Inleiding
Het gaat hier vooral over de beleggingskant, aandelen en obligaties en waar halen banken hun geld.
2 stromen: stroom via financiële intermediatie, en de stroom via de financiële markten
FI: vb. bedrijf => de bank als tussenpersoon
Hoe meer mensen er tussen een deal staan, hoe duurder natuurlijk
FM: is vooral digitaal, iemand die dit platform aanbiedt => is het directe kanaal, is het
goedkoopst om aan geld te komen
Banken gaan geld uitlenen en geld
Schaaltransformatie: 2 miljoen wordt bijvoorbeeld opgesplitst
Kredietgevers: activa (eigen vermogen: het geld die er onmiddellijk is ingegaan, wat heb je
gedaan met het geld? Welke producten, in wat heb je gefinancierd?)
Kredietnemers: passiva (hoe is onze onderneming gefinancierd?)
Termijntransformatie => geld op je spaarrekening, wat is het termijn?
, Inleiding
Hoe verdient een bank geld:
Het geld dat ze binnen krijgen gebruiken ze om kredieten van te maken
Hierdoor verdienen ze geld => want als je geld leent gaan ze daarop door rekenen
Het geld dat ze verdienen aan de passiva kant gaan ze terug uitgeven aan de activa kant (vragen
meer aan de activa kant of dat ze krijgen aan de passiva kant => rente- inkomsten)
,Bankbedrijf en management van
kredietinstellingen
Rol van banken in de financiële intermediatie
Bekijken balans van een bank: kunnen interpreteren
Assets liabilities
Deposits: spaar- of zichtrekeningen
Customers: onze spaarcenten
Profiter loss: resultatenrekening
Equity: hoeveel geld hebben ze er eigenlijk zelf ingestoken
Virtueel failliet zijn => als je eigen vermogen onder 0 gaat
Uitgangspunt – de balans:
Deposito-instellingen:
Core business: inzameling van deposito’s en toestaan van leningen
o Commerciële banken: ‘Belgian Big 4: KBC/ING/Argenta/ Belfius
o Spaarbanken (vroeger spaarkassen)
Rentemarge= debetrente- creditrente
o Debetrente= op kredieten (inkomst)
o Creditrent= op deposito’s (kost)
Investeringsbanken (zakenbanken):
Investeren in schuldeffecten en nieuwe aandelenemissies
Kapitaalwinsten, dividenden op aandelen, commissies
Buitenbalansactiviteiten (= fee business)
Gemengde banken:
Is voor de dag van vandaag
De vier grote banken
, Bankbedrijf en management van
kredietinstellingen
De bank als deposito- en kredietinstelling:
Geld en liquiditeitscreatie:
Creatie geld= meest liquide actief
Risicotransformatiefuncite:
o Primaire activa => secundaire activa
o = banken zetten geld van beleggers om in bankkredieten (secundaire activa v. bank zelf)
Tijds- en liquiditeitstransformatie:
KT deposito’s => LT financiering
Looptijdtransformatie:
o Verzekering tegen liquiditeitsschokken/ illiquiditeit
o Management van liquiditeiten
o => Banken helpen hun klanten hierbij: bv. Kredietopening/ kaskrediet/ cash/
managementsystemen, …
Informatieproductie en gedelegeerde monitoring:
Oplossen v. asymmetrische informatieproblemen (niet iedereen heeft exact dezelfde informatie)
o Averechtse selectie = als koper weet je bijvoorbeeld niet wat er allemaal is gebeurd met
een tweedehandswagen
o Moreel risico = als je verzekerd ben tegen een bepaald risico, dan is er het risico dat u
zich wat minder veilig gaat gedragen
Gedelegeerde monitoring:
o Schaalvoordeel + expertise t.o.v. individuele monitoring door elke geldschieter
o In het geval dat er geen banken zouden bestaan
Het gaat hier vooral over de beleggingskant, aandelen en obligaties en waar halen banken hun geld.
2 stromen: stroom via financiële intermediatie, en de stroom via de financiële markten
FI: vb. bedrijf => de bank als tussenpersoon
Hoe meer mensen er tussen een deal staan, hoe duurder natuurlijk
FM: is vooral digitaal, iemand die dit platform aanbiedt => is het directe kanaal, is het
goedkoopst om aan geld te komen
Banken gaan geld uitlenen en geld
Schaaltransformatie: 2 miljoen wordt bijvoorbeeld opgesplitst
Kredietgevers: activa (eigen vermogen: het geld die er onmiddellijk is ingegaan, wat heb je
gedaan met het geld? Welke producten, in wat heb je gefinancierd?)
Kredietnemers: passiva (hoe is onze onderneming gefinancierd?)
Termijntransformatie => geld op je spaarrekening, wat is het termijn?
, Inleiding
Hoe verdient een bank geld:
Het geld dat ze binnen krijgen gebruiken ze om kredieten van te maken
Hierdoor verdienen ze geld => want als je geld leent gaan ze daarop door rekenen
Het geld dat ze verdienen aan de passiva kant gaan ze terug uitgeven aan de activa kant (vragen
meer aan de activa kant of dat ze krijgen aan de passiva kant => rente- inkomsten)
,Bankbedrijf en management van
kredietinstellingen
Rol van banken in de financiële intermediatie
Bekijken balans van een bank: kunnen interpreteren
Assets liabilities
Deposits: spaar- of zichtrekeningen
Customers: onze spaarcenten
Profiter loss: resultatenrekening
Equity: hoeveel geld hebben ze er eigenlijk zelf ingestoken
Virtueel failliet zijn => als je eigen vermogen onder 0 gaat
Uitgangspunt – de balans:
Deposito-instellingen:
Core business: inzameling van deposito’s en toestaan van leningen
o Commerciële banken: ‘Belgian Big 4: KBC/ING/Argenta/ Belfius
o Spaarbanken (vroeger spaarkassen)
Rentemarge= debetrente- creditrente
o Debetrente= op kredieten (inkomst)
o Creditrent= op deposito’s (kost)
Investeringsbanken (zakenbanken):
Investeren in schuldeffecten en nieuwe aandelenemissies
Kapitaalwinsten, dividenden op aandelen, commissies
Buitenbalansactiviteiten (= fee business)
Gemengde banken:
Is voor de dag van vandaag
De vier grote banken
, Bankbedrijf en management van
kredietinstellingen
De bank als deposito- en kredietinstelling:
Geld en liquiditeitscreatie:
Creatie geld= meest liquide actief
Risicotransformatiefuncite:
o Primaire activa => secundaire activa
o = banken zetten geld van beleggers om in bankkredieten (secundaire activa v. bank zelf)
Tijds- en liquiditeitstransformatie:
KT deposito’s => LT financiering
Looptijdtransformatie:
o Verzekering tegen liquiditeitsschokken/ illiquiditeit
o Management van liquiditeiten
o => Banken helpen hun klanten hierbij: bv. Kredietopening/ kaskrediet/ cash/
managementsystemen, …
Informatieproductie en gedelegeerde monitoring:
Oplossen v. asymmetrische informatieproblemen (niet iedereen heeft exact dezelfde informatie)
o Averechtse selectie = als koper weet je bijvoorbeeld niet wat er allemaal is gebeurd met
een tweedehandswagen
o Moreel risico = als je verzekerd ben tegen een bepaald risico, dan is er het risico dat u
zich wat minder veilig gaat gedragen
Gedelegeerde monitoring:
o Schaalvoordeel + expertise t.o.v. individuele monitoring door elke geldschieter
o In het geval dat er geen banken zouden bestaan
