Semester 1 Samenvatting
Belastingrecht/ Fiscaalrecht
Niloufar Shahang Gir
WINDESHEIM ZWOLLE
,
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1- Belastingrecht in Nederland................................................................................ 4
1.1 Waarom belastingen?....................................................................................................... 4
1.2 Soorten belastingen ......................................................................................................... 4
1.3 Vindplaatsen belastingwetgeving..................................................................................... 5
Hoofdstuk 2- Formeel belastingrecht........................................................................................ 6
2.1 Materieel en formeel belastingrecht................................................................................ 6
2.2 Woon- en vestigingsplaats, partner ................................................................................. 7
2.3 Aangifte en aanslagen ...................................................................................................... 7
2.4 Bezwaar en beroep ......................................................................................................... 10
2.5 Verplichtingen en sancties.............................................................................................. 11
Hoofdstuk 3- Kennismaking met de inkomstenbelasting....................................................... 13
3.1 Hoofdlijnen inkomstenbelasting..................................................................................... 13
3.2 Opbouw van de Wet IB ................................................................................................... 17
3.3 Persoonsgebonden aftrek .............................................................................................. 17
3.4 Heffingskortingen ........................................................................................................... 18
3.5 Partners en minderjarige kinderen ................................................................................ 19
Hoofdstuk 4- Winst uit onderneming ..................................................................................... 20
4.1 Onderneming en ondernemer ....................................................................................... 20
4.2 Wat is winst? .................................................................................................................. 22
4.3 Ondernemersfaciliteiten ................................................................................................ 26
4.4 Staking ............................................................................................................................ 28
Hoofdstuk 5- Inkomen uit werk en woning ............................................................................ 31
5.1 Winst uit onderneming .................................................................................................. 31
5.2 Belastbaar loon............................................................................................................... 31
5.3 Resultaat uit overige werkzaamheden ........................................................................... 32
5.4 Periodieke uitkeringen en verstrekkingen ...................................................................... 33
5.5 Uitgaven voor inkomensvoorzieningen .......................................................................... 34
5.6 Eigen woning .................................................................................................................. 34
Hoofdstuk 6- Inkomen uit aanmerkelijk belang ..................................................................... 36
6.1 Begrip aanmerkelijk belang ............................................................................................ 36
6.2 Voordelen ....................................................................................................................... 37
, 6.3 Doorschuifregelingen ..................................................................................................... 39
6.4 Verlies ............................................................................................................................. 39
Hoofdstuk 7 -Inkomen uit sparen en beleggen ...................................................................... 40
7.1 Rendement ..................................................................................................................... 40
7.2 Grondslag........................................................................................................................ 41
7.3 Vrijstellingen ................................................................................................................... 41
7.4 Waardering ..................................................................................................................... 42
Hoofdstuk 8- Loonbelasting .................................................................................................... 43
8.1 Werknemer ..................................................................................................................... 43
8.2 Loon ................................................................................................................................ 45
8.3 Vrijstellingen ................................................................................................................... 47
8.4 Tarief en kortingen.......................................................................................................... 47
8.5 Voorheffing en eindheffing ............................................................................................. 48
Hoofdstuk 9- Vennootschapsbelasting ................................................................................... 48
9.1 Belastingplichtigen ......................................................................................................... 48
Hoofdstuk 10- Omzetbelasting ................................................................................................ 50
10.1 Art. 1 Wet omzetbelasting ............................................................................................ 50
10.2 Ondernemer ................................................................................................................. 50
10.3 Levering van goederen en diensten ............................................................................. 51
10.4 Vrijstellingen en tarieven .............................................................................................. 53
10.5 Voorbelasting................................................................................................................ 53
10.7 De aangifte ................................................................................................................... 54
,Hoofdstuk 1- Belastingrecht in Nederland
1.1 Waarom belastingen?
- Ter financiering van voorzieningen door overheid voor burgers, denk aan wegen,
dijken, gezondheidszorg, politie en onderwijs.
- Om bepaald gedrag te stimuleren/ ontmoedigen (accijnzen/ subsidies)
Inkomsten overheid:
- Belastingen
- Premies sociale verzekeringen, hiermee worden sociale uitkeringen weer meebetaald
- Aardgasinkomsten
- Overig: winstuitkeringen
Belastingheffing op grond van aantal beginselen:
- Draagkrachtbeginsel:
Sterkste schouders dragen zwaarste lasten, hoe hoger het inkomen hoe meer
belasting betalen.
