EN
Open vragen en meerkeuzevragen per
hoofdstuk
OPEN VRAGEN
HOOFDSTUK 1 – BOUWSTENEN VAN
EEN DISCIPLINE EN PRAKTIJK
• Leg het verschil uit tussen denotatie en connotatie bij betekenisgeving van tekens. Geef een voorbeeld
van elk.
• Beschrijf de verschillende elementen van het communicatieproces volgens het model van Oomkes.
• Vergelijk de tekenindelingen van Peirce en Peters. Wat zijn de belangrijkste verschillen?
• Wat wordt bedoeld met 'encoderen' en 'decoderen' in het communicatieproces? Hoe kan dit leiden tot
verschillende interpretaties van dezelfde boodschap?
• Leg het concept 'ruis' uit in het communicatieproces. Welke verschillende soorten ruis worden
onderscheiden?
• Beschrijf de vier visies op communicatie volgens McQuail. Hoe verschillen deze van elkaar?
• Wat is het verschil tussen intrapersoonlijke en interpersoonlijke communicatie? Geef voorbeelden van
elk.
• Leg uit wat wordt bedoeld met 'The medium is the message' volgens McLuhan. Hoe past dit in zijn visie
op media als extensie van de mens?
• Beschrijf de verschillende functies van non-verbale communicatie. Hoe dragen deze bij aan het totale
communicatieproces?
• Wat zijn de kenmerken van massacommunicatie? Hoe verschilt dit van andere vormen van
communicatie?
,HOOFDSTUK 2 – THE YOUNG AND THE
RESTLESS:
COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN
ALS DISCIPLINE
• Beschrijf de ontwikkeling van communicatiewetenschappen als academische discipline. Welke
belangrijke momenten of figuren kun je hierin identificeren?
• Wat wordt bedoeld met het multidisciplinaire karakter van communicatiewetenschappen? Geef
voorbeelden van disciplines die bijdragen aan het veld.
• Wie waren de 'founding fathers' van de communicatiewetenschappen en wat was hun bijdrage aan het
veld?
• Leg uit wat wordt bedoeld met de 'institutionalisering' van communicatiewetenschappen. Wanneer vond
dit plaats en wat waren de voorwaarden hiervoor?
• Bespreek het onderscheid tussen 'administratief onderzoek' en 'kritisch onderzoek' in de vroege
ontwikkeling van communicatiewetenschappen.
• Wat wordt bedoeld met een 'paradigma' in de context van communicatiewetenschappen? Hoe verschilt
dit van het gebruik van de term in de exacte wetenschappen?
• Beschrijf de belangrijkste kenmerken van het dominante mainstreamparadigma in de
communicatiewetenschappen.
• Wat zijn de drie paradigmatische dichotomieën die gebruikt worden om theorieën te classificeren? Leg
elk kort uit.
• Hoe heeft de opkomst van nieuwe media de discipline van communicatiewetenschappen beïnvloed?
• Bespreek de kritiek op de status van communicatiewetenschappen als academische discipline. Hoe zou
je deze kritiek weerleggen?
2
, HOOFDSTUK 3 – COMING OF AGE:
ONDERZOEK NAAR MEDIA EN
COMMUNICATIE IN DE EERSTE HELFT
VAN DE 20STE EEUW
• Leg het concept van de 'massamaatschappijtheorie' uit. Wat waren de belangrijkste aannames en hoe
werd de rol van media hierin gezien?
• Beschrijf het 'stimulus-responsmodel' en hoe dit werd toegepast in vroege communicatiestudies. Wat
waren de beperkingen van dit model?
• Leg de concepten 'injectienaaldtheorie' en 'magische kogels' uit in de context van vroege media-
effectstudies. Waarom werden deze theorieën later bekritiseerd?
• Bespreek de invloed van de Eerste Wereldoorlog op de ontwikkeling van communicatieonderzoek, met
name op het gebied van propagandastudies.
• Wat was de bijdrage van Harold Lasswell aan de propagandatheorie? Hoe zag hij de rol van symbolen
in propaganda?
• Beschrijf de verschillende propagandatechnieken die in dit hoofdstuk worden besproken. Geef een
voorbeeld van elk.
• Leg uit wat wordt bedoeld met 'unwitting bias' in de context van nieuwsselectie en -presentatie.
• Wat was het paradigma van 'propaganda-analyse' en hoe verschilde dit van latere benaderingen in
communicatieonderzoek?
• Bespreek de kritiek op de massamaatschappijtheorie. Waarom wordt deze theorie nu als problematisch
beschouwd?
• Hoe droeg de ontwikkeling van nieuwe media (zoals radio en film) bij aan de angst voor machtige
media-effecten in deze periode?
• Leg het concept van 'morele paniek' uit in relatie tot media. Hoe zien we dit fenomeen terug in
hedendaagse discussies over media-effecten?
• Beschrijf de overgang van het 'almachtige media'-model naar meer genuanceerde benaderingen in
communicatieonderzoek. Welke factoren droegen bij aan deze verschuiving?
3