HC biomedische wetenschappen
Biomoleculen en metabolisme
Het lichaam werkt als een fabriek
ons lichaam = biochemische fabriek bestaande uit biomoleculen. Er is
aanvoer van voedingsstoffen en afvoer van afvalstoffen nodig.
De verschillende lagen van het lichaam
Biomoleculen
We beschrijven biomoleculen op basis van hun samenstellingen.
Verbindingen kunnen gemaakt worden en die sorteren we dan in:
Monomeren (mono = 1 )
Dimeren (di = 2 )
Oligomeren (oligo = korte
ketens)
Polymeren (poly = lange keten )
,De verschillende soorten biomoleculen:
Koolhydraten (suikers = sachariden)
o Snelle suikers = snel verteerd: suiker, fruit,.. korte keten
(oligomeren)
o Trage suikers = traag verteerd: brood, pasta,.. lange keten
(polymeren)
Lipiden (vetten)
Proteïnen (eiwitten = peptiden)
Nucleïnezuren (genetisch materiaal)
Het zijn bouwstoffen en brandstoffen voor ons lichaam en zijn
allemaal opgemaakt uit ketens van koolstof.
Koolhydraten (suikers)
Graan, brood, aardappelen, pasta, suikerklontjes en fruit
Er zijn snelle en trage suikers. (dit heeft niks te maken met de
samenstelling van de verschillende monosachariden er zitten overal
glucose en fructose in)
Snelle suikers
- Korte ketens (monomeren) : ze verteren snel en geven een soort
piek
- Bv. Een blikje cola gaat je heel goed doen voelen voor een korte
periode
- Voorbeelden: suiker, koekjes en fruit
Trage suikers
- Lange ketens (polymeren): ze verteren traag omdat ze stukje per
stukje afgebroken en verteerd moeten worden. Ze geven geen
piek maar zorgen dat je langer verder kan met de hoeveelheid
- Bv. ’s Ochtends een boterham eten kom je veel langer toe tot de
middag
- Voorbeelden: pasta, aardappelen en brood
, We kunnen deze onderverdelen in verbindingen die ze maken:
Monosachariden (glucose)
Disachariden (glucose + fructose)
Oligosachariden
Polysachariden (elk bolletje is een glucose molecuul, dit is zetmeel)
We moeten weten dat een glucose molecuul
een 6 hoek is met een zuurstof in de hoek. We
moeten de 3 chemische elementen kennen.
- Koolstof ( C )
- Waterstof ( H )
- Zuurstof ( O )
Suikers bestaan altijd uit deze verhouding: per
koolstof heb je een zuurstof en 2 waterstoffen, wat belangrijk is voor de
chemische eigenschappen van koolhydraten. De koolhydraten zijn
hydrofiel, ze houden van water waardoor we ze makkelijk kunnen oplossen
in water.
Biomoleculen en metabolisme
Het lichaam werkt als een fabriek
ons lichaam = biochemische fabriek bestaande uit biomoleculen. Er is
aanvoer van voedingsstoffen en afvoer van afvalstoffen nodig.
De verschillende lagen van het lichaam
Biomoleculen
We beschrijven biomoleculen op basis van hun samenstellingen.
Verbindingen kunnen gemaakt worden en die sorteren we dan in:
Monomeren (mono = 1 )
Dimeren (di = 2 )
Oligomeren (oligo = korte
ketens)
Polymeren (poly = lange keten )
,De verschillende soorten biomoleculen:
Koolhydraten (suikers = sachariden)
o Snelle suikers = snel verteerd: suiker, fruit,.. korte keten
(oligomeren)
o Trage suikers = traag verteerd: brood, pasta,.. lange keten
(polymeren)
Lipiden (vetten)
Proteïnen (eiwitten = peptiden)
Nucleïnezuren (genetisch materiaal)
Het zijn bouwstoffen en brandstoffen voor ons lichaam en zijn
allemaal opgemaakt uit ketens van koolstof.
Koolhydraten (suikers)
Graan, brood, aardappelen, pasta, suikerklontjes en fruit
Er zijn snelle en trage suikers. (dit heeft niks te maken met de
samenstelling van de verschillende monosachariden er zitten overal
glucose en fructose in)
Snelle suikers
- Korte ketens (monomeren) : ze verteren snel en geven een soort
piek
- Bv. Een blikje cola gaat je heel goed doen voelen voor een korte
periode
- Voorbeelden: suiker, koekjes en fruit
Trage suikers
- Lange ketens (polymeren): ze verteren traag omdat ze stukje per
stukje afgebroken en verteerd moeten worden. Ze geven geen
piek maar zorgen dat je langer verder kan met de hoeveelheid
- Bv. ’s Ochtends een boterham eten kom je veel langer toe tot de
middag
- Voorbeelden: pasta, aardappelen en brood
, We kunnen deze onderverdelen in verbindingen die ze maken:
Monosachariden (glucose)
Disachariden (glucose + fructose)
Oligosachariden
Polysachariden (elk bolletje is een glucose molecuul, dit is zetmeel)
We moeten weten dat een glucose molecuul
een 6 hoek is met een zuurstof in de hoek. We
moeten de 3 chemische elementen kennen.
- Koolstof ( C )
- Waterstof ( H )
- Zuurstof ( O )
Suikers bestaan altijd uit deze verhouding: per
koolstof heb je een zuurstof en 2 waterstoffen, wat belangrijk is voor de
chemische eigenschappen van koolhydraten. De koolhydraten zijn
hydrofiel, ze houden van water waardoor we ze makkelijk kunnen oplossen
in water.