Hoofdstuk 1 – Inleiding en situering
Levenslooppsychologie De wetenschappelijke studie naar de patronen
van groei, verandering en stabiliteit die zich
voordoen bij toenemende leeftijd, dus van
conceptie tot aan de dood.
Continu proces Kwantitatief, geleidelijk proces bv.
lichaamslengte
Discontinu proces Kwalitatief, motorische ontwikkeling bv. gedrag
Kritische periode Zaken die onomkeerbaar kunnen zijn, specifieke
periode met grote consequenties bv.
infectieziekten
Gevoelige periode Niet altijd onomkeerbare consequenties bv. taal
leren
Nature Genen, biologische aspect, erfelijkheid
Nurture Omgevingsfactoren die bepalend zijn voor ons
gedrag
Multi dimensioneel Verschillende domeinen die naast elkaar lopen
én elkaar beïnvloeden
Multi-directioneel Niet alle ontwikkelingsdomeinen lopen op
hetzelfde tempo -> toename en afname op
verschillende domeinen
Interagerende factoren Factoren die een invloed hebben op elkaar
Cohorteffecten Mensen die in dezelfde periode op dezelfde
plaats geboren zijn -> generatiegenoten
Normatieve effecten Historisch, leeftijdsgebonden of socio-cultureel -
> gelden voor de meesten van die groep bv.
9/11
Niet-normatieve effecten Gelden niet voor de grote groep, individuele
verschillen. Kunnen een grote impact hebben
bv. Marc Dutroux
1
, Hoofdstuk 2 – De prenatale ontwikkeling
Stadia van prenatale ontwikkeling 1. Germinale of kiesstadium (0-2 weken)
2. Embryonaal stadium (3-8 weken) (3-12
weken op basis van geslachtorganen)
3. Foetaal stadium (9-38 weken) (13-38
weken)
3 V’s • Voeding -> placenta
• Verbinding -> navelstreng
• Veiligheid -> vruchtzak
3 kiembladen/cellagen Van binnen naar buiten
• Endoderm: inwendige organen, …
• Mesoderm: skelet, bloed, hart, …
• Ectoderm: huid, haar, zintuigen, …
Organogenese Orgaansystemen ontwikkelen
Zwangerschapshaptonomie Legt nadruk op contact tussen kind in de buik en
ouders, doormiddel van aanraking aan de buik
Miskraam/spontante abortus Wanneer de zwangerschap eindigt voordat het
ontwikkelende kind buiten de baarmoeder kan
overleven
Abortus Er vrijwillig voor kiezen om de zwangerschap te
beëindigen
KI(D) – Kunstmatige inseminatie met eventuele Zaadcellen door arts direct inbrengen in
donor (D) baarmoederhals
IVF - In-vitrofertilisatie Bevruchting vindt plaats buiten het lichaam.
Eicellen worden bevrucht in labo met
zaadcellen.
Draagmoeder Een vrouw die het kind draagt als de moeder die
de donoreitjes levert niet zwanger kan worden
Echografie (echoscopie) Niet hoorbare geluidsgolven die door de
buikwand van de moeder heen dringen en
teruggekaatst worden door de lichaamsdelen
van de foetus -> routinecontrole: 3 echo’s (elk
trimester één)
NIPT (niet invasieve prenatale test) Kans bepalende bloedtest, die gebruik maakt
van DNA van de placenta, dat in bloed van de
moeder aanwezig is. -> ten vroegste op 12
weken
2