Samenvatting syllabus deel 1 – inleiding
Inhoudsopgave
Anatomie ......................................................................................................................................................... 2
Organisatieniveaus in het menselijk lichaam .................................................................................................. 2
Orgaanstelsels (totaal 10) ........................................................................................................................... 2
Weefsels ...................................................................................................................................................... 3
Topografie ....................................................................................................................................................... 4
Ligging ......................................................................................................................................................... 4
Bewegingsrichtingen ................................................................................................................................... 5
Fysiologie ......................................................................................................................................................... 5
Levensfuncties............................................................................................................................................. 6
Homeostase..................................................................................................................................................... 6
Willekeurig en onwillekeurige systeem .......................................................................................................... 7
Pathologie ....................................................................................................................................................... 7
Klinisch redeneren: ..................................................................................................................................... 8
Biochemie ........................................................................................................................................................ 8
(Cel) metabolisme ........................................................................................................................................... 8
Verbranding van glucose ............................................................................................................................. 9
ATP: molecule adenosine-tri-fosfaat......................................................................................................... 10
Metabolisme ................................................................................................................................................. 11
Katabolisme............................................................................................................................................... 11
Anabolisme................................................................................................................................................ 11
Leerdoelen:
- Kunnen uitleggen wat anatomie en fysiologie is en de onderdelen kunnen omschrijven
- De relatie tussen anatomie en fysiologie kunnen uitleggen
- De belangrijkste organisatieniveaus in organismen kennen: van de makkelijkste tot meest
complexe.
- De verschillende orgaanstelsels van het menselijk lichaam en hun belangrijkste functies
benoemen.
- Het begrip homeostase kunnen verklaren en een voorbeeld kunnen geven.
- Kunnen benoemen welke doorsnede op een figuur is te zien (topografie)
- De verschillende statische en dynamische richtingsbewegingen met de correcte term kunnen
benoemen.
- Weten wat klinisch redeneren inhoudt
- Kunnen uitleggen wat er bedoeld wordt met cel metabolisme (mede aan de hand van
formule (aerobe) verbranding van glucose)
- Kunnen uitleggen hoe de opname en afgifte van energie in de cellen wordt gereguleerd.
- Het verschil kennen tussen het vegetatief en animaal systeem.
1
, Anatomie
De wetenschap die zicht bezighoudt met de vorm en bouw van het menselijk lichaam. Je hebt
macroscopische anatomie en microscopische anatomie.
Macroscopische anatomie: wat met het blote oog is waar te nemen aan het lichaam (buiten- en
binnenzijde). Informatie over de bouw kan onder andere verkregen worden door beeldvormende
onderzoeken: RX, CT, MRI, echografie en scintigrafie
Microscopische anatomie: Structuren die niet zichtbaar zijn met het blote oog, maar wel door
middel van een microscoop. Komt minder aan bot in dit vak.
Histologie: weefselleer, wetenschap die zich bezighoudt met de opbouw en celstructuur van
weefsels.
Cytologie: celleer, wetenschap die zich bezighoudt met de bouw en structuren van cellen.
Organisatieniveaus in het menselijk lichaam
- Cel: kleinste bouwsteen van het lichaam fundamentele eenheid van het lichaam.
(Biochemie)
- Weefsel: groot aantal cellen met dezelfde bouw en functie (anatomie)
- Orgaan: bestaat uit verschillende weefsels. (Bijv. spierweefsel zenuwweefsel, dekweefsel en
bindweefsel) (anatomie) (zie kopje weefsel)
- Orgaanstelsel of orgaansysteem: groep organen die samenwerkt om een gezamenlijke
functie te verzorgen. Het menselijk lichaam heeft er 10. (Anatomie/fysiologie – klinisch
redeneren).
- Menselijk lichaam of organisme: verschillende orgaanstelsels die samenwerken (fysiologie,
klinisch redeneren)
Orgaanstelsels (totaal 10)
De verschillende orgaanstelsels zijn goed op elkaar zijn afgestemd door middel van de homeostase.
Voordat de stelsels goed op elkaar kunnen afgestemd zijn moeten deze aangestuurd worden. Dit
aansturen gebeurt via het endocriene systeem ( Door middel van hormonen) en het zenuwstelsel.
Naar aansturing moet er ook transport gebeuren tussen de verschillende orgaanstelsels. Hiervoor
zorgt het bloedvatenstelsel (en deels ook het lymfestelsel).
- Gastro-intestinale systeem (maagdarmstelsel): mond + slokdarm + maag + darmen + lever +
pancreas + galblaas (functie: voedsel door enzymen afbreken tot bouwstoffen die in de darm
worden opgenomen het opnemen en verteren van voedingsstoffen d.m.v. enzymen)
- Cardiovasculair systeem: hart + bloed + bloedvaten (functie: cellen en opgeloste stoffen
waaronder zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen door het lichaam transporteren. Het
hart is de aandrijvende kracht van de bloedsomloop.
- Lymfestelsel (immuunsysteem/afweersysteem): zorgt voor de bescherming van het lichaam
tegen infecties en ziektes, maar zorgt ook voor de terugkeer van weefselvocht naar de
bloedsoploop.
- Respiratoire systeem: Longen, zuurstof inademen en afvalstoffen waaronder CO2
uitademen.
2