- Profijtbeginsel:
Degene die profijt van een bepaalde voorziening, moet er ook voor betalen.
Bijvoorbeeld wegenbelasting voor automobilisten.
- Ook:
Vervuiler betaalt, heffing op milieuvervuilende activiteiten
1.2 Soorten belastingen
➢ Inkomstenbelasting (IB)
Belasting over inkomsten van natuurlijke personen, Wet IB
➢ Vennootschapsbelasting (vpb)
Wordt betaald over de winst van rechtspersonen(bv/nv), Wet VPB
➢ Loonbelasting (LB)
Wordt berekend over het loon van een werknemer, werkgever houdt loonbelasting in
etc. Wet LB
➢ Omzetbelasting
Ook wel btw wordt in rekening gebracht door ondernemers. Winkel betaal je btw aan
ondernemer -> wij betalen zijn omzetbelasting -> ondernemer betaalt de
omzetbelasting aan de Belastingdienst. Wet OB
➢ Dividendbelasting (Div)
Winst uit aandelen, uitkering winst= dividend. Stuk van de winst aan belasting
betalen. Wet dividendbelasting
, ➢ Erfbelasting/ schenkbelasting (Sw)
➢ Kansspelbelasting
➢ Overdrachtsbelasting (OVB)
➢ Motorrijtuigenbelasting
➢ Wet op belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM)
➢ Accijnzen
➢ Milieuheffingen
➢ Provinciale- en gemeentelijke belastingen
1.3 Vindplaatsen belastingwetgeving
Onderscheid maken tussen materiële belastingwetgeving en formele belastingwetgeving.
- Materiële belastingwetgeving:
▪ Waarover + hoeveel belasting betalen
▪ Bijvoorbeeld: Wet op de inkomstenbelasting, Wet op de omzetbelasting
▪ Vraag die centraal staat: Hoe de te betalen belasting over een bepaald tijdvak
(bijv. een jaar of een maand) moet worden bepaald.
- Formele belastingwetgeving
▪ Hoe komen de belastingen (inkomen) bij de overheid (fiscus)
▪ Wat wij, als burger, kunnen en moeten doen, maar ook wat de overheid kan
en moet doen, wordt hier geregeld.
▪ Met name in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in de Algemene wet
inzake rijksbelastingen (AWR) geregeld.
Uitvoeringsregelingen en uitvoeringsbesluiten.
➔ Gemaakt door de minister van Financiën
➔ Omdat het belastingrecht snel en vaak verandert, zijn aanpassingen middels deze
regelingen en besluiten dan ook een veelvuldig gebruikt instrument -> vergt
minder tijd door het ‘overslaan’ van de Tweede en Eerste Kamer.
Richtlijnen
➔ Afspraken binnen de EU, ieder land is verplicht deze afspraken in zijn wetgeving te
verwoorden (H11 meer)
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
➔ Gedragsregels voor de overheid: overheid moet zich als een behoorlijk bestuur
gedragen: ook voor fiscaal recht van belang.
, ➔ Vertrouwensbeginsel:
Gaat uit van het vertrouwen dat de belastingplichtige mag ontlenen aan
gedragingen van de overheid. Niet van eerste ‘ja’ worden afgeweken.
➔ Gelijkheidsbeginsel:
Gaat uit van de gelijke behandeling van gelijke gevallen. Andere ondernemers van
dezelfde investering krijgen het wel, jij hebt het recht om het dan ook te krijgen
(denk aan investeringsaftrek bijvoorbeeld).
Jurisprudentie
Eerdere uitspraken van rechters over een soortgelijke zaak.
Resoluties
➔ Soms moet een extra uitleg aan een wetartikel worden gegeven, omdat deze niet
helemaal duidelijk is.
➔ Door staatssecretaris via besluiten een toelichting gegeven hoe een wetsartikel
moet worden uitgelegd, via resolutie uitgelegd hoe bij een bepaalde situatie het
wetsartikel moet worden uitgelegd
Hoofdstuk 2- Formeel belastingrecht
2.1 Materieel en formeel belastingrecht
Is te vinden in de Wet IB, Wet Vpb, Wet LB en Wet OB.
Verschillende vragen die worden behandeld of beantwoord in het materieel belastingrecht:
- Wie is belastingplichtig?
- Waarover moet belasting worden betaald?
- Hoeveel belasting moet er worden betaald?
Verschillende vragen die worden behandeld of beantwoord in het formeel belastingrecht:
- Hoe moet aangifte worden gedaan?
- Wanneer moet aangifte worden gedaan?
- Wanneer moet er worden betaald?
