2020
Dierkunde
1STE BACHELOR BIO-INGENIEUR
KULEUVEN-KIRSTEN
,INHOUDSOPGAVE
PRAKTISCH
INLEIDING
1. DEFINITIE VAN EEN DIER
2. BIJKOMENDE KENMERKEN
3. GEMEENSCHAPPELIJKE KENMERKEN
4. VARIATIE IN LICHAAMSBOUWPLAN
4.1. Ontwikkeling van weefsels
4.2. Evolutie van symmetrie
4.3. Ontwikkeling van lichaamsholte
4.4. Evolutie van verschillende patronen van ontwikkeling
4.5. Evolutie van segmentatie
5. TRADITIONELE CLASSIFICATIE VAN DIEREN
HOOFDSTUK 1: DIVERSITEIT EN EVOLUTIE VAN BOUWPLAN
HOOFDSTUK 32 (IN HANDBOEK)
1. PHYLUM PROFERA = SPONSEN
1.1. Lichaamsopbouw
1.2. Lichaamsfuncties
1.3. Toepassingen
2. PHYLUM CNIDARIA = NETELDIEREN
2.1. Lichaamsopbouw
2.2. Lichaamsfuncties
2.3. Levenscycli poliep
2.4. Classificatie
2.4.1. Anthozoa = bloemdieren
2.4.2. Hydrozoa
2.4.3. Scyphozoa
2.4.4. Cubozoa
2.4.5. Staurozoa
2.5. Toepassingen
3. PHYLUM CTENOPHORA = RIBKWALLEN
3.1. Lichaamsopbouw
3.2. Toepassingen
4. PHYLUM ACOELA = GEEN LEERSTOF
,HOOFDSTUK 2: PROTOSTOMIA
HOOFDSTUK 33 (IN HANDBOEK)
0. INLEIDING
Lophotrochozoa – Spiralia
1. PHYLUM PLATYHELMINTHES = PLATWORMEN
1.1. Lichaamsopbouw
1.2. Lichaamsfuncties
1.3. Classificatie
1.3.1. Turbellaria = trilhaarwormen
1.3.2. Trematoda = zuigwormen
1.3.3. Cercomeromorpha/ Cestoda = lintwormen
1.4. Nut/nadeel
2. PHYLUM ROTIFERA = NIET TE KENNEN
3. PHYLUM MOLLUSCA = WEEKDIEREN
3.1. Lichaamsopbouw
3.2. Lichaamsfuncties
3.3. Classificatie
3.3.1. Polyplacophora = keverslakken
3.3.2. Gastropoda = slakken
3.3.3. Bivalvia/ tweekleppige = schelpen
3.3.4. Cephalopoda/ koppotigen= inktvissen
3.4. Nut/nadeel
4. PHYLUM NEMERTEA = SNOERWORMEN = NIET TE KENNEN
5. PHYLUM BRYOZOA = MOSSELDIERTJES = NIET TE KENNEN
6. PHYLUM BRACHIOPODA = ARMPOTIGEN = NIET TE KENNEN
7. PHYLLUM ANNELIDA = RINGWORMEN/ GELEDE WORMEN
7.1. Lichaamsopbouw
7.2. Lichaamsfuncties
7.3. Classificatie
7.3.1. Errentia (veelal Polychaeta)
7.3.2. Sedentaria (veelal Oligochaeta – Hirudinea, maar ook Polychaeta)
7.4. Nut/nadeel
Ecdysozoa: vervelling
8. PHYLUM NEMATODA = RONDWORMEN
8.1. Lichaamsopbouw
8.2. Lichaamsfuncties
8.3. Classificatie
8.3.1. Adenophorea
8.3.2. Secernentea
8.4. Nut/nadeel
,9. PHYLUM ARTHROPODA = GELEEDPOTIGE
9.1. Lichaamsopbouw
9.2. Lichaamsfuncties
9.3. Classificatie
9.3.1. Chelicerata vooral Arachnida (spinachtigen)
9.3.2. Crustacea (kreeftachtigen)
9.3.3. Insecta (insecten) = Hexapoda
9.3.4. Myriapoda: Chilopoda (duizendpoten) – Diplopoda (miljoenpoten)
9.3.5. Trilobita
9.4. Nut/nadeel
HOOFDSTUK 3: DEUTEROSTOMEN
HOOFDSTUK 34 (IN HANDBOEK)
1. PHYLUM ECHINODERMATA = STEKELHUIDIGEN
1.1. Lichaamsopbouw
1.2. Lichaamsfuncties
1.3. Classificatie
1.3.1. Zeesterren (Asteroidea)
1.3.2. Slangsterren = brokkelsterren (Ophiuroidea)
1.3.3. Zee-egels & zanddollars (Echinoidea)
