Samenvatting - Retail Marketing (bachelor bedrijfsmanagement: marketing) 3e jaarsvak

H1: Het retail landschap
Het retail landschap
Algemeen retail marketing
Het concept retail
Wat is retailling ?
 = alle activiteiten van bedrijven en organisaties die zich richten tot het direct
leveren van goederen, diensten en informatie aan eindconsumenten. De
consumenten betalen dit met hun netto-inkomen.


 Simpele voorstelling van een retail activiteit.


What’s the omnichannel strategy?
Door gebruik te maken van bestaande fysieke middelen en een
naadloze winkelervaring te bieden via fysieke winkels en digitale
kanalen, kunt u zich onderscheiden en hebt u een
concurrentievoordeel ten opzichte van retailers die alleen online zijn.
Cijfers: (3)
 73% Van de shoppers gebruiken meerdere kanalen om te
interageren met merken
 4% Omnichannel klanten spenderen 4% meer dan klanten die
enkel online of offline kopen
 9% Omnichannel klanten spenderen 9% meer als ze naar een
fysieke winkel gaan
Evolutie in retail? (2)
 Omnichannel voor meer verkoop
 Omnichannel voor betere ervaring
Retail is niet detailhandel! Wat houdt retailbestedingen in VS
detailhandelbestedingen?
 Retailbestedingen: G&D
 Detailhandelbestedingen: Afzet van consumptieve goederen
Alle detailhandels zijn retailers, maar niet alle retailers zijn detailhandels, vaak door elkaar
gebruikt – grens vervaagd.
Retail is een spel van…?
 Vraag en aanbod.
Vraag < aanbod??
 Door retail marketing ga je fictief meer vraag creëren.




1
Retail marketing

,De supply chain
De bedrijfskolom is ?
 De supply chain. De opeenvolgende stappen die een
product doormaakt, voordat het bij de klant is.
Toegevoegde waarde, twee stromen:
 Goederenstroom
 Geldstroom
o Elk bedrijf voegt waarde toe


Recyclage  tweede kortere bedrijfskolom




Bewegingen in de supply chain
Integratie:
 Supply chain wordt korter.
o Voorwaartse integratie: fabrikant wordt retailer
o Achterwaartse integratie: retailer is ook leverancier

Differentiatie:
 Supply chain wordt langer.
Parallellisatie:
 Supply chain wordt breder.
Specialisatie:
 Supply chain wordt smaller.
Voorbeelden:




Numbers and facts
2
Retail marketing

,  10% van de totale omzet in industrieën komt uit de detailhandel
 26% van fabrikanten
Online retail?
 Verhoogd, NW EUROPA 67% E-shoppers.
o !! niet in elke categorie.

Grootste retailers:
 België: Colruyt
 Wereldwijd: Walmart
Retail biedt werkkansen aan:
 12% van alle wn’s in benelux werkt in retail
 Jobstudenten
Colruyt group is…?
 De grootste privé werkgever in België
o Spar, okay, dats42, zeb…

Store employees zijn voornamelijk?
 Managers
Soorten Head quarters employees: (5) + uitleg:
 Key accountmanagers
o Relaties onderhouden
 Category managers
o Onderscheiding maken (bv voeding: zuivel, dieren…), prijssetting…
 Shopper marketing
o Zitten bij leverancier en proberen producten aantrekkelijker te maken voor klant
(stickers, display) doel meer verkoop
 Trade marketing
o Reclame maken naar retaillers toe
 Marketing (8)
o Content marketeers
 Content maken
o Campaign marketeer
 Campagnes maken
o Packaging marketeers
 Design en materiaal (bio, plastic…) verpakkingen (vaak onderschat!)
o Product marketeers
 Welke nieuwe producten zijn er nodig?
o Online marketeers
o Merchandising
 Etalage in orde stellen
o Internal/agency creation of POS materials
o Employer branding marketeers
 Reclame voor retailler om aantrekkelijker te maken voor jobs


4 + 1 functies van retail
Wanneer is retail ontstaan?
3
Retail marketing

,  1950 (na WO II).
Functies:
1. WACHTTIJD 2. LOCATIE 3. HOEVEELHEID 4. KEUZEMOGELIJKHEID 5. GOING THE EXTRA
MILE

1. WACHTTIJD
= Het gewenste moment van de consument
Kenmerken: (4)
 Wachttijd zo kort mogelijk voor de consument
 Snelle levering en verdeling
 Late openingsuren
 Kassasystemen
Voorraadfunctie van de retail: (2)
 Kloof tussen moment van productie en moment van afname
 Ongelijkheid tussen vraag en aanbod op bepaalde momenten
o Bv. Seizoensfluctuaties, tomaten in de winter
2. LOCATIE
= Geografische distributiefunctie
Verschil!!!
 De plaats van productie is NIET GELIJK aan de plaats van consumptie.
De vestigingen van de retailer zijn op verschillende locaties.
Retailers zoeken naar consumenten!
3. HOEVEELHEID
= De gewenste kwantiteit tov massaproductie leveranciers
4. KEUZEMOGELIJKHEID
= Keuze tussen substituten of complementaire goederen
Kenmerken: (4)
 Variatie van het assortiment
 Beschikbaarheid van het assortiment
 Geen neen-verkoop
 Kiezen tussen meer of minder substituten per categorie
 Kiezen wat doelgroep wilt
5. GOING THE EXTRA MILE
= Van seller’s market naar buyer’s market
Kenmerken: (6)
 Product aanpassen aan wensen van klant  Zintuiglijke prikkels
 Garantie en dienst na verkoop  Entertainment
 Betalingen faciliteren  Technologische snufjes




4
Retail marketing