arch gesch: 20e eeuw. ook syllabus (acco)
gesch v stedenbouw: middeleeuwen. 1 seminarie inschrijven: verplicht! (+ 1punt)
Seminarie: 2delen
1. Teksten, lezen en verwerken
2. Schema connectie leggen tussen discours en praktijk
Syllabus GVDA: Het modernisme in de arch van de 20e eeuw
Handboek GVDS: a history of urbanism in Europe (examen is open boek)
Examen:
- GVDA: gesloten boek (8/20)
- GVDS: open boek (12/20) (boek plus schemas en slides)
SEMINARIE:
Context -> discours -> praktijk
Vb. examenvraag: project/afbleeding: praktijk -> discours -> context (terugwerkende
beweging maken)
Voorbereiding: opnames + slides bekijken, hs in het handboek lezen, draft uploaden op
toledo, voorbereiding van vragen bij tekst ook uploaden, voorbereiding uitgeprint
meenemen
Na seminarie: de verwerking ‘oplossing’ terug uploaden
- Kritisch teksten lezen
- Concept: ‘positie innemen’
- De auteur en zijn achtergrond
- Leesgids: markeren van moeilijke woorden, referenties opzoeken, citaten, definities
Tekst bij het hoorcollege: avant-garde en modernisme!
, HS1: ‘IN WELKE STIJL MOETEN WE BOUWEN?’
Context: Een eeuw van omwentelingen
Op korte tijd veel verandering, nieuwe landen zoals duitsland, italie, belgie
De 19e eeuw en het hoogtepunt van de burgerlijke cultuur
Drie omwentelingen in de 19e eeuw
1. Politieke revolutie
einde Ancien Régime: exit adel, opkomst liberale burgerij
nasleep van de Franse revolutie -> einde hegemonie en vorstelijk absolutisme.
Na liberale revoluties °republieken -> gedomineerd door ‘bourgeoisie’
Bourgeoisie = nieuwe sociale klasse van bankiers, industriëlen en renteniers. Macht
op basis van kapitaal ipv grondbezit
Dus burgerij: meer macht eisen, tonen en opnemen. Oudere adel steeds minder
belangrijk, burgerij werkt zich in het politieke
2. Industriële Revolutie
machines, fabrieken, massaproductie
snelle verstedelijking en plattelandsvlucht
°arbeidersklasse
Volop aan de gang, veel fabrieken en machines daardoor ook massaproductie van
goederen. Ontstaan nieuwe klasse van mensen -> arbeidersklasse: mensen die
werken in de fabrieken, oorspronkelijk boeren die verhuisd zijn van het platteland
naar de steden = plattelandsvlucht = snelle verstedelijking = snelle ontwikkeling ->
lage kwaliteit huisvesting voor die nieuwe klasse.
3. Socio-culturele revolutie
klimaat van Verlichting; secularisering; verwetenschappelijking van de wereld
verlichting: positivisme en materialisme: de wereld is meetbaar; verklaring voor alle
fenomenen, religie neemt dus ook af. Secularisering: zelf kiezen welk geloof je volgt.
Verwetenschappelijking is erg gebaseerd op de theorie van Darwin.
Deze objectivering -> °romantiek -> kunsten voor persoonlijke uitingen. De eigen
persoonlijke/ nationale geschiedenis werd vaak een thema in de kunsten
Dit alles is mega snel gebeurd, gaat over enkele (1 à 2) generaties (vergelijkbaar met
evolutie internet)
gesch v stedenbouw: middeleeuwen. 1 seminarie inschrijven: verplicht! (+ 1punt)
Seminarie: 2delen
1. Teksten, lezen en verwerken
2. Schema connectie leggen tussen discours en praktijk
Syllabus GVDA: Het modernisme in de arch van de 20e eeuw
Handboek GVDS: a history of urbanism in Europe (examen is open boek)
Examen:
- GVDA: gesloten boek (8/20)
- GVDS: open boek (12/20) (boek plus schemas en slides)
SEMINARIE:
Context -> discours -> praktijk
Vb. examenvraag: project/afbleeding: praktijk -> discours -> context (terugwerkende
beweging maken)
Voorbereiding: opnames + slides bekijken, hs in het handboek lezen, draft uploaden op
toledo, voorbereiding van vragen bij tekst ook uploaden, voorbereiding uitgeprint
meenemen
Na seminarie: de verwerking ‘oplossing’ terug uploaden
- Kritisch teksten lezen
- Concept: ‘positie innemen’
- De auteur en zijn achtergrond
- Leesgids: markeren van moeilijke woorden, referenties opzoeken, citaten, definities
Tekst bij het hoorcollege: avant-garde en modernisme!
, HS1: ‘IN WELKE STIJL MOETEN WE BOUWEN?’
Context: Een eeuw van omwentelingen
Op korte tijd veel verandering, nieuwe landen zoals duitsland, italie, belgie
De 19e eeuw en het hoogtepunt van de burgerlijke cultuur
Drie omwentelingen in de 19e eeuw
1. Politieke revolutie
einde Ancien Régime: exit adel, opkomst liberale burgerij
nasleep van de Franse revolutie -> einde hegemonie en vorstelijk absolutisme.
Na liberale revoluties °republieken -> gedomineerd door ‘bourgeoisie’
Bourgeoisie = nieuwe sociale klasse van bankiers, industriëlen en renteniers. Macht
op basis van kapitaal ipv grondbezit
Dus burgerij: meer macht eisen, tonen en opnemen. Oudere adel steeds minder
belangrijk, burgerij werkt zich in het politieke
2. Industriële Revolutie
machines, fabrieken, massaproductie
snelle verstedelijking en plattelandsvlucht
°arbeidersklasse
Volop aan de gang, veel fabrieken en machines daardoor ook massaproductie van
goederen. Ontstaan nieuwe klasse van mensen -> arbeidersklasse: mensen die
werken in de fabrieken, oorspronkelijk boeren die verhuisd zijn van het platteland
naar de steden = plattelandsvlucht = snelle verstedelijking = snelle ontwikkeling ->
lage kwaliteit huisvesting voor die nieuwe klasse.
3. Socio-culturele revolutie
klimaat van Verlichting; secularisering; verwetenschappelijking van de wereld
verlichting: positivisme en materialisme: de wereld is meetbaar; verklaring voor alle
fenomenen, religie neemt dus ook af. Secularisering: zelf kiezen welk geloof je volgt.
Verwetenschappelijking is erg gebaseerd op de theorie van Darwin.
Deze objectivering -> °romantiek -> kunsten voor persoonlijke uitingen. De eigen
persoonlijke/ nationale geschiedenis werd vaak een thema in de kunsten
Dit alles is mega snel gebeurd, gaat over enkele (1 à 2) generaties (vergelijkbaar met
evolutie internet)