Woordenlijst Frans jaar 1 semester 2 extra voc handboek

Voc 2000 woordenlijsten sem 2
+ extra voc handboek comme
convenue
Chapitre 24: L'argent, les affaires
importer importeren
exporter exporteren
une facture een factuur
un(e) client(e) een client, klant
une clientèle een cliënteel
une filiale een filiaal
un concurrent een concurrent
la concurrence de concurrentie
un inventaire een inventaris
la caisse de kassa
l'actif de activa
le passif de passiva
un sponsor een sponsor
une transaction een transactie
l'importation de import
l'exportation de export
commercial commercieel
un contrat een contract
la garantie de garantie
la publicité de publiciteit
un prospectus een prospectus
un budget een budget
un déficit een tekort
le commerce de handel
un achat een aankoop
une commerçant een handelaarster
un vendeur een verkoper
une vendeuse een verkoopster
un acheteur een koper
une acheteuse een koopster
un caissier (ière) een kassier(ster)
une marque een (handels)merk
un reçu een ontvangstbewijs
un(e) comptable een boekhouder/boekhoudster
un expert-comptable een accountant
la comptabilité de boekhouding
un gérant een beheerder(-ster), zaakvoerder(-ster)
une vente een verkoop

,l'index/l'indice de index
un salaire een salaris
une prime een premie
un bilan een balans
échangé geruild
en échange de in ruil voor
un revenu een inkomen
dépenses uitgaven
dépensent geven uit
ruinés geruïneerd
doivent zijn verschuldigd
de dettes schulden
à crédit op afbetaling, op krediet
s'enrichir zich te verrijken
comptant/cash contant
gagne verdient
le paiement de betaling
épargné/économisé gespaard
économies spaargeld, spaarcenten
économiser/épargner bezuinigen
économique zuinig
à la retraite/retraité met pensioen
pension pensioen(uitkering)
ressources/moyens d'existence/rentrées bronnen van inkomsten, bestaansmiddelen
profite de/jouit de profiteert van
les retraités/les pensionnés de gepensioneerden
le profit/le bénéfice (de) winst
profits/bénéfices winsten
a baissé is gedaald
a augmenté is gestegen
une augmentation/une hausse een stijging
l'offre het aanbod
la demande de vraag
fixés/déterminés vastgesteld
dépasser overschrijden
assurée verzekerd
une assurance een verzekering
une assurance tous risques/un risque een omniumverzekering, een allriskverzekering
gratuite gratis
gratuitement gratis (bijwoord)
l'approvisionnement/le ravitaillement de bevoorrading
provisions voorraad, provisie
en réserve/de côté/en stock opzij
le fonds het fonds
fonds fondsen, gelden
voyageur de commerce handelsreiziger
frais de déplacement verplaatsingskosten
aux frais de/aux dépens de op kosten van

, se procurer/obtenir/trouver verkrijgen
avantageux voordelig
à perte met verlies
exploite baat uit
un associé een vennoot
enrichi verrijkt
rentes renten
prospérité welvaart
le pouvoir d'achat de koopkracht
élevé hoge
la caisse d'épargne de spaarkas
balance commerciale handelsbalans
surplus/excédents overschotten



Chapitre 25: L'emploi, la profession
un job een job
une candidature een kandidatuur
solliciter solliciteren
un(e) diplômé(e) een gediplomeerde
une carrière een carrière
une promotion een promotie
spécialisé(e) gespecialiseerd
le personnel het personeel
un inspecteur een inspecteur
un ingénieur een ingenieur
un(e) mécanicien(ne) een monteur, een mecanicien
un(e) photographe een fotograaf
un notaire een notaris
un programmeur (une programmeuse) een programmeur
un(e) candidat(e) een kandidaat
une sollicitation een sollicitatie
un intérim een interim
un(e) intérimaire een interimaris, een uitzendkracht
professionnel(le) professioneel
un expert een expert
un(e) spécialiste een specialist
un manager een manager
un(e) journaliste een journalist
un(e) architecte een architect
un pilote een piloot
un téléphoniste een telefonist
un(e) réceptionniste een receptionist
une profession libérale een vrij beroep
un épicier/une épicière een kruidenier/ster
un(e) artisan(e) een ambachtsman of vrouw
un plombier een loodgieter