Geschiedenis H9
9.1
In de 19e eeuw waren de grootste Europese mogendheden: Groot-Brittannië, Frankrijk, Oostenrijk-
Hongarije, Rusland en Pruisen. Amerika had een politiek van Isolationisme en bemoeide zich dus niet
met de politiek van andere landen. Er werden bondgenootschappen gevormd:
1 Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Italië
2 Groot-Brittannië en Frankrijk (Voelden zich door Duitsland bedreigd)
De Britten zagen dreiging door de Duitse vloot. Hierdoor ontstond een wapenwedloop tussen
Duitsland en Groot-Brittannië.
Op 28 juni 1914 werd een moordaanslag gepleegd op het kroonprinselijk paar van Oostenrijk-
Hongarije toen ze in Sarajevo waren. De daders waren Servische nationalisten die wilden dat Bosnië
bij Servië aansloot en dus niet bij Oostenrijk-Hongarije hoorde. Oostenrijk-Hongarije verklaarde de
oorlog aan Servië. Om een tweefrontenoorlog te voorkomen wilden de Centralen eerst Frankrijk
verslaan en daarna Rusland.
De Duitse legers trokken eerst door België en staken daar steden in brand. In Noord-Frankrijk werden
ze gestopt door de aanvallen vanuit loopgraven. Gifgas en vliegtuigen waren wapens. Rusland trok
zich terug en Duitsland kon nu harder optreden in België en Frankrijk. Tot dat de Duitsers
moegestreden waren en zich capituleerden. Dat kwam ook door de vele Amerikanen in het Franse
leger. Amerika sloot zich in 1917 aan met het motto ‘Make the world safe for democracy’.
In het verdrag van Versailles stond de straf van Duitsland: oorlogsschade betalen, grondgebied
afstaan, alleen beschikken over een klein leger. De Amerikaanse president Wilson wilde de
Volkenbond oprichten (voorloper van de Verenigde Naties). Het verdrag van Versailles was meer een
wapenstilstand dan een vredesverdrag.
Amerika profiteerde economisch van de Eerste Wereldoorlog. Ze produceerden landbouw- en
industrieproducten voor Europa. Toch waren er 5 zwakke punten van de Amerikaanse economie:
-overproductie in landbouw liet de prijzen dalen, gevolg arme boeren
-protectionistische politiek, Amerika was aangewezen op binnenlandse productie
-ongelijkheid in inkomen
-de prijs van aandelen steeg en mensen leenden geld om ze te kopen
-banken leenden te veel geld uit, mensen konden het niet terugbetalen
In 1929 vond een beurskrach plaats. De aandelen koersen daalden en aandelen werden massaal
verkocht. Dit leidde tot een economische crisis waarbij de werkloosheid toenam. De regering was
economisch liberaal en zei dat het vanzelf over zou waaien. John Maynard Keynes zei dat de overheid
hogere belasting moest heffen zodat de overheid een financiële buffer zou hebben.
Presidentskandidaat Roosevelt was het met hem eens en gaf huidige President Hoover de schuld van
de crisis. Roosevelt won de verkiezingen en had een plan genaamd de New Deal. Hij zorgde voor
werkgelegenheid door de aanleg van stuwdammen. Hij stelde ook maximumwerktijden en
minimumlonen. Dit verhielp de crisis niet maar verminderde de ernst ervan wel.
9.1
In de 19e eeuw waren de grootste Europese mogendheden: Groot-Brittannië, Frankrijk, Oostenrijk-
Hongarije, Rusland en Pruisen. Amerika had een politiek van Isolationisme en bemoeide zich dus niet
met de politiek van andere landen. Er werden bondgenootschappen gevormd:
1 Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Italië
2 Groot-Brittannië en Frankrijk (Voelden zich door Duitsland bedreigd)
De Britten zagen dreiging door de Duitse vloot. Hierdoor ontstond een wapenwedloop tussen
Duitsland en Groot-Brittannië.
Op 28 juni 1914 werd een moordaanslag gepleegd op het kroonprinselijk paar van Oostenrijk-
Hongarije toen ze in Sarajevo waren. De daders waren Servische nationalisten die wilden dat Bosnië
bij Servië aansloot en dus niet bij Oostenrijk-Hongarije hoorde. Oostenrijk-Hongarije verklaarde de
oorlog aan Servië. Om een tweefrontenoorlog te voorkomen wilden de Centralen eerst Frankrijk
verslaan en daarna Rusland.
De Duitse legers trokken eerst door België en staken daar steden in brand. In Noord-Frankrijk werden
ze gestopt door de aanvallen vanuit loopgraven. Gifgas en vliegtuigen waren wapens. Rusland trok
zich terug en Duitsland kon nu harder optreden in België en Frankrijk. Tot dat de Duitsers
moegestreden waren en zich capituleerden. Dat kwam ook door de vele Amerikanen in het Franse
leger. Amerika sloot zich in 1917 aan met het motto ‘Make the world safe for democracy’.
In het verdrag van Versailles stond de straf van Duitsland: oorlogsschade betalen, grondgebied
afstaan, alleen beschikken over een klein leger. De Amerikaanse president Wilson wilde de
Volkenbond oprichten (voorloper van de Verenigde Naties). Het verdrag van Versailles was meer een
wapenstilstand dan een vredesverdrag.
Amerika profiteerde economisch van de Eerste Wereldoorlog. Ze produceerden landbouw- en
industrieproducten voor Europa. Toch waren er 5 zwakke punten van de Amerikaanse economie:
-overproductie in landbouw liet de prijzen dalen, gevolg arme boeren
-protectionistische politiek, Amerika was aangewezen op binnenlandse productie
-ongelijkheid in inkomen
-de prijs van aandelen steeg en mensen leenden geld om ze te kopen
-banken leenden te veel geld uit, mensen konden het niet terugbetalen
In 1929 vond een beurskrach plaats. De aandelen koersen daalden en aandelen werden massaal
verkocht. Dit leidde tot een economische crisis waarbij de werkloosheid toenam. De regering was
economisch liberaal en zei dat het vanzelf over zou waaien. John Maynard Keynes zei dat de overheid
hogere belasting moest heffen zodat de overheid een financiële buffer zou hebben.
Presidentskandidaat Roosevelt was het met hem eens en gaf huidige President Hoover de schuld van
de crisis. Roosevelt won de verkiezingen en had een plan genaamd de New Deal. Hij zorgde voor
werkgelegenheid door de aanleg van stuwdammen. Hij stelde ook maximumwerktijden en
minimumlonen. Dit verhielp de crisis niet maar verminderde de ernst ervan wel.