1.3.4. Zeekomkommers (Holothuroidea)
1.3.5. Zeelelies & veersterren (Crinoidea)
1.4. Toepassingen
2. PHYLUM CHORDATA
2.1. Kenmerken Chordata
2.2. Classificatie Chordata
2.2.1. Urochordata = Tunicata (manteldieren)
2.2.2. Cephalochordata (lancetvisjes)
2.2.3. Somatochordata = Vertebrata (gewervelden)
3. SUBPHYLUM VERTEBRATA
3.1. “vissen”
3.1.1. Eerste vissen = Agnatha
3.1.1.1. slijmprikken & prikken
3.1.2. Echte vissen: kaken
3.1.3. Kraakbeenvissen = Chrondrichthyes
3.1.3.1. Elasmobranchii
3.1.3.2. Holocephali (spook/draakvissen)
3.1.4. Osteichthyes = beenvissen
3.1.4.1. Actinopterygii (straalvinnigen)
3.1.4.2. Actinistia (coelacanths) & Dipnoi (longvissen) = Sarcopterygii (waaiervinnigen)
,3.2. Amphibia (amfibieën)
3.2.1. Anura (kikkers en padden) = zonder staart
3.2.2. Caudata = Urodela (salamanders) = zichtbare staart
3.2.3. Apoda (wormsalamanders) = zonder poten
3.3. “Reptielen”
3.3.1. Chelonia (schildpadden)
3.3.2. Lepidosauria (hagedissen & slangen)
3.3.3. Crocodylia (krokodillen & alligators)
3.4. Aves (vogels)
3.5. Mammalia (zoogdieren)
3.5.1. Subklasse Prototheria
3.5.1.1. Orde Monotremata
3.5.2. Subklasse Theria
3.5.2.1. Superorde Metatheria
3.5.2.1.1. Orde marsupiala
3.5.2.2. Superorde Eutheria of Placentalia
3.5.2.2.1. Orde van de primaten (behoort de mens toe)
HOOFDSTUK 4: HOMEOSTASE
HOOFDSTUK 41 (IN HANDBOEK)
1. ORGAANSYSTEMEN
2. HOMEOSTASE
2.1. Inleiding
2.2. Negatieve feedback
2.3. Positieve feedback
3. INTEGRATIE VAN FYSIOLOGISCHE PROCESSEN
3.1. Communicatie
3.2. Integratie door autonoom zenuwstelsel
3.3. Integratie door endocrien zenuwstelsel
,HOOFDSTUK 5: HET ZENUWSTELSEL
HOOFDSTUK 42 (IN HANDBOEK)
1. VOORKOMEN
2. ORGANISATIE VAN HET ZENUWSTELSEL
2.1. Neuronen
2.1.1. Overzicht
2.1.2. Basisstructuur
2.1.3. Zenuwstelsel
2.2. Gliacellen:
2.2.1. Overzicht
2.2.2. Basisstructuur
3. MECHANISME VAN DE ZENUWIMPULS
3.1. Inleiding
3.2. Mechanisme
3.3. Soorten van gated channels
3.3.1. Graduele potentialen
3.3.2. Actiepotentialen
4. SIGNAALTRANSDUCTIE IN SYNAPSEN
4.1. Inleiding
4.2. Verschillende soorten synapsen
4.2.1. Elektrische synapsen
4.2.2. Chemische synapsen
4.2.3. Spanningsafhankelijke Ca2+ kanalen
4.3. Verschillende soorten neurotransmitters
4.4. Synaptische integratie
5. HET CENTRAAL ZENUWSTELSEL
5.1. Verschillende phyla
5.2. Hersenen vertebraten
5.2.1. stijgende dominantie van de voorhersenen
5.2.2. het cerebrum bij de mens
5.2.3. complexe functies van de hersenen
5.3. het ruggenmerg bij de mens
6. HET PERIFEER ZENUWSTELSEL
6.1. Somatisch zenuwstelsel
6.2. Vegatief of autonoom zenuwstelsel
6.2.1. Sympathisch zenuwstelsel 4F
6.2.2. Parasympatisch zenuwstelsel rust
,HOOFDSTUK 6: SENSORISCHE SYSTEMEN
HOOFDSTUK 43 (IN HANDBOEK)
