INLEIDING EN ORGANISATIENIVEAUS VAN HET MENSELIJK LICHAAM
inleiding: wat is biologie?
• definitie: leer van het leven
• Gemeenschappelijke eigenschappen van levende organismen:
- reactievermogen (prikkelbaarheid)
- groei
- voortplanting
- beweging
- stofwisseling (metabolisme)
1. ORGANISATIENIVEAUS VAN HET MENSELIJK LICHAAM
om inzicht te krijgen in de bouw van het menselijk lichaam, worden verschillende
organisatieniveaus onderscheiden
1. Chemisch niveau
• atomen —> moleculen —> bio- / macromoleulen ( zoals in de cel )
2. Celniveau
• cel: kleinste levende eenheid
• Organellen: niet-levende structuren binnen de cel
• Beschrijving via elektronenmicroscoop
3. Weefselniveau
• weefsel: opgebouwd uit cellen met specifieke kenmerken en eigenschappen
• Verschillende typen weefsels
4. Orgaanniveau
• orgaan: opgebouwd uit verschillende weefsels
• Structuur aangepast aan functie
• Bouw van organen essentieel voor begrip van fysiologie
, 5. Niveau van orgaanstelsels
• orgaanstelsel: samenwerkende organen
• Synergie tussen organen binnen één stelsel
6. Niveau van het organisme:
• samenwerking van alle orgaanstelsels
• Zorgt ervoor dat het organisme kan overleven
11 orgaanstelsels van het menselijk lichaam
• Huid (integumentair stelsel)
- Bescherming van het lichaam, regulatie van temperatuur.
• Beenderstelsel (skelet)
- Ondersteuning, bescherming, opslag van mineralen, en aanmaak van bloedcellen.
• Spierstelsel
- Beweging, houding, en warmteproductie.
• Zenuwstelsel
- Regulatie en communicatie door elektrische impulsen; snelle reacties.
• Endocriene stelsel
- Hormoonproductie en -regulatie; trage, langdurige regulatie van processen.
• Cardiovasculair stelsel
- Transport van bloed, zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen.
• Lymfestelsel
- Afweer tegen ziekten, terugkeer van vloeistoffen naar het bloed.
• Ademhalingsstelsel
- Gasuitwisseling: zuurstofopname en koolstofdioxide-afgifte.
• Spijsverteringsstelsel
- Verwerking van voedsel, opname van voedingsstoffen, en verwijdering van afval.
• Urinoir stelsel
- Uitscheiding van afvalstoffen via urine; regulatie van water- en zoutbalans.
• Voortplantingsstelsel
- Productie van gameten en voortplanting.
,Kenmerken van Orgaanstelsels
• Samenwerking: Orgaanstelsels zijn onderling verbonden en afhankelijk van elkaar.
• Ruimtegebruik: Relatief compact georganiseerd in het lichaam.
• Geen absolute grenzen: Overlapping en interacties tussen systemen.
Voorbeeld: Cardiovasculair Stelsel in Organisatieniveaus (Figuur 0.1)
• Illustratie van hoe organisatieniveaus (chemisch, cellulair, weefsel, orgaan, stelsel) met
elkaar in verband staan binnen één stelsel.
Belangrijkste conclusie:
De samenwerking tussen orgaanstelsels is cruciaal voor het functioneren en overleven
van het organisme.
2. HOMEOSTASE
• definitie: handhaving van een constante interne lichaamstoestand ondanks
veranderingen in in- en uitwendige omstandigheden.
kenmerken van homeostase:
• cellen en lichaamsvloeistoffen:
- cellen nemen zuurstof en voedingsstoffen op uit lichaamsvloeistoffen (vb. bloed)
- veranderingen in deze vloeistoffen beïnvloeden cellen direct
• voorbeelden van constante waarden:
- zoutgehalte bloed - bloedsuikerspiegel
- bloeddruk - lichaamstemperatuur
- pH van het bloed - waterbalans (inname vs verlies)
mechanismen van homeostase:
1. Meten van een variabele
- receptor detecteert veranderingen (prikkels)
2. Regelcentrum:
- ontvangt en verwerkt informatie van de receptor
3. Effetor
- voert acties uit die de prikkel tegengaan of versterken.
, terugkoppeling
• negatieve terugkoppeling:
corrigeert afwijkingen door prikkel tegen te gaan (vb. Warmteregulatie)
• positieve terugkoppeling
versterkt de oorspronkelijke prikkel (bv. Bloedstolling)
3. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE
anatomie:
de studie van in- en uitwendige structuren en hun fysieke relaties.
• macroscopische anatomie:
beschrijving van structuren zichtbaar met het blote oog (organen, spieren)
• microscopische anatomie:
beschrijving van structuren zichtbaar met licht- of elektronenmicroscoop:
- cytologie: studie van cellen
- histologie: studie van weefsels
• topografische anatomie
beschrijving van ligging van weefsels en organen tov elkaar
fysiologie:
de studie van hoe levende organismen vitale functies uitvoeren.
pathofysiologie
de studie van verstoringen in fysiologische processen die ziektes veroorzaken.
• verstoringen zoals ontstekingen, verwondingen of genetische afwijkingen kunnen
homeostase ondermijnen.
• Resultaat: disfunctie van orgaanstelsels en ontwikkeling van ziekte
conclusie
• homeostase: cruciaal voo normaal functioneren en overleven
• Anatomie en fysiologie: nauw verbonden disciplines die inzicht geven in de bouw en
werking van het menselijk lichaam.
