ideeën van Max Weber, waarin een
rationele en neutrale bureaucratie centraal staat.
§ Kenmerken:
• Hiërarchische organisatiestructuur.
• Aanwerving op basis van expertise en competentie
(meritocratisch).
• Strikte scheiding tussen politiek en administratie.
• Nadruk op stabiliteit, rechtmatigheid en voorspelbaarheid.
§ Kritiek:
• Rigide regels kunnen doelmatigheid in de weg staan.
• Risico op een bureaucratische cultuur waarin regels belangrijker
worden dan doelen (Merton).
§ Relevantie: Blijft een belangrijke basis in contexten waar rechtmatigheid
en neutraliteit essentieel zijn.

,o New Public Management (NPM)
§ Kernidee: De publieke sector moet zich laten inspireren door de private
sector, met nadruk op efficiëntie en resultaatgerichtheid.
§ Kenmerken:
• Privatisering van publieke diensten.
• Verzelfstandiging van overheidsinstellingen.
• Invoering van private managementtechnieken, zoals
prestatiemeting en competitie.
• Burgers worden beschouwd als klanten.
§ Voordelen:
• Focus op efficiëntie en kostenbesparing.
• Innovatie door competitie en marktwerking.
§ Kritiek:
• Fragmentatie van de publieke sector.
• Eenzijdige nadruk op economische waarden, wat publieke
waarden kan ondermijnen.
• Risico op verzwakking van publieke ethiek en toenemende
complexiteit door verzelfstandiging.
o New Public Governance (NPG)
§ Kernidee: Samenwerking tussen overheid, private sector en civil society om
complexe maatschappelijke problemen op te lossen.
§ Kenmerken:
• Nadruk op netwerken en co-creatie.
• Publiek-private samenwerking (PPS).
• Burgers worden gezien als co-producenten in plaats van klanten.
• Focus op gedeelde waarden en gezamenlijke
verantwoordelijkheid.
§ Voordelen:
• Geschikt voor het aanpakken van complexe vraagstukken (bijv.
klimaatverandering, ongelijkheid).
• Meer betrokkenheid en participatie van burgers en
maatschappelijke organisaties.
§ Kritiek:
• Moeilijk te coördineren en beheren in praktijk.
• Verantwoording en transparantie kunnen ingewikkeld worden.
o De benaderingen moeten niet worden gezien als elkaar uitsluitende modellen,
maar als lagen die samen een hybride systeem vormen, afhankelijk van de
context en de maatschappelijke vraagstukken.

,- Vergelijk het federalisme met het confederalisme.
o Federalisme:
§ In een federale staat is er sprake van nevenschikking: de deelstaten en de
federale overheid opereren op hetzelfde niveau, met een gedeelde
soevereiniteit. Dit betekent dat de soevereiniteit niet volledig is afstaan
aan de centrale overheid, maar wel gedeeld wordt.
§ Federalisme kent autonomie voor deelstaten, maar dit wordt altijd in het
kader van samenwerking tussen de deelstaten en de federale overheid.
§ Self-rule (zelfbestuur) en shared-rule (gedeeld bestuur) zijn de
basisprincipes van federalisme, waarbij de deelstaten hun eigen interne
zaken regelen en de federale overheid verantwoordelijk is voor
gezamenlijke belangen.
§ Er is vaak sprake van coöperatief federalisme (zoals in Duitsland), waar de
deelstaten samenwerken met de federale overheid, of duaal federalisme,
waarbij de verantwoordelijkheden meer strikt gescheiden zijn (zoals in de
VS).
§ Asymmetrie komt voor wanneer de deelstaten ongelijk behandeld
worden, bijvoorbeeld door speciale bevoegdheden of autonomie (zoals in
België met Brussel).
§ Pro’s van federalisme zijn onder andere beleid op maat, pacificatie van
conflicten en beleidsconcurrentie. Contra’s zijn desintegratie,
ingewikkeldheid en institutionele conflicten.
o Confederalisme:
§ Confederalisme verwijst naar een systeem waarbij de deelstaten soeverein
blijven en slechts in beperkte mate samenwerken via een centrale
overheid. In tegenstelling tot federalisme behouden de deelstaten hun
soevereiniteit en kunnen ze ook besluiten om uit de confederatie te
stappen (recht op secessie).
§ In confederale systemen is de centrale regering vaak zwakker en heeft zij
vaak veto-rechten op besluiten die door de deelstaten genomen worden.
De deelstaten blijven de hoogste macht behouden, en er is vaak sprake
van kompetenzkompetenz: de bevoegdheden zijn direct bij de
deelstaten.
§ Confederalisme à la belge heeft kenmerken van confederalisme, maar is
minder strikt in zijn toepassing. België heeft bijvoorbeeld een federale
regering, maar de deelstaten behouden veel autonomie, wat het systeem
soepeler maakt.
§ De soevereiniteit blijft bij de deelstaten, en samenwerking gebeurt op basis
van verdragen die door de deelstaten gezamenlijk worden
overeengekomen.

