Klimaatverandering
Klimaatveranderingen zorgen op aarde voor problemen.
Koolstof(C) is de basis van al het leven op aarde. De mens gebruikt
koolstofverbindingen voor verschillende doeleinden. Fossiele
brandstoffen zijn ontstaan uit dode planten en dierenresten en worden
door de mens gebruikt voor verbranding van olie, steen- en bruinkool. In
de bodem zijn ze te vinden in grote koolstofsinks(grote voorraden
koolstofverbindingen bij elkaar). Kalkgesteenten (CaCO3) vormen ook
grote koolstofsinks. Ze ontstaan door de reactie van Ca met CO2, zoals
kalkgesteente in Zuid-Limburg. Ook het oceaansediment vormt een
grote koolstofsink. Vooral in de noordelijke Atlantische Oceaan zijn grote
hoeveelheden afgestorven plankton op de oceaanbodem.
Door erosie, het schuiven van tektonische platen of vulkanisme kan CO2
weer vrijkomen in de atmosfeer. Dit gebeurt in de lange
koolstofkringloop. Waarbij de wisseling van atmosfeer naar sink naar
atmosfeer zo’n 200 miljoen jaar duurt.
Door de verbranding van fossiele brandstoffen wordt de lange
koolstofkringloop versnelt waardoor er een versterkt broeikaseffect
ontstaat.
De korte koolstofkringloop leggen producenten koolstof vast uit de
atmosfeer, waarbij consumenten dit weer opeten en uiteindelijk
, reducenten er weer voor zorgen dat de ontlasting wordt omgezet in
CO2. De omzetting door de reducenten noem je dissimilatie. Bij
eenjarige planten verloopt dit sneller dan bij bomen die een hoge leeftijd
kunnen bereiken. Bij de snelle koolstofkringloop bestaat de koolstofsink
uit levende biomassa. De hoeveelheid opgeslagen koolstof wordt
afgenomen door ontbossing en ontdooiing van permafrost. Veel koolstof
wordt ook opgeslagen in de oceaan. Hierdoor daalt de pH waardoor het
lastiger is voor schelpdieren om een schelp op te bouwen.
Het broeikaseffect is het effect waarbij de warmtestralen van het zonlicht
dat door het aardoppervlak weerkaatst worden door de broeikasgassen
weer teruggekaatst worden op aarde. Zonder dit effect zou de
temperatuur op aarde -18 graden Celsius zijn. Het zorgt er dus voor dat
de aarde leefbaar blijft. Broeikasgassen zijn H2O, CO2, CH4(methaan),
N2O(lachgas) en O3(ozon).
Het versterkt broeikaseffect ontstaat door een toename van
broeikasgassen in de atmosfeer, wat ervoor zorgt dat de temperatuur op
aarde toeneemt.
Sommige broeikasgassen hebben een sterker effect dan de ander. Zo
heeft methaan een 25 keer sterker broeikaseffect als CO2.