Jongeren in Ontwikkeling
Samenvatting 2023 - 2024
Vakgroep EGO-OSV / Kunst en Creatie
Verkort Traject Secundair Onderwijs
Femke Callebert
De kern van dit vak = leren begrijpen hoe en waarom jongeren/leerlingen de dingen doen,
denken en voelen die ze doen.
Het doel van dit vak = als leerkracht kunnen plaatsen waarom bepaalde situaties in je klas zich
voordoen en hoe leerlingen kan begeleiden.
1
, 1. Waarneming
Om te begrijpen waarom bepaalde situaties zich voor doen moet je als leerkracht goed
kunnen observeren (= systematisch, objectief en alle leerlingen) en interpreteren (= betekenis
geven aan geobserveerd gedrag, er oorzaken aan gaan toeschrijven, de omstandigheden mee
in rekening brengen, ....). Door doordacht handelen kan je om met deze situaties. Observeren
is het waarnemen ofwel en perceptie hebben.
Als leerkracht is waarneming belangrijk om verschillende redenen. Leerlingen hun leerproces
begint bij hun eigen waarneming. Wanneer je hen iets aanleert en begeleidt gebruik je actief
jouw waarneming.
Gewaarwording is het activeren van zintuigen door prikkels van binnen en buitenaf via het
zicht, gehoor, reukzin, smaakzin, tastzin, evenwichtsgevoel en kinesthesie (positiezin). Dit
proces noemt waarneming of perceptie en verloopt onbewust en automatisch.
1.1 Hoe verloopt waarneming?
Waarnemen is het selecteren, organiseren en interpreteren in en door onze hersenen van de
zintuigelijke prikkels met als doel het begrijpen van de omgeving (en ook het eigen lichaam).
Dit proces is bijna altijd subjectief. Waarneming vertrekt uit een prikkel (fysisch moment).
Deze wordt opgevangen door een zintuig en wordt via een zenuwbaan naar de hersenen
gestuurd (fysiologisch moment). Eens in de hersenen wordt men bewust van de waarneming
(psychisch moment).
We kunnen dus zowel de buitenwereld (externe stimuli zoals visuele) waarnemen, maar ook
onze binnenwereld (interne stimuli zoals pijn).
Tijdens het psychisch moment is er sprake van bewustwording, betekenisverlening en
interpretatie. Zo bouwen we een objectieve wereld om naar een subjectieve. Deze prikkels
komen dan in het kortetermijngeheugen en er vindt een selectie plaats volgens de cognitieve
en emotionele werking van het brein. Cognitieve werking bepaald hoeveel prikkels er
opgenomen worden. De emotionele werking bepaald je gemoedstoestand en van daaruit
welke prikkels opgenomen worden. Deze ‘relevante’ selectie van prikkels gaat verder naar het
langetermijngeheugen. Er worden keuzes gemaakt en veranderingen aangebracht.
2
Samenvatting 2023 - 2024
Vakgroep EGO-OSV / Kunst en Creatie
Verkort Traject Secundair Onderwijs
Femke Callebert
De kern van dit vak = leren begrijpen hoe en waarom jongeren/leerlingen de dingen doen,
denken en voelen die ze doen.
Het doel van dit vak = als leerkracht kunnen plaatsen waarom bepaalde situaties in je klas zich
voordoen en hoe leerlingen kan begeleiden.
1
, 1. Waarneming
Om te begrijpen waarom bepaalde situaties zich voor doen moet je als leerkracht goed
kunnen observeren (= systematisch, objectief en alle leerlingen) en interpreteren (= betekenis
geven aan geobserveerd gedrag, er oorzaken aan gaan toeschrijven, de omstandigheden mee
in rekening brengen, ....). Door doordacht handelen kan je om met deze situaties. Observeren
is het waarnemen ofwel en perceptie hebben.
Als leerkracht is waarneming belangrijk om verschillende redenen. Leerlingen hun leerproces
begint bij hun eigen waarneming. Wanneer je hen iets aanleert en begeleidt gebruik je actief
jouw waarneming.
Gewaarwording is het activeren van zintuigen door prikkels van binnen en buitenaf via het
zicht, gehoor, reukzin, smaakzin, tastzin, evenwichtsgevoel en kinesthesie (positiezin). Dit
proces noemt waarneming of perceptie en verloopt onbewust en automatisch.
1.1 Hoe verloopt waarneming?
Waarnemen is het selecteren, organiseren en interpreteren in en door onze hersenen van de
zintuigelijke prikkels met als doel het begrijpen van de omgeving (en ook het eigen lichaam).
Dit proces is bijna altijd subjectief. Waarneming vertrekt uit een prikkel (fysisch moment).
Deze wordt opgevangen door een zintuig en wordt via een zenuwbaan naar de hersenen
gestuurd (fysiologisch moment). Eens in de hersenen wordt men bewust van de waarneming
(psychisch moment).
We kunnen dus zowel de buitenwereld (externe stimuli zoals visuele) waarnemen, maar ook
onze binnenwereld (interne stimuli zoals pijn).
Tijdens het psychisch moment is er sprake van bewustwording, betekenisverlening en
interpretatie. Zo bouwen we een objectieve wereld om naar een subjectieve. Deze prikkels
komen dan in het kortetermijngeheugen en er vindt een selectie plaats volgens de cognitieve
en emotionele werking van het brein. Cognitieve werking bepaald hoeveel prikkels er
opgenomen worden. De emotionele werking bepaald je gemoedstoestand en van daaruit
welke prikkels opgenomen worden. Deze ‘relevante’ selectie van prikkels gaat verder naar het
langetermijngeheugen. Er worden keuzes gemaakt en veranderingen aangebracht.
2