Module 1
,Dual Stack Topology houdt in dat er voor alle routers en switches ipv4 en ipv6 geconfigureerd zijn. De
meeste routers en switches kunnen hierdoor ook verschillende types en hoeveelheden interfaces
hebben.
Routers ondersteunen LANs en WANs en kunnen verschillende soorten netwerken met elkaar
verbinden, daarom ondersteunen ze verschillende soorten interfaces. Zo zouden ze geïntegreerde
Gigabit Ethernet-interfaces en High-Speed WAN Interface Card (HWIC)-slots kunnen hebben om
andere soorten netwerkinterfaces te ondersteunen, waaronder seriële, DSL- en kabelinterfaces.
Om een interface te kunnen gebruiken moet je er eerst voor zorgen dat:
- De interface geconfigureerd is met minstens 1 IP adres. Hiervoor gebruiken we de interface
configuratie commando’s: ip address “ip-address” “subnet-mask” en ipv6 address “ipv6-
address/prefix”.
- De interface actief is, dit is standaard niet het geval (shutdown), waardoor we dus steeds het
commando “no shutdown” moeten gebruiken om interface up te brengen. Om actief te zijn
moet het ook met een ander apparaat in de fysieke laag verbonden zijn
- De interface een kleine beschrijving bevat van max 240 tekens. Dit is optioneel maar kan wel
zeer handig zijn bij het oplossen van problemen.
Een andere configuratie op een router die veel voorkomt is het instellen van een loopback interface.
Dit is intern voor een bepaalde router en kan dus niet toegewezen worden aan een bepaalde poort
waardoor dit niet met een ander apparaat verbonden kan worden. Staat automatisch in de up-state,
zolang de router functioneert.
- Loopback-interface is handig voor testen en beheren cisco apparaten, zorgt voor steeds
minstens 1 beschikbare interface.
- Vaak gebruikt voor testdoeleinden, bv testen interne routeringsprocessen door netwerken
achter de router te emuleren. Hierdoor toch steeds 1 interface altijd beschikbaar.
- Vaak gebruikt in lab-omgevingen om meer netwerken te simuleren voor
configuratieoefeningen en tests. Wordt vaak gebruikt om een link met het internet te
simuleren.
,De output van de commando’s in het eerste puntje kunnen eenvoudig gebruikt worden om te gaan
controleren wat de status van de interfaces is. “Up” wilt dus zeggen actief en operationeel, een
andere output zal gaan aanduiden dat er een probleem is met de configuratie of kabels.
, Bij het “show ipv6 interface brief” commando kunnen er 2 IP adressen weergegeven worden. Het
ene ipv6 adres is het “global unicast address” en wordt manueel ingevoerd. Het andere adres
beginnend met FE80, is het “link-local unicast address”, dit wordt automatisch gegenereerd
wanneer er een global unicast address aanwezig is. Het link-local unicast address is noodzakelijk bij
een ipv6 netwerk, een global unicast address is niet noodzakelijk.
Een "global unicast address" is een uniek IPv6-adres dat wereldwijd routbaar is op het internet.
Bedoeld voor communicatie buiten het lokale netwerk.
Een "link-local unicast address" is specifiek bedoeld voor communicatie op het lokale
netwerksegment (hetzelfde subnet). Wordt automatisch toegewezen aan een interface.