1. OVERZICHT SENSORISCHE RECEPTOREN
2. THERMORECEPTOREN
3. NOCICERECEPTOREN
4. ELEKTROMAGNETISCHE RECEPTOREN
5. MECHANORECEPTOREN
5.1. Tast en druk
5.2. Horen, vibratie en detectie
5.2.1. zijlijnsysteem van vissen
5.2.2. Het oor bij landverbraten = ZELFSTUDIE!!!
5.2.3. Navigatie op basis van geluid
5.2.4. Detectie van de positie en beweging van het lichaam = NIET TE KENNEN
6. CHEMORECEPTOREN
7. FOTORECEPTOREN
HOOFDSTUK 7: WEEFSELS
HOOFDSTUK 41 (IN HANDBOEK)
1. OPBOUW LICHAAM GEWERVELDEN
1.1. Cellen
1.2. Weefsels
1.3. Organen
1.4. Orgaansystemen
2. ORGANISATIE LICHAAM VERTEBRATA
2.1. Opbouw van alle vertebrata
2.2. Lichaamsholtes
2.3. Weefsels
2.3.1. Epitheelweefsels
2.3.2. Steunweefsels/bindweefsels
2.3.3. Spierweefsels
2.3.4. Zenuwweefsel
2.4. overzicht orgaanstelsels
,HOOFDSTUK 8: OPBOUW, STEUN EN BEWEGING
HOOFDSTUK 45 (IN HANDBOEK)
1. SKELET
1.1. Hydroskelet
1.2. Exoskelet
1.3. Endoskelet
2. BEEN
2.1. Dermaal been: intramembraneuze ontwikkeling
2.2. Endochondrale ontwikkeling: grotere beenderen
3. GEWRICHTEN
4. SPIEREN
4.1. Mechanisme spiercontractie
4.1.1. Opbouw skeletspier
4.1.2. Spiercontractie
4.1.3. Neurale stimulatie
4.1.4. Types spiervezels
5. VOORTBEWEGING BIJ DIEREN
5.1. Voortbeweging in water
5.2. Voortbeweging op het land
5.3. Voortbeweging in de lucht
6. RELATIE SPIEREN – VLEES
,HOOFDSTUK 9: HET ENDOCRIEN SYSTEEM
HOOFDSTUK 44 (IN HANDBOEK)