, 2.2 Woon- en vestigingsplaats, partner
We hebben reeds gezien dat het materiële belastingrecht regelt wie belastingplichtig zijn;
Wet IB-> natuurlijke personen zijn belastingplichtig voor de inkomstenbelasting
Belangrijk:
- Waar belastingplichtige woont of is gevestigd
- Bijvoorbeeld: IB-> in Nederland wonen dan wel in Nederland inkomen verdienen, of
VPB-> in Nederlands gevestigde lichamen
- Art 4 lid 1 AWR; “Waar iemand woont en waar een lichaam is gevestigd, wordt naar
de omstandigheden beoordeeld”. (Van belang bij de woonplaats is niet alleen de
inschrijving bij de gemeente, maar ook de woonplaats van familie of het gezin van de
belastingplichtige en de plaats waar de sociale activiteiten worden verricht)
- Voorbeeld bij beoordeling omstandigheden: ingeschreven in België, gezin woont in
Breda en belastingplichtige gaat naar verenigingen en dus sociaal middelpunt van
leven is ook Breda. Volgens art. 4 AWR is Breda dan de woonplaats.
2.3 Aangifte en aanslagen
2 soorten belastingen.
De aangifte
Art. 6 AWR -> inspecteur doet uitnodiging tot doen van aangifte (bij degene die naar zijn
mening vermoedelijk belastingplichtige is) – verplicht tot doen aangifte!
Art 7 en 8 AWR -> Aan het doen van aangifte is pas voldaan als alle gevraagde gegevens
duidelijk, stelling en zonder voorbehoud worden ingevuld, ondertekend en naar de
Belastingdienst is verzonden.
Binnen welke termijn moet deze aangifte dan ingevuld en ondertekend zijn teruggestuurd?
- Art 9 en 10 AWR; inspecteur stelt termijn van tenminste één maand.
Bij Inkomstenbelasting in praktijk: vóór 1 mei (zo: gegevens/inkomsten over het jaar
2023 dienen dus vóór 1 mei 2024 worden verantwoord en ondertekend naar de
Belastingdienst worden verstuurd)
Bij Loonbelasting en Omzetbelasting: moeten meestal vaker worden gedaan, namelijk
maandelijks of per kwartaal. Dus vaak per tijdvak
Belastingrecht/ Fiscaalrecht
Niloufar Shahang Gir
WINDESHEIM ZWOLLE
,
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1- Belastingrecht in Nederland................................................................................ 4
1.1 Waarom belastingen?....................................................................................................... 4
1.2 Soorten belastingen ......................................................................................................... 4
1.3 Vindplaatsen belastingwetgeving..................................................................................... 5
Hoofdstuk 2- Formeel belastingrecht........................................................................................ 6
2.1 Materieel en formeel belastingrecht................................................................................ 6
2.2 Woon- en vestigingsplaats, partner ................................................................................. 7
2.3 Aangifte en aanslagen ...................................................................................................... 7
2.4 Bezwaar en beroep ......................................................................................................... 10
2.5 Verplichtingen en sancties.............................................................................................. 11
Hoofdstuk 3- Kennismaking met de inkomstenbelasting....................................................... 13
3.1 Hoofdlijnen inkomstenbelasting..................................................................................... 13
3.2 Opbouw van de Wet IB ................................................................................................... 17
3.3 Persoonsgebonden aftrek .............................................................................................. 17
3.4 Heffingskortingen ........................................................................................................... 18
3.5 Partners en minderjarige kinderen ................................................................................ 19
Hoofdstuk 4- Winst uit onderneming ..................................................................................... 20
4.1 Onderneming en ondernemer ....................................................................................... 20
4.2 Wat is winst? .................................................................................................................. 22
4.3 Ondernemersfaciliteiten ................................................................................................ 26
4.4 Staking ............................................................................................................................ 28
Hoofdstuk 5- Inkomen uit werk en woning ............................................................................ 31
5.1 Winst uit onderneming .................................................................................................. 31
5.2 Belastbaar loon............................................................................................................... 31
5.3 Resultaat uit overige werkzaamheden ........................................................................... 32
5.4 Periodieke uitkeringen en verstrekkingen ...................................................................... 33
5.5 Uitgaven voor inkomensvoorzieningen .......................................................................... 34
5.6 Eigen woning .................................................................................................................. 34
Hoofdstuk 6- Inkomen uit aanmerkelijk belang ..................................................................... 36
