Samenvatting Bouwconstructies 1 De Rooy Zino
1) Grond
a. Geroerd: al uitgegraven
b. Ongeroerd: grond ter plaatse gevormd
c. Uitleveren: na uitgraven = volumevermeerdering
i. Belasting om lagere lagen neemt af -> zwelling van bouwput mogelijk
d. Naam: overige soort + hoofdbestanddeel + vreemd bestanddeel
i. Bv leemhoudend zand met schelpen
e. Rots, grind (3m), zand (3m), mergel (hoog water -> verlies draagkracht), klei, leem
(klei met zandkorrels), zavel (zand met leem of klei, slib (niet funderingsgeschikt),
teelaarde (niet funderingsgeschikt), veen (niet funderingsgeschikt)
2) Korrelgrootte
a. Zeefproef in zeeftoren
3) Porie volume
a. Verhouding volume poriën tot totaal volume aan grond
b. Bv 30% lucht/ m³ zand
c. Vaste pakking
d. Losse pakking
4) Zetting
a. Bij goed daarlatende grond (snel)
b. Door belasting
c. Door daling grondwater
d. Korrels dichter bij elkaar
5) Consolidatie
a. Zetting op LT
b. Bij weinig doorlatende grond
6) Consistentie of samenhang van korrels
a. Verandering watergehalte
b. Vast -> plastisch -> vloeibaar
c. Uitrolgrens ---- vloeigrens
d. ^consistentiegrenzen
e. Plasticiteitsindex =vloeigrens – uitrolgrens
7) Vloeigrens
a. Casagrande: grond in schoteltje met 2mm brede groef -> schotel op en neer tikken ->
groef gaat dichter -> tellen aantal slagen om groef te laten sluiten -> herhalen tot
men de vloeigrens achterhaalt bij 25 slagen
8) Uitrolgrens
a. Watergehalte waarbij cilinder met 3mm diameter breekt
i. Breken boven 3mm -> watergehalte te hoog
ii. 3x proberen -> gemiddelde watergehalte geeft uitrolgrens
9) Draagvermogen
a. Weerstand om wegzinken van gebouw tegen te houden
10) Grondwater
a. Berging = mate waarin grond water kan ophouden
b. Freatisch oppervlak = grondwaterpeil
c. Capillaire zone = porien gevuld met water door capillariteit, boven F.O.
d. Funiculaire zone = grondwater en lucht in porien, boven C.Z.
e. Pendulaire zone = regenwater in bovenlaag van grond onder MV
f. Spanningswater = grondwater on der afsluitende grondlaag
, Samenvatting Bouwconstructies 1 De Rooy Zino
g. Meten
i. Peilbuis
11) Talud
a. Helling waaronder grond niet afschuift
12) Onderzoek
a. Draagkracht 1
b. Grondsoort 2
c. Grondwaterniveau 3
d. Geologische gegevens 1 2 3
e. Onderzoeksputten 2 3
i. Beperkte diepte
f. Visiteerijzer 1 2 3
i. Beperkte diepte
g. Grondboring 2 3
i. Grote diepte 100m
h. Sondeerproeven 1 3
i. Mantelbuis met stang: kleef
ii. Totale weerstand = puntweerstand + mantelweerstand
iii. Handsondeerapparaat Barendsen
1. 10à12m
iv. Diepsondeerapparaat
1. Wagen met grote diepte
v. Fouten
1. Verkeerde plaats
2. Dikte draagkrachtige grond niet gecontroleerd
3. Samenstelling lagen fout ingeschat
13) Graafwerken
a. Bouwput min 50cm groter aan elke zijde: 5x5 -> 6x6
b. Open bemaling
i. Greppels: enkel voor slecht waterdoorlaatbare grond
ii. Draineerleidingen: vaak permanente oplossing, bv water uit kelder houden
c. Bronbemaling
i. Delen
1. Boorbuis, filterbuis, filtermateriaal, ringleiding, pomp
ii. Spanningsbemaling
iii. Gevolgen: verzakking gebouwen en wegen, bomen en gewassen drogen uit
iv. Oplossing: damwand tot waterafsluitende laag, elektro-osmose,
retourbemaling
14) Grondkering
a. Afstempelen
b. Berlinerwand (grote putten)
c. Damwand
i. Hout: tand en groef
ii. Staal: klauw en klemslot, golfplaatachtig
1. Groutanker: cement en stalen staaf zorgt dat damwand vast zit
iii. Beton: tand en groef, wordt onderdeel van constructie
15) Aanaarden
