REKENEN THEMA 5
BOEK: HELE GETALLEN
HOOFDSTUK 2: LEERLIJN TELLEN EN GETALBEGRIP
Pagina 36
,HOOFDSTUK 3: AANVANKELIJK REKENEN
Pagina 56 t/m 79
3.2 VERDER WERKEN AAN GETALBEGRIP
Basale gecijferdheid in de onderbouw draait om verschillende betekenissen van getallen en
van inzicht in de basisbewerkingen.
Bij aanvankelijk rekenen gaat het om optellen en aftrekken.
, Het stimuleren van getalbegrip en bevorderen van inzicht neemt de hele basisschoolperiode
een rol in.
Groep 3 moet t/m 100 tellen:
- Verder tellen
- Tellen met sprongen
- Terug tellen
Ankergetallen/ steunpunten: 5, 10, 20, 50 …
Ordenen: volgorde en plaats van getallen ten opzichte van elkaar
positioneren/ lokaliseren: (globaal) plaatsen van getallen op de getallenlijn
Getalstructuren (vijf-, tien-, dubbelstructuur) wordt gebruikt om hoeveelheden te ordenen
Decimale structuur:
- Interne structuur: 48 = 40 (4x10) + 8
- Externe structuur: 50 – 2 = 48
Nul verschijnt wanneer niets overblijft of niets verandert.
Getallenlijn: vooral gebruikt voor oefenen met tellen, ordenen en positioneren en ter
ondersteuning van uitvoeren van bewerkingen.
Voorlopers getallenlijn: kralenketting en meetlint
Ordinaal getalaspect: getallen die je in een volgorde kunt plaatsen
Kardinaal getalaspect: getallen die een hoeveelheid aangeven
3.3 OPTELLEN EN AFTREKKEN TOT EN MET 10
Kinderen leren getallen splitsen en samenstellen. Samenstellen is de inverse bewerking
(tegenovergestelde) van splitsen.
Niveauverhoging van tellend rekenen structurerend rekenen (ordenen) formeel
rekenen (5+3)
Weetjes: gekende rekenfeiten
Kind moet ze direct weten
Modellen die aansluiten bij informele tel- en rekenstrategieën:
1. Groepjesmodel: groeperen (vijven, dubbelen)
2. Lijnmodel: rijgend optellen (kralenketting)
Wiskundetaal: termen als erbij / eraf plus / min.
De overgang van erbij naar plus wordt formalisering genoemd.
BOEK: HELE GETALLEN
HOOFDSTUK 2: LEERLIJN TELLEN EN GETALBEGRIP
Pagina 36
,HOOFDSTUK 3: AANVANKELIJK REKENEN
Pagina 56 t/m 79
3.2 VERDER WERKEN AAN GETALBEGRIP
Basale gecijferdheid in de onderbouw draait om verschillende betekenissen van getallen en
van inzicht in de basisbewerkingen.
Bij aanvankelijk rekenen gaat het om optellen en aftrekken.
, Het stimuleren van getalbegrip en bevorderen van inzicht neemt de hele basisschoolperiode
een rol in.
Groep 3 moet t/m 100 tellen:
- Verder tellen
- Tellen met sprongen
- Terug tellen
Ankergetallen/ steunpunten: 5, 10, 20, 50 …
Ordenen: volgorde en plaats van getallen ten opzichte van elkaar
positioneren/ lokaliseren: (globaal) plaatsen van getallen op de getallenlijn
Getalstructuren (vijf-, tien-, dubbelstructuur) wordt gebruikt om hoeveelheden te ordenen
Decimale structuur:
- Interne structuur: 48 = 40 (4x10) + 8
- Externe structuur: 50 – 2 = 48
Nul verschijnt wanneer niets overblijft of niets verandert.
Getallenlijn: vooral gebruikt voor oefenen met tellen, ordenen en positioneren en ter
ondersteuning van uitvoeren van bewerkingen.
Voorlopers getallenlijn: kralenketting en meetlint
Ordinaal getalaspect: getallen die je in een volgorde kunt plaatsen
Kardinaal getalaspect: getallen die een hoeveelheid aangeven
3.3 OPTELLEN EN AFTREKKEN TOT EN MET 10
Kinderen leren getallen splitsen en samenstellen. Samenstellen is de inverse bewerking
(tegenovergestelde) van splitsen.
Niveauverhoging van tellend rekenen structurerend rekenen (ordenen) formeel
rekenen (5+3)
Weetjes: gekende rekenfeiten
Kind moet ze direct weten
Modellen die aansluiten bij informele tel- en rekenstrategieën:
1. Groepjesmodel: groeperen (vijven, dubbelen)
2. Lijnmodel: rijgend optellen (kralenketting)
Wiskundetaal: termen als erbij / eraf plus / min.
De overgang van erbij naar plus wordt formalisering genoemd.