Pathologie
H1: bouwstenen van het leren
Leerdoelen SKILLS
Omschrijven wat executieve functies (EF) zijn, en waarvoor we ze gebruiken
Hoogontwikkelde cogn. functies, om gedrag doelgericht te sturen
Gebruik: in nieuwe situaties, flexibel reageren, doel- en toekomstgericht gedrag op
effectieve wijze te uitvoeren
Inzien waarom EF van belang zijn voor het leren
Minder goed ontwikkelde EF mindere schoolprestaties vaker geen diploma
De twee types van EF benoemen en omschrijven
Metacognitieve EF: de denkvaardigheden waarmee men doelen kiest en realiseert/ waarmee
men oplossingen voor problemen bedenkt
-werkgeheugen
- planning
- organisatie
- timemanagement
- metacognitie
Emotionele/motivationele EF: de affectieve kant vh executief functioneren, de vaardigheden
om gedrag bij te sturen en aan te passsen + coördinatie tss cognitie en emotie
- responsinhibitie
- emotieregulatie
- volgehouden aandacht
- taakinitiatie
- doelgericht gedrag
- flexibiliteit
Het belang van de primaire EF duiden
Primaire EF = ontwikkelen zich vroeg hogere-orde EF
3 belangrijkste EF
Responsinhibitie (impulsremming)
Werkgeheugen
(cognitieve) flexibiliteit
, De besproken EF beknopt toelichten, met voorbeelden uit het dagelijks leven van kinderen
Primaire EF
* Responsinhibitie: innerlijke ‘rem’ die verband houdt met onze mate van afleidbaarheid
weerstand bieden aan een eerste impuls
Vb. antwoorden roepen, opdracht maken zonder uitleg, experiment snoepjes
* Werkgeheugen: mentale kladblok, waarop we informatie kort vasthouden en bewerken
≠ kortetermijngeheugen
*werkgeheugenmodel van Baddeley
fonologische loop: systeem voor verbale info
visueel-ruimtelijk werkgeheugen: systeem voor non-
verbale info
episodische buffer: verbale & non-verbale info
combineren en opgeslaan
+ uitwisselingsplek episodische langetermijngeheugen
Centrale verwerker: coördineren en reguleren van
systemen
Vb. 367 + 58 uit het hoofdrekenen (fonologische loop),
vraagstuk ‘wie komt eerst aan?’ (fonologisch en visueel-ruimtelijk werkgeheugen), welke
vorm match bij het voorbeeld (visueel-ruimtelijk werkgeheugen)
* Cognitieve flexibiliteit: nodig om creatief te denken en bepaalt mee ons probleemoplossend
vermogen
op andere manieren reageren in bepaalde situaties, flexibel aanpassen
Vb. band plat van fiets ‘wat nu?’, ‘wat zou dit kunnen zijn in een fantasiespel?’, spel
hartjes/bloemetjes
Hogere EF
* Doelgericht gedrag: vermogen om een doel te kiezen en dit, zonder je te laten afleiden, te
realiseren
komt vaak voor in sport (doel behalen)
Vb. gedrag van kind om koekje te krijgen
H1: bouwstenen van het leren
Leerdoelen SKILLS
Omschrijven wat executieve functies (EF) zijn, en waarvoor we ze gebruiken
Hoogontwikkelde cogn. functies, om gedrag doelgericht te sturen
Gebruik: in nieuwe situaties, flexibel reageren, doel- en toekomstgericht gedrag op
effectieve wijze te uitvoeren
Inzien waarom EF van belang zijn voor het leren
Minder goed ontwikkelde EF mindere schoolprestaties vaker geen diploma
De twee types van EF benoemen en omschrijven
Metacognitieve EF: de denkvaardigheden waarmee men doelen kiest en realiseert/ waarmee
men oplossingen voor problemen bedenkt
-werkgeheugen
- planning
- organisatie
- timemanagement
- metacognitie
Emotionele/motivationele EF: de affectieve kant vh executief functioneren, de vaardigheden
om gedrag bij te sturen en aan te passsen + coördinatie tss cognitie en emotie
- responsinhibitie
- emotieregulatie
- volgehouden aandacht
- taakinitiatie
- doelgericht gedrag
- flexibiliteit
Het belang van de primaire EF duiden
Primaire EF = ontwikkelen zich vroeg hogere-orde EF
3 belangrijkste EF
Responsinhibitie (impulsremming)
Werkgeheugen
(cognitieve) flexibiliteit
, De besproken EF beknopt toelichten, met voorbeelden uit het dagelijks leven van kinderen
Primaire EF
* Responsinhibitie: innerlijke ‘rem’ die verband houdt met onze mate van afleidbaarheid
weerstand bieden aan een eerste impuls
Vb. antwoorden roepen, opdracht maken zonder uitleg, experiment snoepjes
* Werkgeheugen: mentale kladblok, waarop we informatie kort vasthouden en bewerken
≠ kortetermijngeheugen
*werkgeheugenmodel van Baddeley
fonologische loop: systeem voor verbale info
visueel-ruimtelijk werkgeheugen: systeem voor non-
verbale info
episodische buffer: verbale & non-verbale info
combineren en opgeslaan
+ uitwisselingsplek episodische langetermijngeheugen
Centrale verwerker: coördineren en reguleren van
systemen
Vb. 367 + 58 uit het hoofdrekenen (fonologische loop),
vraagstuk ‘wie komt eerst aan?’ (fonologisch en visueel-ruimtelijk werkgeheugen), welke
vorm match bij het voorbeeld (visueel-ruimtelijk werkgeheugen)
* Cognitieve flexibiliteit: nodig om creatief te denken en bepaalt mee ons probleemoplossend
vermogen
op andere manieren reageren in bepaalde situaties, flexibel aanpassen
Vb. band plat van fiets ‘wat nu?’, ‘wat zou dit kunnen zijn in een fantasiespel?’, spel
hartjes/bloemetjes
Hogere EF
* Doelgericht gedrag: vermogen om een doel te kiezen en dit, zonder je te laten afleiden, te
realiseren
komt vaak voor in sport (doel behalen)
Vb. gedrag van kind om koekje te krijgen