Dit document is een oefentoets voor het vak Onderzoek (doen) 2.3. De eerste 20
vragen zijn herhaling van jaar 1 om er weer even in te komen. Daarna 14 vragen met
‘nieuwe stof’ van jaar 2 en tot slot een Eindquiz met 25 vragen. Totaal 64 vragen :D
Succes!
1. Validiteit gaat over meet ik wat ik wil meten
a) Juist
b) Onjuist
2. Een steekproef kan worden onderverdeeld in a-select en select
a. Juist
b. Onjuist
3. Bij een homogene groep is een kleiner aantal interviews nodig dan bij een
hetrogene groep
a. Juist
b. Onjuist
4. Een quota steekproef is een selecte steekproef
a. Juist
b. Onjuist
5. Een systematische steekproef is een selecte steekproef
a. Juist
b. Onjuist
6. Een sneeuwbalsteekproef is een selecte steekproef
a. Juist
b. Onjuist
7. Het werken met steekproeven bespaart veel tijd
a. Juist
b. Onjuist
8. De volledige verzameling elementen waaruit een steekproef wordt getrokken,
heet populatie
a. Juist
b. Onjuist
,9. Geef de juiste benaming voor de nummer 3 in bovenstaand plaatje
a. Populatie
b. Steekproef/sample
c. Respondent/case of element
10. Geef de juiste benaming voor de nummer 2 in bovenstaand plaatje
a. Populatie
b. Steekproef/sample
c. Respondent/case of element
11. Geef de juiste benaming voor de nummer 1 in bovenstaand plaatje
a. Populatie
b. Steekproef/sample
c. Respondent/case of element
12. Het systeem verstuurt de enquête naar willekeurig gekozen e-mailadressen
van alle leden
a. Selecte steekproef
b. A-selecte steekproef
13. Een doelstelling heeft een vraagteken
a. Juist
b. Onjuist
, 14. Een centrale vraag is het tweede deel van de doelstelling in een vraagvorm
a. Juist
b. Onjuist
15. Een doelstelling heeft altijd de volgende opbouw “Inzicht verkrijgen in...
teneinde...”
a. Juist
b. Onjuist
16. Interviewen is een vorm van ... onderzoek
a. Kwalitatief
b. Kwantitatief
17. Enquêteren is een vorm van ... onderzoek
a. Kwalitatief
b. Kwantitatief
18. Enquêtes worden ook wel ... genoemd
a. Gestructureerde interviews
b. Quizes
c. Interviewlijsten
19. Waarover gaat de centrale vraag in onderzoek doen?
a. Het waarom
b. Het wat
c. Het hoe
20. Waarover gaat de doelstelling in onderzoek doen?
a. Het hoe
b. Het wat
c. Het waarom