1. SIGNALISATIE VIA CHEMISCHE BOODSCHAPPERS
2. ENDOCRIENE KLIEREN – EXOCRIENE KLIEREN
3. CHEMISCHE KLASSEN VAN HORMONEN
3.1. Peptiden en proteïnen
3.2. Aminozuurderivaten (amine-hormonen)
3.3. Steroïden (lipiden, cholesterolderivaten)
4. CELLULAIR WERKINGSMECHANISME
4.1. Lipofiel
4.2. Hydrofiel
5. PARACRIENE REGULATOREN = LEZEN, NIET STUDEREN
6. HYPOFYSE & HYPOTHALAMUS
6.1. Neurohypofyse = pars distalis
6.1.1. Hormonen: kennen!!
6.2. Adenohypofyse = pars nervosa
6.2.1. Hormonen: kennen!!
6.2.2. Hypothalamo-hypofysair portaal systeem
6.2.3. Negatieve feedback
6.2.4. (Positieve feedback )
7. DE PERIFERE ENDOCRIENE KLIEREN
7.1. De schildklier
7.2. Parathyroidea (bijschildklieren)
7.3. Bijnieren
7.4. Pancreas
7.5. Gonaden (testis en ovarium)
7.6. Epifyse (pijnappelklier)
7.7. Andere hormonen
8. HORMONEN BIJ INSECTEN
8.1. Insecten = Ecdyzoa
8.2. Gereguleerd door hormonen
9. GEBRUIK-MISBRUIK HORMONEN
, HOOFDSTUK 10: HET SPIJSVERTERINGST ELSEL
HOOFDSTUK 46 (IN HET HANDBOEK)
1. HET SPIJSVERTERINGSTELSEL
2. VOEDINGSTOFFEN
3. TYPES SPIJSVERTERINGSSTELSELS
3.1. Op basis van voedselbron
3.2. Op basis van vertering
3.3. Op basis van spijsverteringstelsel
4. VOLGORDE VAN SPIJSVERTERING
5. SPIJSVERTERINGSSTELSEL BIJ GEWERVELDEN
5.1. Gastro-intestinaal kanaal = zwarte onderdelen
5.1.1. Mond – farynx
5.1.2. Slokdarm = oesophagus
5.1.3. De maag
5.1.4. Dunne darm
5.1.5. Dikke darm
5.2. Accessorische verteringsklieren/ organen = rode onderdelen
5.2.1. Pancreas/ alvleesklier
5.2.2. Lever
5.2.3. Galblaas
6. VARIATIES IN SPIJSVERTERINGSTELSEL ZOOGDIEREN
6.1. Reden aanpassingen
6.2. Aanpassingen heterodont gebit bij zoogdieren
6.3. Aanpassingen maag en darm owv cellulose
6.3.1. Cellulose
6.3.2. Lengte darm en grootte caecum bij herbivoren
6.3.3. Herkauwers
6.3.4. Aanpassingen bij niet-herkauwers, herbivoren
6.3.5. Coprofagie
6.3.6. Aanpassingen insectivoren – carnivoren
6.4. Voorbeelden
7. SPIJSVERTERINGSTELSEL VOGELS
7.1. Kip
7.2. Bek van de vogel
7.3. Vitamine K
8. SPIJSVERTERINGSTELSEL INSECTEN
8.1. Mond en monddelen
8.2. Spijsvertering
Dierkunde
1STE BACHELOR BIO-INGENIEUR
KULEUVEN-KIRSTEN
,INHOUDSOPGAVE
PRAKTISCH
INLEIDING
1. DEFINITIE VAN EEN DIER
2. BIJKOMENDE KENMERKEN
3. GEMEENSCHAPPELIJKE KENMERKEN
4. VARIATIE IN LICHAAMSBOUWPLAN
4.1. Ontwikkeling van weefsels
4.2. Evolutie van symmetrie
4.3. Ontwikkeling van lichaamsholte
4.4. Evolutie van verschillende patronen van ontwikkeling
4.5. Evolutie van segmentatie
5. TRADITIONELE CLASSIFICATIE VAN DIEREN