• Pathofysiologei: essentieel om ziekten en hun impact te begrijpen.
inleiding: wat is biologie?
• definitie: leer van het leven
• Gemeenschappelijke eigenschappen van levende organismen:
- reactievermogen (prikkelbaarheid)
- groei
- voortplanting
- beweging
- stofwisseling (metabolisme)
1. ORGANISATIENIVEAUS VAN HET MENSELIJK LICHAAM
om inzicht te krijgen in de bouw van het menselijk lichaam, worden verschillende
organisatieniveaus onderscheiden
1. Chemisch niveau
• atomen —> moleculen —> bio- / macromoleulen ( zoals in de cel )
2. Celniveau
• cel: kleinste levende eenheid
• Organellen: niet-levende structuren binnen de cel
• Beschrijving via elektronenmicroscoop
3. Weefselniveau
• weefsel: opgebouwd uit cellen met specifieke kenmerken en eigenschappen
• Verschillende typen weefsels
4. Orgaanniveau
• orgaan: opgebouwd uit verschillende weefsels
• Structuur aangepast aan functie
• Bouw van organen essentieel voor begrip van fysiologie
, 5. Niveau van orgaanstelsels
• orgaanstelsel: samenwerkende organen
• Synergie tussen organen binnen één stelsel
6. Niveau van het organisme:
• samenwerking van alle orgaanstelsels
• Zorgt ervoor dat het organisme kan overleven
11 orgaanstelsels van het menselijk lichaam
• Huid (integumentair stelsel)
- Bescherming van het lichaam, regulatie van temperatuur.
• Beenderstelsel (skelet)
- Ondersteuning, bescherming, opslag van mineralen, en aanmaak van bloedcellen.
• Spierstelsel
- Beweging, houding, en warmteproductie.
• Zenuwstelsel
- Regulatie en communicatie door elektrische impulsen; snelle reacties.
• Endocriene stelsel
- Hormoonproductie en -regulatie; trage, langdurige regulatie van processen.
• Cardiovasculair stelsel
- Transport van bloed, zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen.
• Lymfestelsel
- Afweer tegen ziekten, terugkeer van vloeistoffen naar het bloed.
• Ademhalingsstelsel
- Gasuitwisseling: zuurstofopname en koolstofdioxide-afgifte.
• Spijsverteringsstelsel
- Verwerking van voedsel, opname van voedingsstoffen, en verwijdering van afval.
• Urinoir stelsel
- Uitscheiding van afvalstoffen via urine; regulatie van water- en zoutbalans.
• Voortplantingsstelsel
- Productie van gameten en voortplanting.
,Kenmerken van Orgaanstelsels
• Samenwerking: Orgaanstelsels zijn onderling verbonden en afhankelijk van elkaar.
• Ruimtegebruik: Relatief compact georganiseerd in het lichaam.
• Geen absolute grenzen: Overlapping en interacties tussen systemen.
Voorbeeld: Cardiovasculair Stelsel in Organisatieniveaus (Figuur 0.1)
• Illustratie van hoe organisatieniveaus (chemisch, cellulair, weefsel, orgaan, stelsel) met
elkaar in verband staan binnen één stelsel.
Belangrijkste conclusie:
De samenwerking tussen orgaanstelsels is cruciaal voor het functioneren en overleven
van het organisme.
2. HOMEOSTASE
• definitie: handhaving van een constante interne lichaamstoestand ondanks
veranderingen in in- en uitwendige omstandigheden.
kenmerken van homeostase:
• cellen en lichaamsvloeistoffen:
- cellen nemen zuurstof en voedingsstoffen op uit lichaamsvloeistoffen (vb. bloed)
- veranderingen in deze vloeistoffen beïnvloeden cellen direct
• voorbeelden van constante waarden:
- zoutgehalte bloed - bloedsuikerspiegel
- bloeddruk - lichaamstemperatuur
- pH van het bloed - waterbalans (inname vs verlies)
mechanismen van homeostase:
1. Meten van een variabele
- receptor detecteert veranderingen (prikkels)
2. Regelcentrum:
- ontvangt en verwerkt informatie van de receptor
3. Effetor
- voert acties uit die de prikkel tegengaan of versterken.
, terugkoppeling
• negatieve terugkoppeling:
corrigeert afwijkingen door prikkel tegen te gaan (vb. Warmteregulatie)
• positieve terugkoppeling
versterkt de oorspronkelijke prikkel (bv. Bloedstolling)
3. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE
anatomie:
de studie van in- en uitwendige structuren en hun fysieke relaties.
• macroscopische anatomie:
beschrijving van structuren zichtbaar met het blote oog (organen, spieren)
• microscopische anatomie:
beschrijving van structuren zichtbaar met licht- of elektronenmicroscoop:
- cytologie: studie van cellen
- histologie: studie van weefsels
• topografische anatomie
beschrijving van ligging van weefsels en organen tov elkaar
fysiologie:
de studie van hoe levende organismen vitale functies uitvoeren.
pathofysiologie
de studie van verstoringen in fysiologische processen die ziektes veroorzaken.
• verstoringen zoals ontstekingen, verwondingen of genetische afwijkingen kunnen
homeostase ondermijnen.
• Resultaat: disfunctie van orgaanstelsels en ontwikkeling van ziekte
conclusie
• homeostase: cruciaal voo normaal functioneren en overleven
• Anatomie en fysiologie: nauw verbonden disciplines die inzicht geven in de bouw en
werking van het menselijk lichaam.
• Pathofysiologei: essentieel om ziekten en hun impact te begrijpen.