,1. INLEIDING
Psychodiagnostiek: De wetenschap die erop gericht is om op een gefundeerde manier informatie over
een persoon en zijn omgeving te verzamelen, met het oog op het nemen van verantwoorde
beslissingen.
● Psychologische eigenschappen = Innerlijke gedragskenmerken van een individuele persoon of
sociale omgeving van een persoon (vb. gezin)
o Deze kunnen stabiel of veranderlijk zijn
▪ Trekken: stabiele kenmerken (persoonlijkheid, intelligentie)
▪ Toestanden: tijdelijke kenmerken (gemoedstoestand, motivatie, weerstand tegen
verandering)
▪ Extra oefening over toestand vs. trek op Leho!!
o Deze vormen constructen = een samenhangend geheel van zowel innerlijke als uiterlijke
(zichtbare) kenmerken.
▪ De combinatie van innerlijke en uiterlijke patronen is vereist voor een construct.
▪Constructen zijn altijd hypothetisch!!
● Je kan een construct niet objectief waarnemen (zoals bv. lengte). Het is een
vermoeden van een innerlijk kenmerk dat gekoppeld is aan een uiterlijk
geobserveerd patroon.
o Uitspraken over (innerlijke) psychologische eigenschappen zijn dus altijd
tentatief ( onder voorbehoud)
● Operationaliseren = psychologische eigenschappen op een wetenschappelijk onderbouwde manier
meetbaar maken.
● Doel van psychodiagnostiek = uitspraken kunnen doen om beslissingen te kunnen nemen.
o Vooraf moet het doel v/h onderzoek omschreven worden. Dit kan op 4 niveaus:
▪ Beschrijven van de waarnemingen die onderwerp zijn van het onderzoek.
▪ Ordenen van eigenschappen wordt gebruikt om de complexe veelheid van
eigenschappen terug te brengen tot enkele hanteerbare patronen om tot een klinisch
beeld of diagnose te kunnen komen.
● Categoriaal classificatiesysteem
o DSM-5 is een classificatiesysteem voor stoornissen.
▪ Checklist van kenmerken die horen bij een bepaalde stoornis.
▪ Gedrag wordt vergeleken met de checklist.
▪ Voordeel: overzichtelijke structuren voor analyse en
communicatie.
▪ Nadeel: te weinig ruimte voor nuance.
o Alternatief systeem ICF-model kijkt naar het globale functioneren van
het individu en zijn omgeving, niet enkel vanuit de optiek van een
stoornis.
● Dimensionaal classificatiesysteem
o Vaste structuur om informatie in te ordenen
o Voorbeeld = KOP-model (klachten, omstandigheden, persoon)
▪ Verklaren van eigenschappen
, ● Stellingen om te zoeken naar oorzaken van psychologische eigenschappen bij
de persoon of zijn/haar omgeving.
▪ Voorspellen hoe ze kunnen evolueren
● Stellingen om te voorspellen hoe iemand zich waarschijnlijk bij een bepaalde
situatie gaat gedragen.
Psychodiagnostiek: De wetenschap die erop gericht is om op een gefundeerde manier informatie over
een persoon en zijn omgeving te verzamelen, met het oog op het nemen van verantwoorde
beslissingen.
● Psychologische eigenschappen = Innerlijke gedragskenmerken van een individuele persoon of
sociale omgeving van een persoon (vb. gezin)
o Deze kunnen stabiel of veranderlijk zijn
▪ Trekken: stabiele kenmerken (persoonlijkheid, intelligentie)
▪ Toestanden: tijdelijke kenmerken (gemoedstoestand, motivatie, weerstand tegen
verandering)
▪ Extra oefening over toestand vs. trek op Leho!!
o Deze vormen constructen = een samenhangend geheel van zowel innerlijke als uiterlijke
(zichtbare) kenmerken.
▪ De combinatie van innerlijke en uiterlijke patronen is vereist voor een construct.
▪Constructen zijn altijd hypothetisch!!
● Je kan een construct niet objectief waarnemen (zoals bv. lengte). Het is een
vermoeden van een innerlijk kenmerk dat gekoppeld is aan een uiterlijk
geobserveerd patroon.
o Uitspraken over (innerlijke) psychologische eigenschappen zijn dus altijd
tentatief ( onder voorbehoud)
● Operationaliseren = psychologische eigenschappen op een wetenschappelijk onderbouwde manier
meetbaar maken.
● Doel van psychodiagnostiek = uitspraken kunnen doen om beslissingen te kunnen nemen.
o Vooraf moet het doel v/h onderzoek omschreven worden. Dit kan op 4 niveaus:
▪ Beschrijven van de waarnemingen die onderwerp zijn van het onderzoek.
▪ Ordenen van eigenschappen wordt gebruikt om de complexe veelheid van
eigenschappen terug te brengen tot enkele hanteerbare patronen om tot een klinisch
beeld of diagnose te kunnen komen.
● Categoriaal classificatiesysteem
o DSM-5 is een classificatiesysteem voor stoornissen.
▪ Checklist van kenmerken die horen bij een bepaalde stoornis.
▪ Gedrag wordt vergeleken met de checklist.
▪ Voordeel: overzichtelijke structuren voor analyse en
communicatie.
▪ Nadeel: te weinig ruimte voor nuance.
o Alternatief systeem ICF-model kijkt naar het globale functioneren van
het individu en zijn omgeving, niet enkel vanuit de optiek van een
stoornis.
● Dimensionaal classificatiesysteem
o Vaste structuur om informatie in te ordenen
o Voorbeeld = KOP-model (klachten, omstandigheden, persoon)
▪ Verklaren van eigenschappen
, ● Stellingen om te zoeken naar oorzaken van psychologische eigenschappen bij
de persoon of zijn/haar omgeving.
▪ Voorspellen hoe ze kunnen evolueren
● Stellingen om te voorspellen hoe iemand zich waarschijnlijk bij een bepaalde
situatie gaat gedragen.