Introductie SPSS
Een belangrijk verschil tussen SPSS en Excel is dat SPSS verschillende bestanden
hanteert:
1. De 'data file': Dit is waar SPSS de onbewerkte data bewaart.
2. De 'output file': Dit is waar SPSS de uitkomsten van je berekeningen en de gemaakte
visualisaties bewaart.
Deze twee bestanden gebruik je altijd. Daarnaast is er nog een derde bestand dat je kunt
gebruiken:
3. De 'syntax file': Dit is waarin je de analyseprocedures kunt opslaan.
Er bestaan twee verschillende schermen (views): de 'Data view' en de 'Variable view'
- Variable view: in dit scherm kun je informatie over je variabelen invoeren, bekijken en
opslaan.
- Data view: in dit scherm kun je de verschillende waardes voor elke variabelen
invoeren, bekijken en opslaan.
Onder 'Name' geef je iedere variabele een korte informatieve naam (spaties zijn in SPSS
niet toegestaan) zodat je gemakkelijk kunt herkennen om welke variabele het gaat. In de
kolom 'Label' kun je vervolgens een langere omschrijving van de variabele kwijt.
Bijvoorbeeld een korte uitleg over hoe deze is geoperationaliseerd.
Voor iedere variabele wordt ook aangegeven wat voor type variabele het is ('Type'). Er zijn
verschillende opties, de belangrijkste hieronder zijn:
- 'String': de waardes zijn woorden of een stuk tekst.
- 'Numeric': de waardes zijn getallen.
In de 'output file' worden grafieken en berekeningen die je aanstuurt weergegeven, in de
volgorde waarin je de analyses hebt uitgevoerd. Hierin kun je de resultaten van je
berekeningen en gemaakte visualisaties bekijken.
In de 'output file' staat ook de code, ofwel de SPSS-syntax genoemd, waarmee de analyses
zijn aangestuurd.
Door de codes voor je analyses op te slaan in de 'syntax file' kun je berekeningen makkelijk
opnieuw uitvoeren en aanpassen.