6.1 Begrip aanmerkelijk belang ............................................................................................ 36
6.2 Voordelen ....................................................................................................................... 37
, 6.3 Doorschuifregelingen ..................................................................................................... 39
6.4 Verlies ............................................................................................................................. 39
Hoofdstuk 7 -Inkomen uit sparen en beleggen ...................................................................... 40
7.1 Rendement ..................................................................................................................... 40
7.2 Grondslag........................................................................................................................ 41
7.3 Vrijstellingen ................................................................................................................... 41
7.4 Waardering ..................................................................................................................... 42
Hoofdstuk 8- Loonbelasting .................................................................................................... 43
8.1 Werknemer ..................................................................................................................... 43
8.2 Loon ................................................................................................................................ 45
8.3 Vrijstellingen ................................................................................................................... 47
8.4 Tarief en kortingen.......................................................................................................... 47
8.5 Voorheffing en eindheffing ............................................................................................. 48
Hoofdstuk 9- Vennootschapsbelasting ................................................................................... 48
9.1 Belastingplichtigen ......................................................................................................... 48
Hoofdstuk 10- Omzetbelasting ................................................................................................ 50
10.1 Art. 1 Wet omzetbelasting ............................................................................................ 50
10.2 Ondernemer ................................................................................................................. 50
10.3 Levering van goederen en diensten ............................................................................. 51
10.4 Vrijstellingen en tarieven .............................................................................................. 53
10.5 Voorbelasting................................................................................................................ 53
10.7 De aangifte ................................................................................................................... 54
,Hoofdstuk 1- Belastingrecht in Nederland
1.1 Waarom belastingen?
- Ter financiering van voorzieningen door overheid voor burgers, denk aan wegen,
dijken, gezondheidszorg, politie en onderwijs.
- Om bepaald gedrag te stimuleren/ ontmoedigen (accijnzen/ subsidies)
Inkomsten overheid:
- Belastingen
- Premies sociale verzekeringen, hiermee worden sociale uitkeringen weer meebetaald
- Aardgasinkomsten
- Overig: winstuitkeringen
Belastingheffing op grond van aantal beginselen:
- Draagkrachtbeginsel:
Sterkste schouders dragen zwaarste lasten, hoe hoger het inkomen hoe meer
belasting betalen.
- Profijtbeginsel:
Degene die profijt van een bepaalde voorziening, moet er ook voor betalen.
Bijvoorbeeld wegenbelasting voor automobilisten.
- Ook:
Vervuiler betaalt, heffing op milieuvervuilende activiteiten
1.2 Soorten belastingen
➢ Inkomstenbelasting (IB)
Belasting over inkomsten van natuurlijke personen, Wet IB
➢ Vennootschapsbelasting (vpb)
Wordt betaald over de winst van rechtspersonen(bv/nv), Wet VPB
➢ Loonbelasting (LB)
Wordt berekend over het loon van een werknemer, werkgever houdt loonbelasting in
etc. Wet LB
➢ Omzetbelasting
Ook wel btw wordt in rekening gebracht door ondernemers. Winkel betaal je btw aan
ondernemer -> wij betalen zijn omzetbelasting -> ondernemer betaalt de
omzetbelasting aan de Belastingdienst. Wet OB
➢ Dividendbelasting (Div)
Winst uit aandelen, uitkering winst= dividend. Stuk van de winst aan belasting
betalen. Wet dividendbelasting
, ➢ Erfbelasting/ schenkbelasting (Sw)
➢ Kansspelbelasting
➢ Overdrachtsbelasting (OVB)
➢ Motorrijtuigenbelasting
➢ Wet op belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM)
➢ Accijnzen
➢ Milieuheffingen
➢ Provinciale- en gemeentelijke belastingen
1.3 Vindplaatsen belastingwetgeving
Onderscheid maken tussen materiële belastingwetgeving en formele belastingwetgeving.
- Materiële belastingwetgeving:
▪ Waarover + hoeveel belasting betalen
▪ Bijvoorbeeld: Wet op de inkomstenbelasting, Wet op de omzetbelasting
▪ Vraag die centraal staat: Hoe de te betalen belasting over een bepaald tijdvak
(bijv. een jaar of een maand) moet worden bepaald.
- Formele belastingwetgeving
▪ Hoe komen de belastingen (inkomen) bij de overheid (fiscus)
▪ Wat wij, als burger, kunnen en moeten doen, maar ook wat de overheid kan
en moet doen, wordt hier geregeld.
▪ Met name in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in de Algemene wet
inzake rijksbelastingen (AWR) geregeld.
