Samenvatting hoofdstuk 4
4.1 Inleiding tot de strategie
Strategische planning: de belangrijkste eerste stap is de strategische planning.
- strategische drie W’s: de drie W’s zijn het belangrijkste om mee te beginnen:
1. Weten wat wij willen en kunnen bereiken
2. Weten wat de mogelijkheden zijn op de markt
3. Weten welke weg wij moeten opgaan om het doel te bereiken
Verschil dienstverlenende organisatie t.o.v. goederenorganisaties
1. Relatief lage toetreding barrières: dienstverleners zijn makkelijk te betreden.
2. Weinig bescherming: het is lastig om patent te krijgen op een dienst.
3. Geringe(re) kansen op schaalvoordelen: kostenvoordelen zijn moeilijker te
verkrijgen.
4. Onregelmatige verkoopfluctuaties: elke dag of uur kunnen de cijfers fluctueren.
5. Substitutie: veel producten kunnen een substituut zijn voor diensten.
Verschil volgens Grönroos:
- focus: volgens Grönroos is de interactie een groot verschil. Bij diensten leggen klanten
waarde aan de interactie.
- managen van processen: de klant is onderdeel van de dienst.
Twee uitgangspunten van strategie
1. Inside-out: hier neem je de organisatie als uitgangspunt en bekijk je vervolgens
verschillende strategische opties.
2. Outside-in: hier bepaalt de klant/markt het denken.
Twee denkwijzen voor strategiebepaling
1. Planningsschool: hierbij moet gekeken worden naar de sterke en zwaktes van de
interne omgeving en niet naar de externe omgeving.
2. Positioneringsschool: de bedrijfstak bepaalt je positionering.
3. Competentieschool: het behalen van concurrentievoordeel.
Vijf bekende strategische denkrichtingen
1. Groeistrategie van Ansoff
2. Concurrentiestrategie van Porter
3. Kernvaardigheden van Hamel & Prahalad
4. Waardeposities van Treacy & Wiersema
5. Radicale innovatie van Kim & Mauborgne
, 4.2 Groeistrategie van Ansoff (inside-out)
De groeimatrix van Ansoff
- twee assen:
1. Diensten/product: levert de organisatie oude of nieuwe producten
2. Markten: is de organisatie actief in een oude of nieuwe markt
- vier groeistrategieën
1. Marktpenetratie
2. Productontwikkeling
3. Marktontwikkeling
4. Diversificatie
1. Marktpenetratie: dit is een optimistische strategie waarmee de organisatie haar
marktaandeel of omzet probeert te vergroten door bestaande producten of diensten
af te zetten op bestaande markten. Het is makkelijk bij nieuwe bedrijven om zo snel
mogelijk een groter marktaandeel te krijgen. Het belangrijkste waar je naar moet
kijken is de concurrentie en of zij deze penetratie toestaan.
2. Productontwikkeling: bij productontwikkeling ontwikkelt de onderneming een nieuw
product in een bestaande markt. Hiermee kan de organisatie de verwachting van de
afnemer veranderen. Het nadeel is dat het hoge kosten meebrengt en veel risico’s.
3. Marktontwikkeling: hierbij wordt de organisatie actief op een nieuwe markt.
Tegenwoordig zijn veel bedrijven actief via onlinekanalen, waar ze voorheen niet op
actief waren.
4. Diversificatie: hierbij wordt het bedrijf actief op zowel een nieuwe markt (klanten)
als een nieuw product of dienst. Dit is een groot risico en is opgedeeld in
verschillende strategieën:
- diversificatie in gerelateerde markten
- diversificatie in ongerelateerde markten
- upstream-integratie en/of downstream-integratie met toeleveranciers
4.1 Inleiding tot de strategie
Strategische planning: de belangrijkste eerste stap is de strategische planning.
- strategische drie W’s: de drie W’s zijn het belangrijkste om mee te beginnen:
1. Weten wat wij willen en kunnen bereiken
2. Weten wat de mogelijkheden zijn op de markt
3. Weten welke weg wij moeten opgaan om het doel te bereiken
Verschil dienstverlenende organisatie t.o.v. goederenorganisaties
1. Relatief lage toetreding barrières: dienstverleners zijn makkelijk te betreden.
2. Weinig bescherming: het is lastig om patent te krijgen op een dienst.
3. Geringe(re) kansen op schaalvoordelen: kostenvoordelen zijn moeilijker te
verkrijgen.
4. Onregelmatige verkoopfluctuaties: elke dag of uur kunnen de cijfers fluctueren.
5. Substitutie: veel producten kunnen een substituut zijn voor diensten.
Verschil volgens Grönroos:
- focus: volgens Grönroos is de interactie een groot verschil. Bij diensten leggen klanten
waarde aan de interactie.
- managen van processen: de klant is onderdeel van de dienst.
Twee uitgangspunten van strategie
1. Inside-out: hier neem je de organisatie als uitgangspunt en bekijk je vervolgens
verschillende strategische opties.
2. Outside-in: hier bepaalt de klant/markt het denken.
Twee denkwijzen voor strategiebepaling
1. Planningsschool: hierbij moet gekeken worden naar de sterke en zwaktes van de
interne omgeving en niet naar de externe omgeving.
2. Positioneringsschool: de bedrijfstak bepaalt je positionering.
3. Competentieschool: het behalen van concurrentievoordeel.
Vijf bekende strategische denkrichtingen
1. Groeistrategie van Ansoff
2. Concurrentiestrategie van Porter
3. Kernvaardigheden van Hamel & Prahalad
4. Waardeposities van Treacy & Wiersema
5. Radicale innovatie van Kim & Mauborgne
, 4.2 Groeistrategie van Ansoff (inside-out)
De groeimatrix van Ansoff
- twee assen:
1. Diensten/product: levert de organisatie oude of nieuwe producten
2. Markten: is de organisatie actief in een oude of nieuwe markt
- vier groeistrategieën
1. Marktpenetratie
2. Productontwikkeling
3. Marktontwikkeling
4. Diversificatie
1. Marktpenetratie: dit is een optimistische strategie waarmee de organisatie haar
marktaandeel of omzet probeert te vergroten door bestaande producten of diensten
af te zetten op bestaande markten. Het is makkelijk bij nieuwe bedrijven om zo snel
mogelijk een groter marktaandeel te krijgen. Het belangrijkste waar je naar moet
kijken is de concurrentie en of zij deze penetratie toestaan.
2. Productontwikkeling: bij productontwikkeling ontwikkelt de onderneming een nieuw
product in een bestaande markt. Hiermee kan de organisatie de verwachting van de
afnemer veranderen. Het nadeel is dat het hoge kosten meebrengt en veel risico’s.
3. Marktontwikkeling: hierbij wordt de organisatie actief op een nieuwe markt.
Tegenwoordig zijn veel bedrijven actief via onlinekanalen, waar ze voorheen niet op
actief waren.
4. Diversificatie: hierbij wordt het bedrijf actief op zowel een nieuwe markt (klanten)
als een nieuw product of dienst. Dit is een groot risico en is opgedeeld in
verschillende strategieën:
- diversificatie in gerelateerde markten
- diversificatie in ongerelateerde markten
- upstream-integratie en/of downstream-integratie met toeleveranciers
