WOORDENLIJST FILOSOFIE
1. PLATO & CHORA
1.1 Plato’s ideeënleer
De ziel Redelijk vermogen; vermogen tot
in-zicht
De idee (Grieks: eidos) Met de ziel hebben we toegang tot
het wezen van alle soorten dingen
die we aantreffen in de materiële
wereld
Sensibilia Materiële dingen
Intelligibilia De ideeën
Intelligibel = begrijpbaar; degene
die het vermogen tot begrijpen
heeft, is intelligent
Ontologische visie Zijnsleer
Epistemologische kwestie Kennisleer
Discrepantie Verschil in statuut
Contingent Alle materiële dingen hadden net
zo goed niet kunnen bestaan, net
zoals degene die de uitspraak doet,
nooit verwekt had kunnen zijn
Episteme Echte kennis
Doxa Meningen
Sôma sèma Het lichaam als graf (voor de ziel)
Filo-sofia Het verlangen naar wijsheid
Anamnese Wederherinnering (vinden van
kennis)
Methemata Zaken die men aangeleerd heeft
Maieutiek Verloskunde
, 1.2 Plato’s Chora en Nietzsche’ s kritiek
1.2.1 Chora
Ananké Noodzaak, behoefte, gebrek
Negatief geladen
Wereld vol gebrek, verval, ziekte,
mislukking, fouten, lelijkheid
Gebrekkig-stoffelijke
Mimêma De nabootsing
Paradigma Het model
Nous Het ideële/geestelijke
Chora De omgeving die het ding een
plaats biedt
Derde soort (triton genos)
Plato’s ruimte-concept
‘receptakel’
Ahôraton Onwaarneembaar
Hypodochè tes genésios De opneemster (f) van het
wordende
Chôra wordt vergeleken met het
moederlijke (f)
1.2.2 Binair denken
Descriptief “Zo zijn meisjes”
Prescriptief “Zo moet een meisje doen”
1.2.3 Nietzsche’s kritiek op Plato’s ‘Hinterwelt’
Panta rhei Alles vloeit
Polemos pantoon pater esti Oorlog is de vader van alles
Hinterwelt Achter-wereld
Ressentiment Uit afgunst voortkomende wrok
tegenover anderen
Basis van Christelijke moraal
Nihilisme Niets wordt als betekenisvol
beschouwt
Übermensch De mens die voortdurend nieuwe
waarden schept en de dynamiek
van het leven en de aard van de
wereld aanvaard zoals die is
Amor fati Bemin je lot
1. PLATO & CHORA
1.1 Plato’s ideeënleer
De ziel Redelijk vermogen; vermogen tot
in-zicht
De idee (Grieks: eidos) Met de ziel hebben we toegang tot
het wezen van alle soorten dingen
die we aantreffen in de materiële
wereld
Sensibilia Materiële dingen
Intelligibilia De ideeën
Intelligibel = begrijpbaar; degene
die het vermogen tot begrijpen
heeft, is intelligent
Ontologische visie Zijnsleer
Epistemologische kwestie Kennisleer
Discrepantie Verschil in statuut
Contingent Alle materiële dingen hadden net
zo goed niet kunnen bestaan, net
zoals degene die de uitspraak doet,
nooit verwekt had kunnen zijn
Episteme Echte kennis
Doxa Meningen
Sôma sèma Het lichaam als graf (voor de ziel)
Filo-sofia Het verlangen naar wijsheid
Anamnese Wederherinnering (vinden van
kennis)
Methemata Zaken die men aangeleerd heeft
Maieutiek Verloskunde
, 1.2 Plato’s Chora en Nietzsche’ s kritiek
1.2.1 Chora
Ananké Noodzaak, behoefte, gebrek
Negatief geladen
Wereld vol gebrek, verval, ziekte,
mislukking, fouten, lelijkheid
Gebrekkig-stoffelijke
Mimêma De nabootsing
Paradigma Het model
Nous Het ideële/geestelijke
Chora De omgeving die het ding een
plaats biedt
Derde soort (triton genos)
Plato’s ruimte-concept
‘receptakel’
Ahôraton Onwaarneembaar
Hypodochè tes genésios De opneemster (f) van het
wordende
Chôra wordt vergeleken met het
moederlijke (f)
1.2.2 Binair denken
Descriptief “Zo zijn meisjes”
Prescriptief “Zo moet een meisje doen”
1.2.3 Nietzsche’s kritiek op Plato’s ‘Hinterwelt’
Panta rhei Alles vloeit
Polemos pantoon pater esti Oorlog is de vader van alles
Hinterwelt Achter-wereld
Ressentiment Uit afgunst voortkomende wrok
tegenover anderen
Basis van Christelijke moraal
Nihilisme Niets wordt als betekenisvol
beschouwt
Übermensch De mens die voortdurend nieuwe
waarden schept en de dynamiek
van het leven en de aard van de
wereld aanvaard zoals die is
Amor fati Bemin je lot