Hoofdstuk 5- Humanistische psychologie:
De uitgangspunten :
= baseert zich op 2 uitgangspunten :
1) Psychoanalyse -> vluchten van negatieve ervaringen , kern ligt in het verleden.
2) Behaviorisme -> de mens is gekneed op basis van leerprincipes ( zag de mens als lege
doos die gevormd moest worden.)
= observeerbaar gedrag vanuit stimulus en respons.
De derde weg = humanistische psychologie
De groeibehoefte staat centraal , je blijft bijleren en ontwikkelen als persoon.
Uitgangspunten ( vervolg) :
1) Mens als zelfstandig wezen met groeipotentieel
= zien de mens als iemand die kan blijven ontwikkelen
2) Subjectiviteit
= uniek / verschillend , eigen aan jezelf. Waarneembaar gedrag.
Ze gaan gericht zijn op subjectieve ervaringen van iemand ( wat degene heeft
meegemaakt. )
1) Zelfverwerkelijking of verwezenlijking
= uit theorie van Maslow ( zelfverwerkelijking , mensen kunnen blijven ontwikkelen en hun
eigen talenten gebruiken. )
2) Client staat centraal ipv hulpverlener / theorie
= niet de kennissen & techneieken van hulpverlener.
3) Luisteren en accepteren
= zonder vooroordeel luisteren naar verhalen en onvoorwaardelijke acceptatie.
4) Hier & nu
= patiënt cliënt
De mens mag nu eigen beslissingen maken , wordt niet gezien als iemand die ziek is.
Invloeden :
Fenomenologie -> De ervaring , wij gaan dingen beschrijven zoals ze zich aanbieden in de
werkelijkheid.
Wil dingen voor zichzelf laten spreken , verbondenheid tussen het bewustzijn en datgene
waarvan we ons bewust zijn staat centraal.
Existentialisme -> stelde de individuele verantwoordelijkheid centraal.
‘ Wat is de zin van mijn bestaan?’
Gestaltpsychologie :
= mens is niet te herleiden tot 1 van zijn delen of zelfs maar de soms van zijn delen, maar
moet worden gezien als een dynamisch geheel in interactie met zijn omgeving.
Heeft invloed op humanisme.
Tijdsgeest :
, - Jaren 60’ -> tijd van opstand en veel veranderingen.
Sloot zich aan bij :
1) Emancipatie van vrouwen
2) Feminisme
3) Protest en seksuele evolutie
4) Democratisering - onderwijs
Anti – autoritair -> was eerder statisch symbool om je kinderen onder controle te kunnen
houden ( positief = ze willen hier nu vanaf geraken.)
Carl Rogers :
= specifieke therapie ontwikkeld ( client gerichte benadering )
Belangrijke vertegenwoordigers in humanisme :
- Maslow ( behoeftepiramide )
- Rogers ( grondlegger )
- Gendlin
Rogers:
Begon met vastleggen van therapeutische gesprekken met instemming v/d cliënten ,
bestudeerde opnames.
Ging opzoek naar betekenis van subjectieve ervaringen , maar wou hier ook theorie aan
koppelen ( wetenschappelijk maken )
Hij vond ons als individu uniek maar ook de wereld waarin we woonde uniek , een wereld met
subjectieve ervaringen.
Doel therapie -> ervaringen begrijpen
Subjectieve wereld = fenomenale veld -> unieke wereld.
Fenomenale veld (dit veld bevat bewuste en onbewuste factoren) :
- Bewust: symboliseren in taal -> je kunt erover praten / je kunt het tekenen / je kunt er een
filmpje van tonen
- Onbewust: niet in symbolen omgezet ( je kunt er niet over praten door angst)
Onjuiste symbolisaties = niet congruent -> je word verkeerd begrepen ( soms worden ze
niet juist begrepen door de andere ) de andere ervaart jou verhaal niet goed en omgekeerd.
Bvb: je bent goed bezig , werk maar verder -> ‘oei werk ik te traag??’
- Individu gaat bewuste ervaringen soms onjuist symboliseren ( verkeerde zin aan
geven) = volgens rogers de primaire bedreiging van persoonlijkheid.
Deze worden soms niet gecorrigeerd en blijven hangen.
Persoon heeft veel foute symbolisatie = niet congruent ( fenomenaal veld komt niet meer
overeen met de werkelijkheid.
Rogers maakt onderscheid tussen organisme en het zelf:
Organisme = totale mens met behoefte / emoties / onbewuste
Het zelf = dat deel van het organisme dat alle ideeën over onszelf bevat en waardoor we
onszelf als een uniek wezen definiëren.
bevat ook het beeld van de persoon die we graag zouden zijn of willen worden → het
ideale zelf
Er moet ook congruentie zijn tijdens deze twee, te veel verschillen -> botsing.