HOOFDSTUK 1: DIVERSITEIT EN EVOLUTIE VAN BOUWPLAN
HOOFDSTUK 32 (IN HANDBOEK)
1. PHYLUM PROFERA = SPONSEN
1.1. Lichaamsopbouw
1.2. Lichaamsfuncties
1.3. Toepassingen
2. PHYLUM CNIDARIA = NETELDIEREN
2.1. Lichaamsopbouw
2.2. Lichaamsfuncties
2.3. Levenscycli poliep
2.4. Classificatie
2.4.1. Anthozoa = bloemdieren
2.4.2. Hydrozoa
2.4.3. Scyphozoa
2.4.4. Cubozoa
2.4.5. Staurozoa
2.5. Toepassingen
3. PHYLUM CTENOPHORA = RIBKWALLEN
3.1. Lichaamsopbouw
3.2. Toepassingen
4. PHYLUM ACOELA = GEEN LEERSTOF
,HOOFDSTUK 2: PROTOSTOMIA
HOOFDSTUK 33 (IN HANDBOEK)
0. INLEIDING
Lophotrochozoa – Spiralia
1. PHYLUM PLATYHELMINTHES = PLATWORMEN
1.1. Lichaamsopbouw
1.2. Lichaamsfuncties
1.3. Classificatie
1.3.1. Turbellaria = trilhaarwormen
1.3.2. Trematoda = zuigwormen
1.3.3. Cercomeromorpha/ Cestoda = lintwormen
1.4. Nut/nadeel
2. PHYLUM ROTIFERA = NIET TE KENNEN
3. PHYLUM MOLLUSCA = WEEKDIEREN
3.1. Lichaamsopbouw
3.2. Lichaamsfuncties
3.3. Classificatie
3.3.1. Polyplacophora = keverslakken
3.3.2. Gastropoda = slakken
3.3.3. Bivalvia/ tweekleppige = schelpen
3.3.4. Cephalopoda/ koppotigen= inktvissen
3.4. Nut/nadeel
4. PHYLUM NEMERTEA = SNOERWORMEN = NIET TE KENNEN
5. PHYLUM BRYOZOA = MOSSELDIERTJES = NIET TE KENNEN
6. PHYLUM BRACHIOPODA = ARMPOTIGEN = NIET TE KENNEN
7. PHYLLUM ANNELIDA = RINGWORMEN/ GELEDE WORMEN
7.1. Lichaamsopbouw
7.2. Lichaamsfuncties
7.3. Classificatie
7.3.1. Errentia (veelal Polychaeta)
7.3.2. Sedentaria (veelal Oligochaeta – Hirudinea, maar ook Polychaeta)
7.4. Nut/nadeel
Ecdysozoa: vervelling
8. PHYLUM NEMATODA = RONDWORMEN
8.1. Lichaamsopbouw
8.2. Lichaamsfuncties
8.3. Classificatie
8.3.1. Adenophorea
8.3.2. Secernentea
8.4. Nut/nadeel
,9. PHYLUM ARTHROPODA = GELEEDPOTIGE
9.1. Lichaamsopbouw
9.2. Lichaamsfuncties
9.3. Classificatie
9.3.1. Chelicerata vooral Arachnida (spinachtigen)
9.3.2. Crustacea (kreeftachtigen)
9.3.3. Insecta (insecten) = Hexapoda
9.3.4. Myriapoda: Chilopoda (duizendpoten) – Diplopoda (miljoenpoten)
9.3.5. Trilobita
9.4. Nut/nadeel
HOOFDSTUK 3: DEUTEROSTOMEN
HOOFDSTUK 34 (IN HANDBOEK)
1. PHYLUM ECHINODERMATA = STEKELHUIDIGEN
1.1. Lichaamsopbouw
1.2. Lichaamsfuncties
1.3. Classificatie
1.3.1. Zeesterren (Asteroidea)
1.3.2. Slangsterren = brokkelsterren (Ophiuroidea)
1.3.3. Zee-egels & zanddollars (Echinoidea)
1.3.4. Zeekomkommers (Holothuroidea)
1.3.5. Zeelelies & veersterren (Crinoidea)
1.4. Toepassingen
2. PHYLUM CHORDATA
2.1. Kenmerken Chordata
2.2. Classificatie Chordata
2.2.1. Urochordata = Tunicata (manteldieren)
