Kwalitatief onderzoek
Braun & Clarke Hoofdstuk 2
De tien fundamenten van kwalitatief onderzoek:
> Het gaat om betekenissen, niet om getallen.
> Kwalitatief onderzoek geeft geen éénduidig antwoord. Er wordt juist op zoek gegaan
naar variatie in betekenissen. Verhalen die verteld worden over de data, kunnen van elkaar
afwijken, er zouden er meerdere verteld kunnen worden. Verhalen zijn dus subjectief.
> Context is belangrijk. Data in kwalitatief onderzoek wordt geproduceerd in bepaalde
context.
> Kwalitatief onderzoek kan experiential of kritisch zijn. Experiential kwalitatief
onderzoek valideert betekenissen, visies, perspectieven etc. Hierbij krijgen interpretaties van
deelnemers prioriteit. Kritisch kwalitatief neemt een vragende houding aan tov betekenissen
die de data uitdrukt. Er wordt gekeken naar wat er leeft in een cultuur
> Kwalitatief onderzoek wordt onderbouwd door ontologie. Dat is hoe men de
werkelijkheid ziet. En daarbij kan je kijken naar het continuüm, waarbij kritisch realisme en
vooral realisme past bij kwalitatief onderzoek.
> Kwalitatief onderzoek wordt onderbouwd door epistemologie. Houdt zich bezig met
de vraag wat telt als legitieme kennis. Welke kennis betekenisvol? Ook hierbij een
continuüm.
> Kwalitatief onderzoek omvat een kwalitatieve methodologie. Methode refereert naar
een tool of techniek voor het verzamelen en analyseren van data. En is vrij specifiek.
Methodologie is breder en refereert naar een framework waarin het onderzoek uitgevoerd
kan worden. Kwalitatief onderzoek kan heel breed worden opgevat en heel specifiek. (DUS
BEIDE?)
> Kwalitatief onderzoek gebruikt allerlei soorten data. Vaak in woorden, maar kan ook
visueel zijn.
> Gaat ook om op een kwalitatieve manier denken. Dus goed luisteren naar beleving
andere persoon. Beginnen met onderzoeksvragen en niet met hypothesen.
> Kwalitatief onderzoek erkent subjectiviteit en reflexiviteit. Kwalitatief onderzoek wordt
gezien als een subjectief proces en kritisch reflecteren op kennis die we produceren en de
eigen rol in produceren van deze kennis.
Braun & Clarke Hoofdstuk 9
Voor de overgang van data naar resultaten worden er twee stappen genomen. Namelijk het
open coderen en dan het zoeken naar patronen en structuur door middel van een concept-
indicator model. Hierbij deel je je concept in, in dimensies en van daaruit zoek je naar
uiteinden.
, Het begin van analyseren van kwalitatieve data begin met proces van immersion
(onderdompeling) in de data. Doel hiervan is om bekend te worden met data en dingen op te
schrijven die relevant kunnen zjin voor onderzoeksvraag. Ook wel familiarisation,
genoemd.
Coderen is het geven van labels/codes aan materiaal. Je kan onderscheid maken in
selectieve codering en complete codering. Bij selectieve zoek je naar dingen in het
onderwerp waarin je geïnteresseerd bent. Dus een deel van data wordt gecodeerd. Bij
complete codering wordt alle data gecodeerd en zoek je naar alles wat van belang is.
Er zijn twee soorten codes. data-derived codes en researcher-derived codes. Data-
derived codes zijn codes die uit data voorkomen. En researcher-derived codes zijn
conceptuele of theoretische interpretaties van data. Zijn vaak begrippen uit literatuur en
worden dus niet door geïnterviewde zelf verteld.
Belangrijk om codes compact te houden (concise). Alles wat gezegd wordt wat onder
onderzoeksvraag valt moet gecodeerd worden. Als je niet zeker weet, voor zekerheid toch
coderen.
Voor het coderen voor de gefundeerde theoriebenadering zijn volgende begrippen ook van
belang:
> initial coding, dit doe je aan begin van project en omvat heel gedetailleerd en diepgaand
naar wat er in materiaal zit
> open coderen, open naar alle betekenissen toe zijn die in materiaal zitten
> constante vergelijking, met andere codeurs vergelijken wat ergens mee bedoeld wordt
> in vivo codes, hierbij dus data-derived codes ook nog een onderscheiding, waarbij in vivo
betekent dat wat mensen zeggen echt letterlijk gecodeerd wordt
> memo writing, aantekeningen maken bij coderen
Week 2
Braun & Clarke H10
Na het coderen is het tijd om te kijken naar patronen en structuur in de data om resultaten te
kunnen presenteren. Dit is een actief proces. Je overlegt met andere codeurs over wat de
structuur zou kunnen zijn. Dmv het zoeken naar bredere patronen worden thema’s
geïdentificeerd. Dat thema legt iets belangrijks vast over de data in relatie tot
onderzoeksvraag! Een thema is breder dan een code en bevat meestal meerdere facetten.
Gedurende het proces is er sprake van candidate thema’s. Deze worden dan soms
aangepast of weggegooid.
Thema’s hoeven niet alles te dekken in data, maar moeten betekenisvol zijn in het licht van
onderzoeksvraag.
Bij structuur zoeken in gefundeerde theoriebenadering zijn aantal zaken belangrijk:
> beginnen met open coderen, vervolgens gefocust coderen (meer denken in concepten en
theorieën en minder gedetailleerd), dan axiaal coderen (conceptueel in kaart brengen van
relaties tussen categorieën) en structuur zoeken voor het ontwikkelen van model (een
theoretisch model met concepten en relaties).