a. Grond van terrein verhogen
1) Grond
a. Geroerd: al uitgegraven
b. Ongeroerd: grond ter plaatse gevormd
c. Uitleveren: na uitgraven = volumevermeerdering
i. Belasting om lagere lagen neemt af -> zwelling van bouwput mogelijk
d. Naam: overige soort + hoofdbestanddeel + vreemd bestanddeel
i. Bv leemhoudend zand met schelpen
e. Rots, grind (3m), zand (3m), mergel (hoog water -> verlies draagkracht), klei, leem
(klei met zandkorrels), zavel (zand met leem of klei, slib (niet funderingsgeschikt),
teelaarde (niet funderingsgeschikt), veen (niet funderingsgeschikt)
2) Korrelgrootte
a. Zeefproef in zeeftoren
3) Porie volume
a. Verhouding volume poriën tot totaal volume aan grond
b. Bv 30% lucht/ m³ zand
c. Vaste pakking
d. Losse pakking
4) Zetting
a. Bij goed daarlatende grond (snel)
b. Door belasting
c. Door daling grondwater
d. Korrels dichter bij elkaar
5) Consolidatie
a. Zetting op LT
b. Bij weinig doorlatende grond
6) Consistentie of samenhang van korrels
a. Verandering watergehalte
b. Vast -> plastisch -> vloeibaar
c. Uitrolgrens ---- vloeigrens
d. ^consistentiegrenzen
e. Plasticiteitsindex =vloeigrens – uitrolgrens
7) Vloeigrens
a. Casagrande: grond in schoteltje met 2mm brede groef -> schotel op en neer tikken ->
groef gaat dichter -> tellen aantal slagen om groef te laten sluiten -> herhalen tot
men de vloeigrens achterhaalt bij 25 slagen
8) Uitrolgrens
a. Watergehalte waarbij cilinder met 3mm diameter breekt
i. Breken boven 3mm -> watergehalte te hoog
ii. 3x proberen -> gemiddelde watergehalte geeft uitrolgrens
9) Draagvermogen
a. Weerstand om wegzinken van gebouw tegen te houden
10) Grondwater
a. Berging = mate waarin grond water kan ophouden
b. Freatisch oppervlak = grondwaterpeil
c. Capillaire zone = porien gevuld met water door capillariteit, boven F.O.
d. Funiculaire zone = grondwater en lucht in porien, boven C.Z.
e. Pendulaire zone = regenwater in bovenlaag van grond onder MV
f. Spanningswater = grondwater on der afsluitende grondlaag
, Samenvatting Bouwconstructies 1 De Rooy Zino
g. Meten
i. Peilbuis
11) Talud
a. Helling waaronder grond niet afschuift
12) Onderzoek
a. Draagkracht 1
b. Grondsoort 2
c. Grondwaterniveau 3
d. Geologische gegevens 1 2 3
e. Onderzoeksputten 2 3
i. Beperkte diepte
f. Visiteerijzer 1 2 3
i. Beperkte diepte
g. Grondboring 2 3
i. Grote diepte 100m
h. Sondeerproeven 1 3
i. Mantelbuis met stang: kleef
ii. Totale weerstand = puntweerstand + mantelweerstand
iii. Handsondeerapparaat Barendsen
1. 10à12m
iv. Diepsondeerapparaat
1. Wagen met grote diepte
v. Fouten
1. Verkeerde plaats
2. Dikte draagkrachtige grond niet gecontroleerd
3. Samenstelling lagen fout ingeschat
13) Graafwerken
a. Bouwput min 50cm groter aan elke zijde: 5x5 -> 6x6
b. Open bemaling
i. Greppels: enkel voor slecht waterdoorlaatbare grond
ii. Draineerleidingen: vaak permanente oplossing, bv water uit kelder houden
c. Bronbemaling
i. Delen
1. Boorbuis, filterbuis, filtermateriaal, ringleiding, pomp
ii. Spanningsbemaling
iii. Gevolgen: verzakking gebouwen en wegen, bomen en gewassen drogen uit
iv. Oplossing: damwand tot waterafsluitende laag, elektro-osmose,
retourbemaling
14) Grondkering
a. Afstempelen
b. Berlinerwand (grote putten)
c. Damwand
i. Hout: tand en groef
ii. Staal: klauw en klemslot, golfplaatachtig
1. Groutanker: cement en stalen staaf zorgt dat damwand vast zit
iii. Beton: tand en groef, wordt onderdeel van constructie
15) Aanaarden
a. Grond van terrein verhogen