Groei en ontwikkeling
,Hoofdstuk1: methodologie van het
groeionderzoek
Situering
—> zie pp
Terminologie: groei-maturatie-ontwikkeling
Groei
= proces dat tot stand komt onder inlvloed van 3 elementen
● celvermenigvuldiging (mitosis)
● (Cel)volumetoename (hypertro e)
● Toename van interstitieel weefsel/vocht volume
Elk soort weefsel heeft een andere groei
Parameters: groeisnelheid, piek groeisnelheid, versnelling
Maturatie
2 fases:
● prenataal
○ Celdifferentiatie (vermenigvuldigen)
○ Alles stappen die nodig zijn van een bevruchte eicel tot een baby
● Postnataal
○ Weg naar volwassenheid die is afgelegd
○ verschil en temp en timing
○ Moeilijk te kwanti ceren —> kwalitatieve gegevens
● Groeicurve
○ Begrijpen
● RX-foto’s
○ Om botleeftijd te bepalen
○ “Geen goeie methode om de geboortedatum van iemand af te leiden”
● Samenhang tussen groei en maturatie
○ Speci eke pathologieën kunnen invloed hebben op groei, maar niet op maturatie en
omgekeerd
fi fi fi
,Ontwikkeling
In interactie met de omgeving
Omvat:
● groeiproces
● Maturatieproces
● leerprocessen/training/evolutie initiatie —> perfectie
● Ervaringen
bronnen van variatie
Omgeving
● prenataal: medicatie, roken …
● Postnataal: gezin, school, welvaart…
Genen
Vroeger: studies van families, tweelingen en adoptiegezinnen
Nu: moleculaire biologische varianten bestuderen
Gen-omgevingsinteractie/COV
● sensitiviteit afhankelijk van genotypen vb: hooikoorts
● Bestuderen van een monozygote (1 eiige) tweeling
, Soorten onderzoek
Goed kennen / kunnen onderscheiden
Groei-effect = som van groeieffecten in gestalte die je meet
Cohort-effect = groepseffecten met bepaalde geschiedenis vb: kinderen van hetzelfde jaar
hebben dezelfde geschiedenis
Meettijdstip effect = procedure en onderzoeker afhankelijk
Test-effecten = proefpersoon afhankelijk vb: andere motivatie (zijn er altijd!!)
Transversaal
● 1 keer meten
● Uitspraak over de populatie
● Grote grote groep nodig
● voordeel:
○ veel gegevens voor een korte periode
● Nadelen:
○ groei en cohort effecten (want nemen verschillend leeftijden)
○ Moeilijk om een proces te beschrijven
Longitudinaal
● 1 geboortecohort in de tijd opvolgen
● meermaals meten
● Interval (tijd tussen de metingen) kiezen afhankelijk van de snelheid van de
veranderingen en van de meetfout
● tracking: behoud van relatieve positie in de groep gedurende de tijd
● Kanalisatie: blijft iemand groeien in hetzelfde kanaal? P10 op 10 jaar —> P10 op 20 jaar?
—> Indien vorige twee hoog —> gestalte predictie
● voordeel:
○ uitgebreide informatie
● Nadelen:
○ groei en meettijdstip effecten
○ Drop out
○ Duurt lang
○
●
,Hoofdstuk1: methodologie van het
groeionderzoek
Situering
—> zie pp
Terminologie: groei-maturatie-ontwikkeling
Groei
= proces dat tot stand komt onder inlvloed van 3 elementen
● celvermenigvuldiging (mitosis)
● (Cel)volumetoename (hypertro e)
● Toename van interstitieel weefsel/vocht volume
Elk soort weefsel heeft een andere groei
Parameters: groeisnelheid, piek groeisnelheid, versnelling
Maturatie
2 fases:
● prenataal
○ Celdifferentiatie (vermenigvuldigen)
○ Alles stappen die nodig zijn van een bevruchte eicel tot een baby
● Postnataal
○ Weg naar volwassenheid die is afgelegd
○ verschil en temp en timing
○ Moeilijk te kwanti ceren —> kwalitatieve gegevens
● Groeicurve
○ Begrijpen
● RX-foto’s
○ Om botleeftijd te bepalen
○ “Geen goeie methode om de geboortedatum van iemand af te leiden”
● Samenhang tussen groei en maturatie
○ Speci eke pathologieën kunnen invloed hebben op groei, maar niet op maturatie en
omgekeerd
fi fi fi
,Ontwikkeling
In interactie met de omgeving
Omvat:
● groeiproces
● Maturatieproces
● leerprocessen/training/evolutie initiatie —> perfectie
● Ervaringen
bronnen van variatie
Omgeving
● prenataal: medicatie, roken …
● Postnataal: gezin, school, welvaart…
Genen
Vroeger: studies van families, tweelingen en adoptiegezinnen
Nu: moleculaire biologische varianten bestuderen
Gen-omgevingsinteractie/COV
● sensitiviteit afhankelijk van genotypen vb: hooikoorts
● Bestuderen van een monozygote (1 eiige) tweeling
, Soorten onderzoek
Goed kennen / kunnen onderscheiden
Groei-effect = som van groeieffecten in gestalte die je meet
Cohort-effect = groepseffecten met bepaalde geschiedenis vb: kinderen van hetzelfde jaar
hebben dezelfde geschiedenis
Meettijdstip effect = procedure en onderzoeker afhankelijk
Test-effecten = proefpersoon afhankelijk vb: andere motivatie (zijn er altijd!!)
Transversaal
● 1 keer meten
● Uitspraak over de populatie
● Grote grote groep nodig
● voordeel:
○ veel gegevens voor een korte periode
● Nadelen:
○ groei en cohort effecten (want nemen verschillend leeftijden)
○ Moeilijk om een proces te beschrijven
Longitudinaal
● 1 geboortecohort in de tijd opvolgen
● meermaals meten
● Interval (tijd tussen de metingen) kiezen afhankelijk van de snelheid van de
veranderingen en van de meetfout
● tracking: behoud van relatieve positie in de groep gedurende de tijd
● Kanalisatie: blijft iemand groeien in hetzelfde kanaal? P10 op 10 jaar —> P10 op 20 jaar?
—> Indien vorige twee hoog —> gestalte predictie
● voordeel:
○ uitgebreide informatie
● Nadelen:
○ groei en meettijdstip effecten
○ Drop out
○ Duurt lang
○
●