Braun & Clarke Hoofdstuk 2
De tien fundamenten van kwalitatief onderzoek:
> Het gaat om betekenissen, niet om getallen.
> Kwalitatief onderzoek geeft geen éénduidig antwoord. Er wordt juist op zoek gegaan
naar variatie in betekenissen. Verhalen die verteld worden over de data, kunnen van elkaar
afwijken, er zouden er meerdere verteld kunnen worden. Verhalen zijn dus subjectief.
> Context is belangrijk. Data in kwalitatief onderzoek wordt geproduceerd in bepaalde
context.
> Kwalitatief onderzoek kan experiential of kritisch zijn. Experiential kwalitatief
onderzoek valideert betekenissen, visies, perspectieven etc. Hierbij krijgen interpretaties van
deelnemers prioriteit. Kritisch kwalitatief neemt een vragende houding aan tov betekenissen
die de data uitdrukt. Er wordt gekeken naar wat er leeft in een cultuur
> Kwalitatief onderzoek wordt onderbouwd door ontologie. Dat is hoe men de
werkelijkheid ziet. En daarbij kan je kijken naar het continuüm, waarbij kritisch realisme en
vooral realisme past bij kwalitatief onderzoek.
> Kwalitatief onderzoek wordt onderbouwd door epistemologie. Houdt zich bezig met
de vraag wat telt als legitieme kennis. Welke kennis betekenisvol? Ook hierbij een
continuüm.
> Kwalitatief onderzoek omvat een kwalitatieve methodologie. Methode refereert naar
een tool of techniek voor het verzamelen en analyseren van data. En is vrij specifiek.
Methodologie is breder en refereert naar een framework waarin het onderzoek uitgevoerd
kan worden. Kwalitatief onderzoek kan heel breed worden opgevat en heel specifiek. (DUS
BEIDE?)
> Kwalitatief onderzoek gebruikt allerlei soorten data. Vaak in woorden, maar kan ook
visueel zijn.
> Gaat ook om op een kwalitatieve manier denken. Dus goed luisteren naar beleving
andere persoon. Beginnen met onderzoeksvragen en niet met hypothesen.
> Kwalitatief onderzoek erkent subjectiviteit en reflexiviteit. Kwalitatief onderzoek wordt
gezien als een subjectief proces en kritisch reflecteren op kennis die we produceren en de
eigen rol in produceren van deze kennis.
Braun & Clarke Hoofdstuk 9
Voor de overgang van data naar resultaten worden er twee stappen genomen. Namelijk het
open coderen en dan het zoeken naar patronen en structuur door middel van een concept-
indicator model. Hierbij deel je je concept in, in dimensies en van daaruit zoek je naar
uiteinden.
, Het begin van analyseren van kwalitatieve data begin met proces van immersion
(onderdompeling) in de data. Doel hiervan is om bekend te worden met data en dingen op te
schrijven die relevant kunnen zjin voor onderzoeksvraag. Ook wel familiarisation,
genoemd.
Coderen is het geven van labels/codes aan materiaal. Je kan onderscheid maken in
selectieve codering en complete codering. Bij selectieve zoek je naar dingen in het
onderwerp waarin je geïnteresseerd bent. Dus een deel van data wordt gecodeerd. Bij
complete codering wordt alle data gecodeerd en zoek je naar alles wat van belang is.
Er zijn twee soorten codes. data-derived codes en researcher-derived codes. Data-
derived codes zijn codes die uit data voorkomen. En researcher-derived codes zijn
conceptuele of theoretische interpretaties van data. Zijn vaak begrippen uit literatuur en
worden dus niet door geïnterviewde zelf verteld.
Belangrijk om codes compact te houden (concise). Alles wat gezegd wordt wat onder
onderzoeksvraag valt moet gecodeerd worden. Als je niet zeker weet, voor zekerheid toch
coderen.
Voor het coderen voor de gefundeerde theoriebenadering zijn volgende begrippen ook van
belang:
> initial coding, dit doe je aan begin van project en omvat heel gedetailleerd en diepgaand
naar wat er in materiaal zit
> open coderen, open naar alle betekenissen toe zijn die in materiaal zitten
> constante vergelijking, met andere codeurs vergelijken wat ergens mee bedoeld wordt
> in vivo codes, hierbij dus data-derived codes ook nog een onderscheiding, waarbij in vivo
betekent dat wat mensen zeggen echt letterlijk gecodeerd wordt
> memo writing, aantekeningen maken bij coderen
Week 2
Braun & Clarke H10
Na het coderen is het tijd om te kijken naar patronen en structuur in de data om resultaten te
kunnen presenteren. Dit is een actief proces. Je overlegt met andere codeurs over wat de
structuur zou kunnen zijn. Dmv het zoeken naar bredere patronen worden thema’s
geïdentificeerd. Dat thema legt iets belangrijks vast over de data in relatie tot
onderzoeksvraag! Een thema is breder dan een code en bevat meestal meerdere facetten.
Gedurende het proces is er sprake van candidate thema’s. Deze worden dan soms
aangepast of weggegooid.
Thema’s hoeven niet alles te dekken in data, maar moeten betekenisvol zijn in het licht van
onderzoeksvraag.
Bij structuur zoeken in gefundeerde theoriebenadering zijn aantal zaken belangrijk:
> beginnen met open coderen, vervolgens gefocust coderen (meer denken in concepten en
theorieën en minder gedetailleerd), dan axiaal coderen (conceptueel in kaart brengen van
relaties tussen categorieën) en structuur zoeken voor het ontwikkelen van model (een
theoretisch model met concepten en relaties).