2.2.2. Cephalochordata (lancetvisjes)
2.2.3. Somatochordata = Vertebrata (gewervelden)
3. SUBPHYLUM VERTEBRATA
3.1. “vissen”
3.1.1. Eerste vissen = Agnatha
3.1.1.1. slijmprikken & prikken
3.1.2. Echte vissen: kaken
3.1.3. Kraakbeenvissen = Chrondrichthyes
3.1.3.1. Elasmobranchii
3.1.3.2. Holocephali (spook/draakvissen)
3.1.4. Osteichthyes = beenvissen
3.1.4.1. Actinopterygii (straalvinnigen)
3.1.4.2. Actinistia (coelacanths) & Dipnoi (longvissen) = Sarcopterygii (waaiervinnigen)
,3.2. Amphibia (amfibieën)
3.2.1. Anura (kikkers en padden) = zonder staart
3.2.2. Caudata = Urodela (salamanders) = zichtbare staart
3.2.3. Apoda (wormsalamanders) = zonder poten
3.3. “Reptielen”
3.3.1. Chelonia (schildpadden)
3.3.2. Lepidosauria (hagedissen & slangen)
3.3.3. Crocodylia (krokodillen & alligators)
3.4. Aves (vogels)
3.5. Mammalia (zoogdieren)
3.5.1. Subklasse Prototheria
3.5.1.1. Orde Monotremata
3.5.2. Subklasse Theria
3.5.2.1. Superorde Metatheria
3.5.2.1.1. Orde marsupiala
3.5.2.2. Superorde Eutheria of Placentalia
3.5.2.2.1. Orde van de primaten (behoort de mens toe)
HOOFDSTUK 4: HOMEOSTASE
HOOFDSTUK 41 (IN HANDBOEK)
1. ORGAANSYSTEMEN
2. HOMEOSTASE
2.1. Inleiding
2.2. Negatieve feedback
2.3. Positieve feedback
3. INTEGRATIE VAN FYSIOLOGISCHE PROCESSEN
3.1. Communicatie
3.2. Integratie door autonoom zenuwstelsel
3.3. Integratie door endocrien zenuwstelsel
,HOOFDSTUK 5: HET ZENUWSTELSEL
HOOFDSTUK 42 (IN HANDBOEK)
1. VOORKOMEN
2. ORGANISATIE VAN HET ZENUWSTELSEL
2.1. Neuronen
2.1.1. Overzicht
2.1.2. Basisstructuur
2.1.3. Zenuwstelsel
2.2. Gliacellen:
2.2.1. Overzicht
2.2.2. Basisstructuur
3. MECHANISME VAN DE ZENUWIMPULS
3.1. Inleiding
3.2. Mechanisme
3.3. Soorten van gated channels
3.3.1. Graduele potentialen
3.3.2. Actiepotentialen
4. SIGNAALTRANSDUCTIE IN SYNAPSEN
4.1. Inleiding
4.2. Verschillende soorten synapsen
4.2.1. Elektrische synapsen
4.2.2. Chemische synapsen
4.2.3. Spanningsafhankelijke Ca2+ kanalen
4.3. Verschillende soorten neurotransmitters
4.4. Synaptische integratie
5. HET CENTRAAL ZENUWSTELSEL
5.1. Verschillende phyla
5.2. Hersenen vertebraten
5.2.1. stijgende dominantie van de voorhersenen
5.2.2. het cerebrum bij de mens
5.2.3. complexe functies van de hersenen
5.3. het ruggenmerg bij de mens
6. HET PERIFEER ZENUWSTELSEL
6.1. Somatisch zenuwstelsel
6.2. Vegatief of autonoom zenuwstelsel
6.2.1. Sympathisch zenuwstelsel 4F
6.2.2. Parasympatisch zenuwstelsel rust
,HOOFDSTUK 6: SENSORISCHE SYSTEMEN
HOOFDSTUK 43 (IN HANDBOEK)