Uitvoeringsregelingen en uitvoeringsbesluiten.
➔ Gemaakt door de minister van Financiën
➔ Omdat het belastingrecht snel en vaak verandert, zijn aanpassingen middels deze
regelingen en besluiten dan ook een veelvuldig gebruikt instrument -> vergt
minder tijd door het ‘overslaan’ van de Tweede en Eerste Kamer.
Richtlijnen
➔ Afspraken binnen de EU, ieder land is verplicht deze afspraken in zijn wetgeving te
verwoorden (H11 meer)
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
➔ Gedragsregels voor de overheid: overheid moet zich als een behoorlijk bestuur
gedragen: ook voor fiscaal recht van belang.
, ➔ Vertrouwensbeginsel:
Gaat uit van het vertrouwen dat de belastingplichtige mag ontlenen aan
gedragingen van de overheid. Niet van eerste ‘ja’ worden afgeweken.
➔ Gelijkheidsbeginsel:
Gaat uit van de gelijke behandeling van gelijke gevallen. Andere ondernemers van
dezelfde investering krijgen het wel, jij hebt het recht om het dan ook te krijgen
(denk aan investeringsaftrek bijvoorbeeld).
Jurisprudentie
Eerdere uitspraken van rechters over een soortgelijke zaak.
Resoluties
➔ Soms moet een extra uitleg aan een wetartikel worden gegeven, omdat deze niet
helemaal duidelijk is.
➔ Door staatssecretaris via besluiten een toelichting gegeven hoe een wetsartikel
moet worden uitgelegd, via resolutie uitgelegd hoe bij een bepaalde situatie het
wetsartikel moet worden uitgelegd
Hoofdstuk 2- Formeel belastingrecht
2.1 Materieel en formeel belastingrecht
Is te vinden in de Wet IB, Wet Vpb, Wet LB en Wet OB.
Verschillende vragen die worden behandeld of beantwoord in het materieel belastingrecht:
- Wie is belastingplichtig?
- Waarover moet belasting worden betaald?
- Hoeveel belasting moet er worden betaald?
Verschillende vragen die worden behandeld of beantwoord in het formeel belastingrecht:
- Hoe moet aangifte worden gedaan?
- Wanneer moet aangifte worden gedaan?
- Wanneer moet er worden betaald?
, 2.2 Woon- en vestigingsplaats, partner
We hebben reeds gezien dat het materiële belastingrecht regelt wie belastingplichtig zijn;
Wet IB-> natuurlijke personen zijn belastingplichtig voor de inkomstenbelasting
Belangrijk:
- Waar belastingplichtige woont of is gevestigd
- Bijvoorbeeld: IB-> in Nederland wonen dan wel in Nederland inkomen verdienen, of
VPB-> in Nederlands gevestigde lichamen
- Art 4 lid 1 AWR; “Waar iemand woont en waar een lichaam is gevestigd, wordt naar
de omstandigheden beoordeeld”. (Van belang bij de woonplaats is niet alleen de
inschrijving bij de gemeente, maar ook de woonplaats van familie of het gezin van de
belastingplichtige en de plaats waar de sociale activiteiten worden verricht)
- Voorbeeld bij beoordeling omstandigheden: ingeschreven in België, gezin woont in
Breda en belastingplichtige gaat naar verenigingen en dus sociaal middelpunt van
leven is ook Breda. Volgens art. 4 AWR is Breda dan de woonplaats.
2.3 Aangifte en aanslagen
2 soorten belastingen.
De aangifte
Art. 6 AWR -> inspecteur doet uitnodiging tot doen van aangifte (bij degene die naar zijn
mening vermoedelijk belastingplichtige is) – verplicht tot doen aangifte!
Art 7 en 8 AWR -> Aan het doen van aangifte is pas voldaan als alle gevraagde gegevens
duidelijk, stelling en zonder voorbehoud worden ingevuld, ondertekend en naar de
Belastingdienst is verzonden.
Binnen welke termijn moet deze aangifte dan ingevuld en ondertekend zijn teruggestuurd?
- Art 9 en 10 AWR; inspecteur stelt termijn van tenminste één maand.
Bij Inkomstenbelasting in praktijk: vóór 1 mei (zo: gegevens/inkomsten over het jaar
2023 dienen dus vóór 1 mei 2024 worden verantwoord en ondertekend naar de
Belastingdienst worden verstuurd)
Bij Loonbelasting en Omzetbelasting: moeten meestal vaker worden gedaan, namelijk
maandelijks of per kwartaal. Dus vaak per tijdvak