Democratie en
samenlevingsopbouw
België
Oorspronkelijk was België een land met één regering (koning en ministers) en één parlement
(controleert regering en wetgevende functie). Vanaf 1970 vonden hervormingen plaats,
parlement werd opgedeeld in Franse en Nederlandse taalgroep. In de regering moesten
evenveel Franstalige als Nederlandstalige ministers zitten.
België werd opgedeeld in twee soorten deelstaten. De Vlaamse, Franse en Duitstalige
gemeenschappen, verantwoordelijk voor taalgebonden materies. Daarnaast ook
onderverdeeld in gewesten, Vlaamse, Waalse en Brussels Hoofdstedelijke gewest,
verantwoordelijk voor economische en grondgebonden materies.
België is een parlementaire democratie. We verkiezen parlementsleden en zij
vertegenwoordigen ons, dit gebeurt om de vijf jaar op deelstatelijk, federaal en Europees
niveau. Om de zes jaar ook gemeenteraads- en provincieraadsleden. Om te mogen stemmen
voor de Kamer moet je minstens 18 jaar en Belg zijn (dit jaar zelfs vanaf 16 jaar optioneel). In
België is er opkomstplicht, geen stemplicht, dit is in het stemlokaal. Voor gemeentelijke en
Europese verkiezingen hebben niet-Belgen ook stemrecht.
Er mag gestemd worden op kandidaten uit de eigen kieskring, voor de Kamer van de eigen
provincie. Het is geen mogelijkheid om te stemmen op kandidaten uit andere provincies.
Representatieve parlementaire democratie = vorm van bestuur waarin de macht bij het volk
ligt, de inwoners van een land of gemeenschap hebben invloed op hoe het bestuur wordt
gevoerd. Deze maken de wetten en bepalen het beleid. De gekozen vertegenwoordigers
vormen een parlement (voeren wetgevende macht uit).
Maatschappij = samenleving, alle mensen samen en hoe ze met elkaar omgaan.
Kamer = 150 leden, de volksvertegenwoordigers die rechtstreeks door het Belgische volk
worden gekozen bij federale verkiezingen die om de vijf jaar plaatsvinden. Ze spelen een
cruciale rol in het maken en goedkeuren van federale wetten, deze kunnen zowel vanuit de
regering als van Kamerleden komen. Daarnaast controleert deze ook de federale regering en
keurt ook begrotingen goed waarin de inkomsten en uitgaven van de staat worden vastgelegd.
15
samenlevingsopbouw
België
Oorspronkelijk was België een land met één regering (koning en ministers) en één parlement
(controleert regering en wetgevende functie). Vanaf 1970 vonden hervormingen plaats,
parlement werd opgedeeld in Franse en Nederlandse taalgroep. In de regering moesten
evenveel Franstalige als Nederlandstalige ministers zitten.
België werd opgedeeld in twee soorten deelstaten. De Vlaamse, Franse en Duitstalige
gemeenschappen, verantwoordelijk voor taalgebonden materies. Daarnaast ook
onderverdeeld in gewesten, Vlaamse, Waalse en Brussels Hoofdstedelijke gewest,
verantwoordelijk voor economische en grondgebonden materies.
België is een parlementaire democratie. We verkiezen parlementsleden en zij
vertegenwoordigen ons, dit gebeurt om de vijf jaar op deelstatelijk, federaal en Europees
niveau. Om de zes jaar ook gemeenteraads- en provincieraadsleden. Om te mogen stemmen
voor de Kamer moet je minstens 18 jaar en Belg zijn (dit jaar zelfs vanaf 16 jaar optioneel). In
België is er opkomstplicht, geen stemplicht, dit is in het stemlokaal. Voor gemeentelijke en
Europese verkiezingen hebben niet-Belgen ook stemrecht.
Er mag gestemd worden op kandidaten uit de eigen kieskring, voor de Kamer van de eigen
provincie. Het is geen mogelijkheid om te stemmen op kandidaten uit andere provincies.
Representatieve parlementaire democratie = vorm van bestuur waarin de macht bij het volk
ligt, de inwoners van een land of gemeenschap hebben invloed op hoe het bestuur wordt
gevoerd. Deze maken de wetten en bepalen het beleid. De gekozen vertegenwoordigers
vormen een parlement (voeren wetgevende macht uit).
Maatschappij = samenleving, alle mensen samen en hoe ze met elkaar omgaan.
Kamer = 150 leden, de volksvertegenwoordigers die rechtstreeks door het Belgische volk
worden gekozen bij federale verkiezingen die om de vijf jaar plaatsvinden. Ze spelen een
cruciale rol in het maken en goedkeuren van federale wetten, deze kunnen zowel vanuit de
regering als van Kamerleden komen. Daarnaast controleert deze ook de federale regering en
keurt ook begrotingen goed waarin de inkomsten en uitgaven van de staat worden vastgelegd.
15