2024-2025 SEM 1
hoofdstuk 1: INLEIDING TOT DE FUNCTIONELE ANATOMIE
1.2 Anatomische streken van het menselijke lichaam
● het hoofd → het cefale gebied (van ‘cephalus’)
● de halsstreek → het cervicale gebied (van ‘cervix’)
● het bovenste en onderste lidmaat → membrum
● de romp:
○ thorax (borstholte)
○ abdomen (buikholte) en rug
○ pelvis → het kleine bekken
○ het perineum → bevat de uitwendige geslachtsorganen en de anus
Negen gebieden van de pelvis en abdomen:
● het umbilicale gebied:
○ delen van de dunne en dikke darm
○ delen van de nieren
○ delen van de voornaamste grote bloedvaten
● het lumbale gebied → rechts en links van het umbilicale gebied
○ rechts → bevat een deel van de dunne darm, blinde darm,
dikke darm, lever en de rechter nier
○ links → bevat een deel van de dunne darm, dikke darm en de
linker nier
● de epigastrische streek → juist boven de umbilicale streek
○ de maag
○ een deel van de lever
○ de pancreas
○ het duodenum
● de hypochondrische streek → rechts en links van de epigastrische streek
○ rechts → bevat de galblaas, een deel van de lever en de rechter
nier
○ links → bevat de milt, een deel van de dikke darm, de linker
nier en de dunne darm
● de hypogastrische streek → juist onder de umbilicale streek
○ de urineblaas
○ delen van de dunne en dikke darm
● de inguinale streek (liesstreek) → links en rechts van de hypogastrische streek
○ delen van de dunne en dikke darm
1
,Andere belangrijke gebieden zijn bijvoorbeeld:
● ter hoogte van de arm:
○ de okselstreek of regio axillaris, met de okselholte of fossa axillaris
○ de elleboogstreek of regio cubitalis met vooraan de elleboogplooi of fossa cubitalis
● aan de dorsale zijde:
○ het lumbale gebied
● ter hoogte van het been:
○ het gluteale gebied
○ de fossa poplitea of knieholte
1.3 Lichaamsholten
De lichaamsholten = de begrensde ruimten in het lichaam die de verschillende organen bevatten:
de aanvankelijk twee grote holten in het embryo zijn de dorsale en de ventrale holte
● de dorsale holte → de kleinste, bevat enkel de hersenen en het ruggenmerg
● de ventrale lichaamsholte → de grootste, wordt door het diafragma onderverdeeld in
○ een bovenste borstholte → thoracale holte
○ een onderste holte → pelvis en abdomen
● in de thoracaalholte bevinden zich
○ links en rechts → pleuraholte met rechter en linker long
○ pericardholte → met het hart
● de ruimte tussen de twee longen → mediastinum
● de abdominaalholte bevat → maag, dunne en dikke darm, lever, galblaas, pancreas, milt en nieren
● de holte van het pelvis bevat → terminale stuk van de dikke darm, urineblaas, en
voortplantingsorganen:
○ uterus, eileiders en ovaria bij de vrouw
○ vesiculae seminales en prostaat bij de man
2
,1.5 Oriëntatietermen
1.5.1 Drie assen
Cephalocaudale as → as van boven naar onder; cephalo staat voor hoofd en caudaal is afgeleid van cauda =
staart
Dorsoventrale as → as van de rugzijde naar de buikzijde; dorso staat voor dorsum = rug en ventraal is afkomstig
van venter = buik
Laterolaterale as → van de éne zijde van het lichaam naar de andere; dus een as van rechts naar links of
omgekeerd
1.5.2 Drie vlakken
Frontaal of coronaal vlak → bepaald door de cephalocaudale en laterolaterale as; verdeelt het lichaam in een
voorste en achterste stuk
Transversaal of dwars vlak → bepaald door de dorsoventrale en laterolaterale as; snijdt het lichaam in een
bovenste en onderste stuk, loodrecht op de lengteas
Parasagittaal vlak → bepaald door de cephalocaudale en dorsoventrale as; verdeelt het lichaam in linker en
rechter stukken; het mediaan vlak snijdt precies door het midden en is loodrecht op het frontale vlak
3
, 1.5.3 Andere oriëntatietermen
Craniaal → ook superior; naar het hoofd toe
Caudaal → ook inferior; naar de staart of voeten toe
Ventraal → ook anterior; naar de buikzijde toe, naar voren toe
Dorsaal → ook posterior; naar de rugzijde toe, naar achteren toe
Palmair → naar de handpalm toe
Dorsaal in de hand → naar de handrug toe
Plantair → naar de voetzool toe
Dorsaal in de voet → naar de voetrug toe
Oppervlakkig → externus = perifeer = superficialis
Diep → internus = profundus
Lateraal → naar de zijden van het lichaam toe, weg van de middellijn
Mediaal → naar de middellijn toe
Proximaal → dichter naar de romp toe
Distaal → verder van de romp verwijderd
In de anatomische houding → neerhangende bovenarm met handpalm naar voren
● Lateraal en mediaal in de arm → respectievelijk radiaal en ulnair; verwijzend naar de radius
(spaakbeen) en ulna (ellepijp)
● Tibiaal en fibulair in het onderbeen → in plaats van mediaal en lateraal (tibia en fibula)
4