Prof. Hendrickx
2023-2024
,INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1: inleiding ....................................................................................................................... 4
1.1. Begrip en grondslagen ............................................................................................. 4
1.2. Historische wortels ................................................................................................. 4
1.3. Inbedding van het arbeidsrecht in het sociaal recht .................................................. 6
1.4. Inbedding van het arbeidsrecht in het burgerlijk recht ............................................... 6
1.5. Bronnen van het arbeidsrecht .................................................................................. 6
1.6. Handhaving ............................................................................................................ 8
Hoofdstuk 2: de arbeidsovereenkomst............................................................................................. 9
2.1. Begrip arbeidsovereenkomst ................................................................................... 9
2.2. Gezag en de aard van de arbeidsrelatie .................................................................. 10
2.3. Soorten arbeidsovereenkomsten volgens de aard van het werk ............................... 13
2.4. Soorten arbeidsovereenkomsten naargelang de duur ............................................. 15
2.5. Soorten arbeidsovereenkomsten naargelang omvang van de arbeidstijd .................. 16
2.6. Aangaan van de arbeidsovereenkomst ................................................................... 18
2.7. Informatie over de arbeidsrelatie en bewijs ............................................................ 22
2.8. Triangulaire arbeidsrelaties: uitzendarbeid en terbeschikkingstelling ....................... 22
2.9. Overgang naar een andere vorm van werk............................................................... 27
Hoofdstuk 3: arbeidsvoorwaarden ................................................................................................. 28
3.1. Algemeen ............................................................................................................. 28
3.2. Rechten en plichten voortvloeiend uit bedingen in de arbeidsovereenkomst ............ 28
3.3. Rechten en plichten voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomstenwet ..................... 29
3.4. Rechten en plichten voortvloeiend uit de arbeidsreglementering ............................. 39
Hoofdstuk 4: beëindiging ................................................................................................................ 51
4.1. Inleiding ............................................................................................................... 51
4.2. Eenheidsstatuut arbeider-bediende ....................................................................... 53
4.3. Opzegging............................................................................................................. 54
4.4. Ontslag wegens dringende reden ........................................................................... 58
4.5. Ontslagmotivering................................................................................................. 60
Hoofdstuk 5: collectief arbeidsrecht .............................................................................................. 65
5.1. Inleiding ............................................................................................................... 65
2
,5.2. Vrijheid van vakvereniging...................................................................................... 65
5.3. Nationale arbeidsraad ........................................................................................... 67
5.4. Paritaire comités ................................................................................................... 68
5.5. Regionaal en europees overleg .............................................................................. 68
5.6. De collectieve arbeidsovereenkomst ..................................................................... 69
5.7. Ondernemingsraad ............................................................................................... 72
5.8. Comité voor preventie en bescherming op het werk ................................................ 74
5.9. De vakbondsafvaardiging ...................................................................................... 75
5.10. Collectieve conflicten ........................................................................................... 76
3
, HOOFDSTUK 1: INLEIDING
1.1. BEGRIP EN GRONDSLAGEN
• Arbeidsrecht: 2 definities
1) Traditionele defintie: ‘het recht dat van toepassing is op arbeidsprestaties geleverd in
ondergeschikt verband’
2) Ruimere definitie: ‘het geheel van rechtsregels die betrekking hebben op het verrichten
van arbeid op de arbeidsmarkt en tot doel hebben de menselijke waardigheid en de
sociale rechtvaardigheid te bevorderen’
• Het arbeidsrecht is een antwoord op de ongelijkheid in de arbeidsverhouding of op de
arbeidsmarkt:
1) Feitelijke ongelijkheid: een ongelijkheid in onderhandelingspositie van WN en WG bij het
aangaan van de AO
® Veronderstelling: WN in een inferieure onderhandelingspositie t.o.v. WG
2) Juridische ongelijkheid: slaat op het feit dat de WN zich, op basis van een vrij aangegane
overeenkomst, in een juridische ondergeschiktheid bevindt t.o.v. de WG
ð DUS functie van arbeidsrecht = het vormen van een tegengewicht t.a.v. de superieure
positie van de WG
o Beschermend recht: beschermt de positie van de WN
o Ordenend recht: regelt en kanaliseert de verhoudingen tussen de betrokken partijen
ð MAAR niet eenzijdig: het arbeidsrecht dient ook de belangen van de WG in rekenschap te
nemen + in aantal gevallen ook belang van de arbeidsmarkt of bredere maatschappelijke
belang
1.2. HISTORISCHE WORTELS
• Franse Revolutie (1789) = referentiepunt
® Leidde tot verbod van gilden en verbod op vrije vakvereniging
• Code civil des Français (1804): ook in Belgische regio van kracht
® Arbeidsrelatie werd gezien als ‘huur van werk’
® Hadden vertrouwen op de principiële gelijkheid van de partijen en hun wilsautonomie
® Slechts twee artikelen over arbeidsrelatie: Art. 1780 (bestaat nog steeds) en Art. 1781
(inmiddels afgeschaft)
• Eind 19de eeuw: ontstaan eerste arbeidsrechtelijke wetgeving
® Rechtstreeks gevolg van sociale wantoestanden (sinds 1873 periode van sociale onrust
en stakingen)
® Reactie hierop: hele reeks wetten uitgevaardigd
o Loonbeschermingswet (1887)
o Kinder- en vrouwenarbeidswet (1889)
o Arbeidsreglementenwet (1896)
o Wet voor veiligheid en gezondheid op het werk (1899)
4