De uitgangspunten :
= baseert zich op 2 uitgangspunten :
1) Psychoanalyse -> vluchten van negatieve ervaringen , kern ligt in het verleden.
2) Behaviorisme -> de mens is gekneed op basis van leerprincipes ( zag de mens als lege
doos die gevormd moest worden.)
= observeerbaar gedrag vanuit stimulus en respons.
De derde weg = humanistische psychologie
De groeibehoefte staat centraal , je blijft bijleren en ontwikkelen als persoon.
Uitgangspunten ( vervolg) :
1) Mens als zelfstandig wezen met groeipotentieel
= zien de mens als iemand die kan blijven ontwikkelen
2) Subjectiviteit
= uniek / verschillend , eigen aan jezelf. Waarneembaar gedrag.
Ze gaan gericht zijn op subjectieve ervaringen van iemand ( wat degene heeft
meegemaakt. )
1) Zelfverwerkelijking of verwezenlijking
= uit theorie van Maslow ( zelfverwerkelijking , mensen kunnen blijven ontwikkelen en hun
eigen talenten gebruiken. )
2) Client staat centraal ipv hulpverlener / theorie
= niet de kennissen & techneieken van hulpverlener.
3) Luisteren en accepteren
= zonder vooroordeel luisteren naar verhalen en onvoorwaardelijke acceptatie.
4) Hier & nu
= patiënt cliënt
De mens mag nu eigen beslissingen maken , wordt niet gezien als iemand die ziek is.
Invloeden :
Fenomenologie -> De ervaring , wij gaan dingen beschrijven zoals ze zich aanbieden in de
werkelijkheid.
Wil dingen voor zichzelf laten spreken , verbondenheid tussen het bewustzijn en datgene
waarvan we ons bewust zijn staat centraal.
Existentialisme -> stelde de individuele verantwoordelijkheid centraal.
‘ Wat is de zin van mijn bestaan?’
Gestaltpsychologie :
= mens is niet te herleiden tot 1 van zijn delen of zelfs maar de soms van zijn delen, maar
moet worden gezien als een dynamisch geheel in interactie met zijn omgeving.
Heeft invloed op humanisme.
Tijdsgeest :
, - Jaren 60’ -> tijd van opstand en veel veranderingen.
Sloot zich aan bij :
1) Emancipatie van vrouwen
2) Feminisme
3) Protest en seksuele evolutie
4) Democratisering - onderwijs
Anti – autoritair -> was eerder statisch symbool om je kinderen onder controle te kunnen
houden ( positief = ze willen hier nu vanaf geraken.)
Carl Rogers :
= specifieke therapie ontwikkeld ( client gerichte benadering )
Belangrijke vertegenwoordigers in humanisme :
- Maslow ( behoeftepiramide )
- Rogers ( grondlegger )
- Gendlin
Rogers:
Begon met vastleggen van therapeutische gesprekken met instemming v/d cliënten ,
bestudeerde opnames.
Ging opzoek naar betekenis van subjectieve ervaringen , maar wou hier ook theorie aan
koppelen ( wetenschappelijk maken )
Hij vond ons als individu uniek maar ook de wereld waarin we woonde uniek , een wereld met
subjectieve ervaringen.
Doel therapie -> ervaringen begrijpen
Subjectieve wereld = fenomenale veld -> unieke wereld.
Fenomenale veld (dit veld bevat bewuste en onbewuste factoren) :
- Bewust: symboliseren in taal -> je kunt erover praten / je kunt het tekenen / je kunt er een
filmpje van tonen
- Onbewust: niet in symbolen omgezet ( je kunt er niet over praten door angst)
Onjuiste symbolisaties = niet congruent -> je word verkeerd begrepen ( soms worden ze
niet juist begrepen door de andere ) de andere ervaart jou verhaal niet goed en omgekeerd.
Bvb: je bent goed bezig , werk maar verder -> ‘oei werk ik te traag??’
- Individu gaat bewuste ervaringen soms onjuist symboliseren ( verkeerde zin aan
geven) = volgens rogers de primaire bedreiging van persoonlijkheid.
Deze worden soms niet gecorrigeerd en blijven hangen.
Persoon heeft veel foute symbolisatie = niet congruent ( fenomenaal veld komt niet meer
overeen met de werkelijkheid.
Rogers maakt onderscheid tussen organisme en het zelf:
Organisme = totale mens met behoefte / emoties / onbewuste
Het zelf = dat deel van het organisme dat alle ideeën over onszelf bevat en waardoor we
onszelf als een uniek wezen definiëren.
bevat ook het beeld van de persoon die we graag zouden zijn of willen worden → het
ideale zelf
Er moet ook congruentie zijn tijdens deze twee, te veel verschillen -> botsing.