HOORCOLLEGE 1: onderzoek, integriteit en onderzoeksplan
Doelstelling: kennis en inzicht in grondvormen van onderzoek in de
breedte van de maatschappijwetenschappen.
Vanuit probleemstelling naar onderzoeksontwerpen:
Grootschalig veldonderzoek
Experimenten
Inhoudsanalyse
Etnografisch veldonderzoek
Hierbij leer je vaardigheden in deze grondvormen van onderzoek.
Kenmerken van onderzoek met empirische gegevens:
Op grond van zintuiglijk waarneembare, empirische gegevens
Vragen stellen, naar antwoorden luisteren en noteren
Gedrag observeren en registreren
Wetenschapsfraude: niet gebaseerd op empirische, maar op verzonnen
gegevens.
Je moet je afvragen; zijn de resultaten….
Echt waar of gewoon niet waar?
Deels waar, deels onwaar?
Juist en/of correct weergegeven?
Deels vertekent: door soort steekproef?
Gebaseerd op echte (dus niet verzonnen) gegevens?
Geldig: juiste zaken op juiste wijze gevraagd?
Betrouwbaar: bij herhaling zelfde resultaat?
Op welke wijze beoordeel je de kwaliteit van de resultaten van een
onderzoek?
Wetenschappelijke integriteit (eerlijkheid en betrouwbaarheid):
Eerlijkheid: volledig onderzoeksproces, echte data
Zorgvuldigheid: optimale precisie bij het volledige
onderzoeksproces
Onafhankelijkheid: oordelen ongeacht de belangen van derden
Verantwoordelijkheid: voor maatschappelijke implicaties
, Transparantie: volledig onderzoeksproces is helder toegankelijk en
controleerbaar voor vakgenoten.
Onderzoekers bevragen elkaar kritisch en constructief (opbouwend) over:
de aard en kwaliteit van vraagstellingen en doelstellingen, de aard en
kwaliteit van de verzamelde onderzoeksgegevens, het juiste gebruik van
analyses om deze gegevens te analyseren en de zorgvuldige juiste
weergave van de conclusies van deze analyses.
Team Science: groep wetenschappers bij elkaar die samenwerken aan
onderzoeken, waarin hun elkaar kritisch gaan bevragen. Dit is de
standaard aan het worden, bijna nooit werkt een onderzoeker in zijn
eentje, maar altijd in een groep.
Theorie: voortschrijdende theoretische inzichten en een systematisch
geheel van kennis.
Vanuit probleemstelling…..
Naar onderzoeksontwerp
Een transparant onderzoeksplan heeft kennis en vaardigheden om…
Theorieën te ontwikkelen
Theorieën te toetsen
Een transparant onderzoeksplan moet je met collega’s bespreken en
uiteindelijk aan de Ethische Commissie (wetenschappelijk onderzoek met
mensen) voorleggen.
Noodzakelijk is om inhoudelijke probleemstellingen juist en integer
(geheel) te beantwoorden:
Onderzoeksplan: probleemstelling en onderzoeksontwerp
Soorten probleemstellingen > soorten onderzoeksontwerpen
Regels over de relatie tussen theorie en empirie
Criteria: geldigheid en betrouwbaarheid
Procedures: gegevens verzamelen en analyseren
Oplossingen: gereedschapskist met creativiteit
Teneinde inhoudelijke probleemstellingen
‘Goed en dus integer’ beantwoorden
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
1. Een systematisch geheel van kennis: cumulatieve (alle resultaten
vanaf het begin bij elkaar opgeteld) theorievorming met inzicht in de
sociale werkelijkheid.
2. Gericht op beantwoording van probleemstellingen
kennisproblemen en praktijkproblemen.
3. Dit via een bijpassend onderzoeksontwerp.
, 4. Conform een onderzoeksplan: uitspraken dienen gebaseerd te zijn
op systematische, empirische waarnemingen.
5. Expliciete (voor derden kenbare) beslissingen.
6. Transparant (voor derden) wetenschappelijke integriteit.
Via zoekmachines zoals Google
Scholar kun je lezen wat er
bijvoorbeeld al is onderzocht en
met welke onderzoeksontwerpen
dit is onderzocht.
DE PROBLEEMSTELLING
1. Vraagstellingen
Een overkoepelende vraagstelling: uiteengelegd in daarmee
samenhangende vraagstellingen. Ook aanwijzingen voor
onderzoeksontwerp, achtereenvolgend de onderzoeksopzet. Dus vanuit
één grote vraagstelling naar deelvraagstellingen. Voorbeeld:
In hoeverre komt discriminatie van etnische minderheden voor bij
Nederlandse uitzendbureaus?
- Onderzoeksvraag 1: Hebben allochtonen bij een uitzendbureau
minder kans op werk dan Nederlanders?
- Onderzoeksvraag 2: Als werkgevers vacatures aanmelden bij
uitzendbureaus met het verzoek ‘’geen allochtoon’’, wordt daar dan
rekening mee gehouden?
Functies vraagstelling:
- Aangeven wat er onderzocht gaat worden een overkoepelende
vraagstelling uiteengelegd in een aantal specifiekere deel-
vraagstellingen.
- Richtinggevend zijn begrippen om sociale verschijnselen aan te
duiden die definieerbaar/omschrijfbaar zijn, waarneembaar
gemaakt kunnen worden, oftewel operationaliseerbaar gemaakt
kunnen worden voor zintuiglijke waarnemingen (veelal vragen aan
mensen).
, - De omschrijving van de begrippen in de vraagstelling geeft al
aanwijzingen voor het onderzoeksontwerp.
Soorten vraagstellingen:
- Beschrijvende vraagstellingen: Hoeveel? Wat voor? Wanneer en
hoe?
Nu cross-sectioneel (tijdsbestek)
Toen/nu trend
Hier/daar vergelijkend of comparatief
- Verklarende vraagstellingen: waarom leidt X tot Y? Waardoor?
Welke X-en kunnen Y verklaren?
- Voorspellende vraagstellingen: tot welke Y leidt X?
Voorbeeld van beschrijvende vraagstellingen naar verklarende
vraagstellingen:
Beschrijvende vraagstelling: In hoeverre komt discriminatie van etnische
minderheden voor bij Nederlandse uitzendbureaus?
Verklarende vraagstellingen:
- Waarom discrimineren werknemers van uitzendbureaus
werkzoekenden met een migratie achtergrond?
- Waarom discrimineren laag opgeleide werknemers van
uitzendbureaus werkzoekenden met een migratie achtergrond meer
dan hoog opgeleide werknemers van uitzendbureaus?
2. Doelstellingen
Formulering die aangeeft waarom je het onderzoek wilt doen.
De oplossing van een kennisprobleem is fundamenteel
onderzoek.
De oplossing van een praktijk probleem is praktijkgericht
onderzoek.
Uit de doelstelling (na literatuur onderzoek) wordt duidelijk wat de reeds
beschikbare kennis van het probleem is:
Weinig beschikbare kennis: explorerend onderzoek theorie-
ontwikkeling.
Veel beschikbare kennis: toetsend onderzoek theorie-toetsing.
THEORETISCH RAAMWERK OF CONCEPTUEEL MODEL