1. OVERZICHT SENSORISCHE RECEPTOREN
2. THERMORECEPTOREN
3. NOCICERECEPTOREN
4. ELEKTROMAGNETISCHE RECEPTOREN
5. MECHANORECEPTOREN
5.1. Tast en druk
5.2. Horen, vibratie en detectie
5.2.1. zijlijnsysteem van vissen
5.2.2. Het oor bij landverbraten = ZELFSTUDIE!!!
5.2.3. Navigatie op basis van geluid
5.2.4. Detectie van de positie en beweging van het lichaam = NIET TE KENNEN
6. CHEMORECEPTOREN
7. FOTORECEPTOREN
HOOFDSTUK 7: WEEFSELS
HOOFDSTUK 41 (IN HANDBOEK)
1. OPBOUW LICHAAM GEWERVELDEN
1.1. Cellen
1.2. Weefsels
1.3. Organen
1.4. Orgaansystemen
2. ORGANISATIE LICHAAM VERTEBRATA
2.1. Opbouw van alle vertebrata
2.2. Lichaamsholtes
2.3. Weefsels
2.3.1. Epitheelweefsels
2.3.2. Steunweefsels/bindweefsels
2.3.3. Spierweefsels
2.3.4. Zenuwweefsel
2.4. overzicht orgaanstelsels
,HOOFDSTUK 8: OPBOUW, STEUN EN BEWEGING
HOOFDSTUK 45 (IN HANDBOEK)
1. SKELET
1.1. Hydroskelet
1.2. Exoskelet
1.3. Endoskelet
2. BEEN
2.1. Dermaal been: intramembraneuze ontwikkeling
2.2. Endochondrale ontwikkeling: grotere beenderen
3. GEWRICHTEN
4. SPIEREN
4.1. Mechanisme spiercontractie
4.1.1. Opbouw skeletspier
4.1.2. Spiercontractie
4.1.3. Neurale stimulatie
4.1.4. Types spiervezels
5. VOORTBEWEGING BIJ DIEREN
5.1. Voortbeweging in water
5.2. Voortbeweging op het land
5.3. Voortbeweging in de lucht
6. RELATIE SPIEREN – VLEES
,HOOFDSTUK 9: HET ENDOCRIEN SYSTEEM
HOOFDSTUK 44 (IN HANDBOEK)
1. SIGNALISATIE VIA CHEMISCHE BOODSCHAPPERS
2. ENDOCRIENE KLIEREN – EXOCRIENE KLIEREN
3. CHEMISCHE KLASSEN VAN HORMONEN
3.1. Peptiden en proteïnen
3.2. Aminozuurderivaten (amine-hormonen)
3.3. Steroïden (lipiden, cholesterolderivaten)
4. CELLULAIR WERKINGSMECHANISME
4.1. Lipofiel
4.2. Hydrofiel
5. PARACRIENE REGULATOREN = LEZEN, NIET STUDEREN
6. HYPOFYSE & HYPOTHALAMUS
6.1. Neurohypofyse = pars distalis
6.1.1. Hormonen: kennen!!
6.2. Adenohypofyse = pars nervosa
6.2.1. Hormonen: kennen!!
6.2.2. Hypothalamo-hypofysair portaal systeem
6.2.3. Negatieve feedback
6.2.4. (Positieve feedback )
7. DE PERIFERE ENDOCRIENE KLIEREN
7.1. De schildklier
7.2. Parathyroidea (bijschildklieren)
7.3. Bijnieren
7.4. Pancreas
7.5. Gonaden (testis en ovarium)
7.6. Epifyse (pijnappelklier)
7.7. Andere hormonen
8. HORMONEN BIJ INSECTEN
8.1. Insecten = Ecdyzoa
8.2. Gereguleerd door hormonen
9. GEBRUIK-MISBRUIK HORMONEN
, HOOFDSTUK 10: HET SPIJSVERTERINGST ELSEL
HOOFDSTUK 46 (IN HET HANDBOEK)
1. HET SPIJSVERTERINGSTELSEL
2. VOEDINGSTOFFEN
3. TYPES SPIJSVERTERINGSSTELSELS
3.1. Op basis van voedselbron
3.2. Op basis van vertering
3.3. Op basis van spijsverteringstelsel
4. VOLGORDE VAN SPIJSVERTERING
5. SPIJSVERTERINGSSTELSEL BIJ GEWERVELDEN
5.1. Gastro-intestinaal kanaal = zwarte onderdelen
5.1.1. Mond – farynx
5.1.2. Slokdarm = oesophagus
5.1.3. De maag
5.1.4. Dunne darm
5.1.5. Dikke darm
5.2. Accessorische verteringsklieren/ organen = rode onderdelen
5.2.1. Pancreas/ alvleesklier
5.2.2. Lever
5.2.3. Galblaas
6. VARIATIES IN SPIJSVERTERINGSTELSEL ZOOGDIEREN
6.1. Reden aanpassingen
6.2. Aanpassingen heterodont gebit bij zoogdieren
6.3. Aanpassingen maag en darm owv cellulose
6.3.1. Cellulose
6.3.2. Lengte darm en grootte caecum bij herbivoren
6.3.3. Herkauwers
6.3.4. Aanpassingen bij niet-herkauwers, herbivoren
6.3.5. Coprofagie
6.3.6. Aanpassingen insectivoren – carnivoren
6.4. Voorbeelden
7. SPIJSVERTERINGSTELSEL VOGELS
7.1. Kip
7.2. Bek van de vogel
7.3. Vitamine K
8. SPIJSVERTERINGSTELSEL INSECTEN
8.1. Mond en monddelen
8.2. Spijsvertering
