SOCIAL PSYCHOLOGY:
PEOPLE IN GROUPS
1.1 C
JIM LEFERINK OP REININK
ERASMUS UNIVERSITY ROTTERDAM
Psychology, Ba-1, 2017-2018
, VRAGEN PEOPLE IN GROUPS
VRAAG 1
Stel je de volgende situatie voor: Jij hebt net een zeer lastig eerste tentamen psychologie achter de rug.
Gefrustreerd loop je naar de tentamenzaal uit, waarop je buiten tot de ontdekking komt dat je fietsbanden lek
zijn gestoken. Je wordt enorm kwaad en begint te schelden.
Welk begrip kan het best worden gekoppeld aan het proces dat hier gaande is?
A. excitation transfer
B. misattribution
C. residual excitation
D. misattribution paradigm
VRAAG 2
Wat is de voornaamste kritiek die Schachter en Singer uitten op de Cannon-Bard theory of emotion?
A. Arousal die lichamelijk tot uiting komt (bodily arousal) bepaalt slechts gedeeltelijk de emotie
B. Emotie is afhankelijk van iemands eigen beoordeling (appraisal) van de arousal
C. Lichamelijke reacties op arousal zijn nagenoeg hetzelfde voor verschillende emoties
D. Emotie wordt bepaald door het patroon van lichamelijke reacties die volgen op arousal
VRAAG 3
Stel je de volgende situatie voor: Jij zit in de collegezaal, samen met een grote groep andere
psychologiestudenten, te luisteren naar een interessant verhaal van de professor over ‘helping behaviour’.
Plotseling, tijdens haar verhaal, zakt de professor ineen en blijft roerloos liggen op de grond. Jij twijfelt of je in
actie moet komen of niet. Uiteindelijk blijf je zitten op je plaats en ga je niet over tot actie, omdat je uit het
passieve gedrag van de andere studenten concludeert dat de situatie niet erg serieus zal zijn.
Welk begrip kan het beste worden gekoppeld aan jouw conclusie?
A. diffusion of responsibility
B. audience inhibition
C. social influence
D. bystander effect
VRAAG 4
Volgens Latané en Darley’s cognitive model, wat weerhoudt men er vaak van om in een noodsituatie, na de
beslissing hoe precies te helpen (stap 4), ook daadwerkelijk hulp te bieden (stap 5)?
A. audience inhibition
B. lack of competence
C. self-concerns
D. pluralistic ignorance