, - België vertoont enkele confederale kenmerken, hoewel het formeel een federale staat is.
Illustreer:
o 1. Regering en Bevoegdheden
§ België heeft een federale regering, maar de deelstaten hebben
aanzienlijke autonomie op verschillende beleidsgebieden (zoals onderwijs,
cultuur, welzijn, enz.).
§ De deelstaten behouden een grote mate van zelfbestuur en hebben
eigen wetgevende, uitvoerende en administratieve bevoegdheden. Dit
komt dicht bij het competentiegebied van confederale eenheden, waar
de deelstaten hun eigen zaken regelen zonder tussenkomst van de
centrale overheid.
o 2. Veto-rechten
§ In België hebben de deelstaten een vorm van vetorecht bij belangrijke
federale beslissingen. Dit betekent dat belangrijke wetgevende of
beleidsbeslissingen vaak de goedkeuring van de deelstaten vereisen.
Bijvoorbeeld, de Vlaamse en Waalse regeringen kunnen blokkeren wat
betreft besluiten die hen direct aangaan.
§ Dit is typisch voor een confederale structuur, waar deelstaten in wezen als
soevereine eenheden fungeren en invloed kunnen uitoefenen op
beslissingen van de centrale overheid.
o 3. Kompetenzkompetenz
§ Kompetenzkompetenz verwijst naar het principe dat de bevoegdheid om
te beslissen over welke overheid of instantie bevoegd is om te handelen, in
handen ligt van de deelstaten. In België betekent dit dat de deelstaten
een zekere mate van autonomie hebben bij het vaststellen van hun eigen
bevoegdheden, zonder dat de federale overheid hen kan dwingen om
een bepaald beleid te volgen.
§ Dit geeft de deelstaten veel macht om zelf te bepalen welke zaken
binnen hun bereik vallen, vergelijkbaar met de manier waarop in
confederale systemen deelstaten hun eigen domeinen beheersen.
o 4. Verdragen en Overeenkomsten
§ België werkt vaak met bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen
de federale overheid en de deelstaten of tussen de deelstaten onderling.
Deze overeenkomsten zijn belangrijk om de samenwerking te coördineren,
maar ze benadrukken ook de soevereiniteit van de deelstaten binnen
bepaalde beleidsdomeinen. Dit is typerend voor een confederatie, waar
de centrale overheid vaak niet het laatste woord heeft.
o 5. Asymmetrische Federale Structuur
§ België heeft een asymmetrische federale structuur, wat betekent dat niet
alle deelstaten dezelfde mate van autonomie hebben. Brussel
bijvoorbeeld heeft een unieke positie als tweetalige regio en kent
verschillende bevoegdheden en afspraken met zowel de federale staat
als de gewesten. Dit asymmetrische systeem is kenmerkend voor
confederale systemen, waar deelstaten (of regio’s) verschillende mate
van onafhankelijkheid kunnen genieten.
o 6. Geen Recht op Secessie, maar een Flexibel Systeem
§ Hoewel België geen officieel recht op secessie heeft zoals sommige
confederaties, is het systeem van machtsoverdracht en samenwerking
tussen de federale en deelstaatregeringen zo flexibel dat het mogelijk is
€11,16
Accéder à l'intégralité du document:

Garantie de satisfaction à 100%
Disponible immédiatement après paiement
En ligne et en PDF
Tu n'es attaché à rien

Faites connaissance avec le vendeur
Seller avatar
loesderaedt

Faites connaissance avec le vendeur

Seller avatar
loesderaedt Universiteit Gent
Voir profil
S'abonner Vous devez être connecté afin de suivre les étudiants ou les cours
Vendu
8
Membre depuis
1 année
Nombre de followers
0
Documents
3
Dernière vente
3 jours de cela

0,0

0 revues

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Récemment consulté par vous

Pourquoi les étudiants choisissent Stuvia

Créé par d'autres étudiants, vérifié par les avis

Une qualité sur laquelle compter : rédigé par des étudiants qui ont réussi et évalué par d'autres qui ont utilisé ce document.

Le document ne convient pas ? Choisis un autre document

Aucun souci ! Tu peux sélectionner directement un autre document qui correspond mieux à ce que tu cherches.

Paye comme tu veux, apprends aussitôt

Aucun abonnement, aucun engagement. Paye selon tes habitudes par carte de crédit et télécharge ton document PDF instantanément.

Student with book image

“Acheté, téléchargé et réussi. C'est aussi simple que ça.”

Alisha Student

Foire aux questions