Strategie 3: onderzoek – theoretisch vlak
AICHA GOETHALS
Communicatiemanegement in
Arteveldehogeschool
Jaar 2019 -2020
,INHOUDSOPGAVE
1 Communicatieonderzoek ................................................................................................... 3
1.1 Deel 1: Inleiding methodologie onderzoek ................................................................. 3
1.1.1 Wat is onderzoek.................................................................................................. 3
1.1.2 5 vereisten voor een wetenschappelijk onderzoek ............................................. 5
1.2 Deel 2: Duidelijke vragen en doelen stellen ................................................................ 5
1.2.1 Ontwerp je onderzoeksopzet ............................................................................... 5
1.2.2 3 wijze lessen geleerd .......................................................................................... 8
2 Operationalisering / enquêteonderzoek............................................................................ 9
2.1 Variabelen .................................................................................................................... 9
2.1.1 Zet deelvragen om in variabelen .......................................................................... 9
2.1.2 Bepaal welke waarden je variabele kan aannemen........................................... 10
2.1.3 Variabelen en waarden in Excel ......................................................................... 10
2.1.4 Verbanden tussen variabelen ............................................................................ 11
2.1.5 De waarden van variabelen hebben meetniveaus. ........................................... 13
2.2 De verschillende meetniveaus................................................................................... 13
2.2.1 Categorisch nominaal meetniveau..................................................................... 14
2.2.2 Categorisch ordinaal meetniveau ...................................................................... 15
2.2.3 Continu metrisch meetniveau ............................................................................ 15
2.2.4 Extra: Quasi-Interval ........................................................................................... 16
2.3 Samengevat ............................................................................................................... 17
2.4 Enquêteonderzoek .................................................................................................... 17
2.4.1 Populatie en steekproef ..................................................................................... 18
2.4.2 Steekproeftrekking ............................................................................................. 18
2.4.3 Hoe stel je een goede enquête op? ................................................................... 25
3 Data-analyse en statistiek ................................................................................................ 32
3.1 Waarom data-analyse?.............................................................................................. 32
3.1.1 Twee doelen van statistiek ................................................................................. 32
3.2 Hoe start je eraan? .................................................................................................... 33
3.2.1 Analyseplan ........................................................................................................ 33
3.3 Beschrijvende statistiek ............................................................................................. 35
3.3.1 Frequentietabel .................................................................................................. 36
3.3.2 Kruistabel............................................................................................................ 37
3.3.3 Tendensmaten.................................................................................................... 38
1
, 3.4 Inferentiële statistiek ................................................................................................. 42
3.4.1 Betrouwbaarheidsinterval voor gemiddelde ..................................................... 44
3.4.2 Betrouwbaarheidsinval (bi) voor steekproefproporties .................................... 47
4 Andere onderzoeksmethodes .......................................................................................... 48
4.1 DEEL 1: kwalitatief onderzoek: diepte-interview en focusgroepen .......................... 48
4.1.1 Diepte-interviews ............................................................................................... 49
4.1.2 Focusgroepen: o.a. voor bottom-up input voor huisstijl ................................... 53
4.2 DEEL 2: observatie ..................................................................................................... 54
4.2.1 Wat kan je meten via observatie?...................................................................... 54
4.2.2 Wetenschappelijk observeren............................................................................ 55
4.2.3 Maak doordachte keuzes voor je observatie ..................................................... 56
4.2.4 De ideale keuzes voor observatie ...................................................................... 58
4.3 DEEL 3: Experiment.................................................................................................... 58
4.3.1 Experimenteel design ......................................................................................... 59
4.3.2 Doel: causaal verband nagaan ........................................................................... 59
4.3.3 Beperk de verstorende factoren… ..................................................................... 60
4.3.4 … door goede methodologische keuzes te maken ............................................ 60
2
, 1 COMMUNICATIEONDERZOEK
1.1 DEEL 1: INLEIDING METHODOLOGIE ONDERZOEK
1.1.1 WAT IS ONDERZOEK
Het systematisch ontwerpen, verzamelen, analyseren en rapporteren van Informatie over
een van tevoren afgebakend onderwerp met als doel één of meerdere vragen over dit
onderwerp te beantwoorden.
Communicatieonderzoek
Fundamenteel onderzoek Praktijkgericht onderzoek
= Theoretische vragen beantwoorden = Vragen beantwoorden uit de praktijk
Praktijkgericht = begint eraan door
een nood aan informatie (voornamelijk
gaan wij werken met deze). Met een
concrete situatie/vraag beginnen.
Bv. Relatie testen tussen celebrity Bv. Bedrijf wil strategisch beleid wijzigen
endorsement & balanstheorie
Stel je deze 5 vragen bij elk onderzoek (zo weet je of systematisch te werk gaat):
1) Wat wil je weten? Waarom? Welke info heb je nodig?
➔ Bv. Het mediagebruik van Vlaamse kinderen en jongeren in kaart brengen en
nagaan hoe ze denken over privacy, sexting, technostress, nieuwsconsumptie,
sharenting en online burgerschap.
2) Hoe kan ik die info verzamelen?
➔ Bv. Fieldresearch
3) Waar haal ik de deskinfo van?
➔ Bv. (Vorige onderzoeksresultaten dienen als basis voor de vergelijking over de
jaren heen)
4) Via welk soort fieldresearch: kwalitatief (diepere betekenis) of kwantitatief (cijfers)
onderzoek?
➔ Bv. Kwantitatief
5) Welke methode kies je om de gegevens te verzamelen?
➔ Bv. Enquête
3